ECLI:NL:OGEAA:2022:284

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202101590
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen bestreden beslissing inzake vergunning voor hotelbouw

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben appellanten beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu, die op 4 februari 2021 hun bezwaar tegen de vergunning voor de bouw van een hotel te Sero Colorado niet-ontvankelijk verklaarde. De appellanten, die allen in Aruba wonen, hebben op 9 juli 2021 beroep ingesteld, maar dit werd pas meer dan twee maanden na de kennisgeving van de bestreden beslissing gedaan. De rechter oordeelde dat de appellanten, gelet op artikel 28 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), zo spoedig mogelijk beroep hadden moeten instellen, maar dat zij dit niet hebben gedaan. De rechter concludeerde dat de omstandigheden die door de appellanten zijn aangevoerd hen niet hebben belet om tijdig beroep in te stellen, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.

De uitspraak werd gedaan op 7 maart 2022, waarbij de rechter de appellanten erop wees dat zij bij het indienen van een hoger beroep een afschrift van deze uitspraak moeten bijvoegen. De rechter benadrukte dat het hogerberoepschrift binnen zes weken na de dagtekening van de uitspraak moet worden ingediend, en dat er griffierechten verschuldigd zijn voor het instellen van hoger beroep. De zaak illustreert de strikte termijnen en procedures die gelden in het bestuursrecht, en de noodzaak voor appellanten om tijdig en correct te reageren op beslissingen van bestuursorganen.

Uitspraak

Uitspraak van 7 maart 2022
Lar nr. AUA202101590

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[Appellant 1],
2.[Appellant 2],
3.[Appellant 3],
4.[Appellant 4],
5.[Appellant 5],
6.[Appellant 6],
7.[Appellant 7],
8.[Appellant 8],
9.[Appellant 9],
10.[Appellant 10],
allen wonend in Aruba,
APPELLANTEN,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. V.M. Emerencia en mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).
met als derde-belanghebbende:
THREE RIVERS REAL ESTATE VBA, hierna: vergunninghoudster,
gevestigd in Aruba,
gemachtigden: de advocaten mr. M.R.M. Reinkemeyer en mr. A.A. Ruiz.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 30 oktober 2019, no. [nummer], heeft verweerder aan vergunninghoudster een vergunning verleend voor de bouw van een hotel te Sero Colorado.
Daartegen hebben appellanten sub 1 en sub 10 op 10 augustus 2020 (pro-forma) bezwaar gemaakt (bezwaar).
Bij beslissing op bezwaar van 4 februari 2021 (de bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar nietontvankelijk verklaard.
Daartegen hebben appellanten op 9 juli 2021 beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaak nummer AUA202101590. Op 16 juli 2021 hebben appellanten hun beroep aangevuld. De griffie van dit gerecht heeft deze aanvulling per abuis aangemerkt als een (nieuw) beroepschrift en geregistreerd onder zaak nummer AUA202102232. Nu dit op een fout berust, zal de zaak met nummer AUA202102232 administratief afgeboekt worden, en zal de zaak met nummer AUA202101590 verder behandeld worden als zijnde het beroep gericht tegen de bestreden beslissing.
Op 10 januari 2021 heeft vergunninghoudster nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 januari 2022, waar appellanten, vertegenwoordigd door appellant sub 1 en mr. Boyce, en verweerder, vertegenwoordigd door mrs. Emerencia en Poeran, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mrs. Reinkemeyer en Ruiz.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

beroep van appellanten sub 2 tot en met sub 9
1. Uit het (pro-forma) bezwaarschrift van 10 augustus 2020 blijkt dat het bezwaar tegen de primaire beschikking door appellanten sub 1 en sub 10 is gemaakt. Daaruit blijkt niet dat het bezwaar ook door of namens appellanten sub 2 tot en met sub 9 is gemaakt. Volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (onder meer de uitspraak van 7 december 2016, ECLI:NL:OGHACMB:2016:180), kan ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Lar, geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende, aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot het oordeel leiden dat appellanten sub 2 tot en met sub 9 dat redelijkerwijs niet kan worden verweten, is het beroep, voor zover ingesteld door appellanten sub 2 tot en met sub 9, niet-ontvankelijk.
beroep van appellanten sub 1 en sub 10
2.1
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lar wordt de beslissing op het bezwaarschrift de indiener uiterlijk op de laatste dag van de termijn toegezonden of uitgereikt, onverminderd artikel 20, tweede lid.
Ingevolge het tweede lid wordt in de beslissing vermeld dat binnen zes weken na de dagtekening daarvan beroep kan worden ingesteld bij het gerecht.
2.2
Ingevolge artikel 27, eerste lid, bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die, waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend.
2.3
Ingevolge artikel 28, eerste lid, wordt een beroepschrift niet ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
3.1
De in beroep bestreden beslissing is gedagtekend 4 februari 2021. Uit het hiervoor weergegeven wettelijk kader volgt dat de beroepstermijn is aangevangen op 5 februari 2021 en geëindigd op 18 maart 2021. Appellanten betogen dat verweerder de bestreden beslissing niet op de in de Lar voorgeschreven wijze aan hen heeft uitgereikt, dat zij de bestreden beslissing pas op 7 juli 2021 bij de Dienst Openbare Werken (DOW) hebben mogen ontvangen, dat zij vervolgens zo spoedig mogelijk daartegen beroep bij het gerecht hebben ingesteld en dat zij daarom moeten worden geacht dat tijdig te hebben gedaan. Naar het oordeel van het gerecht biedt de Lar geen grondslag voor het betoog van appellanten dat de termijn eerst is aangevangen op de dag, nadat de bestreden beslissing door de DOW aan hen is uitgereikt. Geoordeeld moet dus worden dat het beroepschrift van appellanten, dat op 9 juli 2021 is ingediend, buiten de beroepstermijn is ingediend.
3.2
Het gerecht overweegt voorts dat nu verweerder op maandag 3 mei 2021 de op de zaken met nummers AUA202100834 en AUA202100835 betrekking hebbende stukken, waaronder een afschrift van de beslissing op bezwaar van 4 februari 2021, aan het gerecht en aan appellanten heeft toegezonden, daarmee vast is komen te staan dat appellanten in ieder geval op 3 mei 2021 kennis hebben kunnen nemen van de bestreden beslissing. Gelet op artikel 28, derde lid, van de Lar, hadden appellanten zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen twee weken (ECLI:NL:OGHACMB:2016:178), een beroepschrift bij dit gerecht kunnen indienen. Het beroep is echter ruim twee maanden daarna bij het gerecht ingediend. De door appellanten gestelde omstandigheden hadden hen niet hoeven te beletten om, desnoods middels een pro-forma beroepschrift, zo spoedig mogelijk na kennisname van de bestreden beslissing, beroep bij het gerecht in te stellen.
4. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep tegen de bestreden beslissing niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 7 maart 2022, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.