ECLI:NL:OGEAA:2022:271

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202100319
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaald verzoek om toekenning van schadevergoeding en dwangsom wegens niet-nakoming van rechterlijke uitspraak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een herhaald verzoek van de erven van [persoon X] op basis van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding en een dwangsom wegens het uitblijven van een beslissing door de Minister van Toerisme, Volksgezondheid en Sport op een eerder ingediend bezwaar van [persoon X]. De feiten van de zaak zijn complex en omvatten meerdere eerdere uitspraken en verzoeken die door [persoon X] zijn ingediend, waaronder een verzoek om een koffie- en restaurantvergunning B, dat in eerste instantie werd afgewezen. Na verschillende rechtsprocedures, waaronder een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, werd de Minister opgedragen om binnen een bepaalde termijn een beslissing te nemen op het bezwaar van [persoon X]. Echter, deze beslissing bleef uit, wat leidde tot het huidige verzoek van de erven van [persoon X]. Tijdens de zitting op 29 november 2021 werd het verzoek behandeld, waarbij de gemachtigde van de verzoekers aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. Het gerecht oordeelde dat de verzoeken ontvankelijk waren, ondanks het ontbreken van machtigingen van alle erfgenamen bij de indiening van het verzoek. Het gerecht stelde vast dat de Minister nog steeds niet had voldaan aan de eerdere rechterlijke uitspraak en droeg de Minister op om binnen twee maanden een beslissing te nemen op het bezwaar van [persoon X]. Tevens werd een dwangsom van Afl. 500,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Minister in gebreke blijft, met een maximum van Afl. 35.000,-. De Minister werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de verzoekers, begroot op Afl. 350,-.

Uitspraak

Uitspraak van 6 juli 2022
Lar nr. AUA202100319

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

erven [persoon X],

wonenden in Aruba,
VERZOEKERS,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN TOERISME, VOLKSGEZONDHEID EN SPORT,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 14 september 2020 (Lar nr. AUA202001100) heeft het gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden een beslissing dient te nemen op het bezwaar van [persoon X] van 9 februari 2017 (inzake immateriële schadevergoeding wegens het afwijzen van een koffie- en restaurantvergunning B) en heeft het gerecht bepaald dat [persoon X] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,- voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft om een beslissing op het bezwaar te nemen tot een maximum van Afl. 25.000,-.
Op 8 februari 2021 heeft [persoon X] een herhaald verzoek op grond van artikel 53 van de Lar ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 29 november 2021. Verzoekers zijn verschenen bij hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Bij brief van 20 oktober 2016 heeft [persoon X] (hierna: [persoon X]) een verzoek ingediend om toekenning van materiele en immateriële schadevergoeding wegens het afwijzen van zijn aanvraag om verlening van een koffie- en restaurantvergunning B.
1.2
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek heeft [persoon X] op 9 februari 2017 een bezwaarschrift ingediend.
1.3
Tegen het uitblijven van een beslissing op het onder 1.2 genoemd bezwaar heeft [persoon X] op 1 juni 2017 beroep ingesteld bij het gerecht.
1.4
Bij uitspraak van 13 november 2017 (zaaknummer Lar AUA201700976) heeft het gerecht het onder 1.3 genoemd beroep gegrond verklaard, de fictief afwijzende beslissing op het bezwaar van verzoeker vernietigd en heeft het gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van de uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van [persoon X].
1.5
Bij beschikking van 31 januari 2018 heeft verweerder het onder 1.1 genoemd verzoek afgewezen.
1.6
Tegen de onder 1.5 genoemde beschikking heeft [persoon X] op 12 maart 2018 beroep ingesteld.
1.7
Bij uitspraak van 26 november 2018 (Lar nr. AUA201800655) heeft het gerecht het onder 1.6 genoemde beroep ongegrond verklaard.
1.8
Tegen de onder 1.7 genoemde uitspraak heeft [persoon X] hoger beroep ingesteld.
1.9
Bij uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 17 januari 2020 (HLAR nummer AUA2018H00232) heeft het Hof de onder 1.8 genoemde uitspraak vernietigd, het onder 1.6 genoemde beroep gegrond verklaard, de onder 1.5 genoemde beschikking vernietigd en bepaalt dat verweerder binnen drie maanden een nieuwe beschikking dient te nemen.
1.1
Op 23 oktober 2020 heeft [persoon X] een verzoek ex artikel 53 van de Lar ingediend.
1.11
Bij uitspraak van dit gerecht van 14 september 2020 (zaaknummer Lar AUA202001100) heeft het gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden een beslissing dient te nemen op het bezwaar van [persoon X] van 9 februari 2017 en heeft het gerecht bepaald dat [persoon X] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,- voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft om een beslissing op het bezwaar te nemen tot een maximum van Afl. 25.000,-.
1.12
Op 8 februari 2021 heeft verzoeker wederom een verzoek op grond van artikel 53 van de Lar ingediend.
1.13
Op 29 juni 2021 is [persoon X] overleden.
1.14
Op 7 oktober 2021 heeft de gemachtigde machtigingen van drie erfgenamen (zoons) overgelegd.
1.15
Op 7 december 2021 heeft de gemachtigde een additionele machtiging van een vierde erfgenaam (zoon) overgelegd.
Het wettelijk kader
2.1
Ingevolge artikel 51 van de Lar neemt het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing met inachtneming van de uitspraak van de rechter, indien de uitspraak strekt tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing, tenzij artikel 47, vierde lid, is toegepast.
2.2
Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
De standpunten van partijen
3.1
Verzoekers betogen dat verweerder voorbij is gegaan aan een rechterlijke uitspraak, dat een bedrag van Afl. 500,- per dag om alsnog aan de uitspraak van 17 januari 2020 te voldoen geen schrikwekkend effect heeft gehad en verzoekt thans om een dwangsom van Afl. 500,- per dag op te leggen om verweerder ertoe te bewegen om gevolg te geven aan de uitspraak van 17 januari 2020.
3.2
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat er een machtiging van een vierde erfgenaam ontbreekt.
De beoordeling
4.1
De omstandigheid dat de gemachtigde bij de indiening van het verzoek niet over een machtiging van alle erfgenamen van [persoon X] heeft overgelegd, maakt niet dat het verzoek niet-ontvankelijk is. Nog daargelaten dat inmiddels wel een machtiging is overgelegd van een vierde erfgenaam, is voor een ontvankelijk verzoek niet noodzakelijk dat alle erfgenamen te kennen hebben gegeven de procedure van de erflater te willen overnemen. Het verzoek is derhalve ontvankelijk.
4.2
Het gerecht overweegt dat bij het sluiten van het onderzoek niet is gebleken dat verweerder een nieuwe beslissing heeft genomen op het bezwaar van [persoon X] van 9 februari 2017. Aangenomen dient dan ook te worden dat verweerder nog steeds geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van 17 januari 2020 (zie 1.9). De omstandigheid dat het gerecht reeds bij beslissing van 14 september 2020 (zie 1.11) op een verzoek in de zin van artikel 53 Lar heeft beslist, en dat inmiddels de daarbij opgelegde dwangsom is volgelopen, brengt niet mee dat daarmee de verplichting tot nakoming van de uitspraak van 17 januari 2020 is komen te vervallen. Een herhaald verzoek om nakoming, mits binnen een redelijke termijn, is daarom mogelijk.
4.3
Het gerecht ziet aanleiding om verweerder wederom op te dragen om alsnog een beslissing op het bezwaar van [persoon X] te nemen binnen een termijn van twee maanden na dagtekening van deze uitspraak, wederom onder het opleggen van een dwangsom.
4.4
Nu verzoeker met recht onderhavig verzoek heeft gedaan en hierdoor noodzakelijke kosten heeft gemaakt door met een gemachtigde op te treden, zal verweerder in de kosten van dit geding worden veroordeeld. De proceskostenvergoeding kan worden berekend op Afl. 350,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700,-, wegingsfactor 0,25).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
bepaalt dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak alsnog een beslissing dient te nemen op het bezwaar van [persoon X];
bepaalt dat verweerder een dwangsom aan erven [persoon X] verbeurt van Afl. 500,- voor elke dag dat hij in gebreke blijft om na bovengenoemde termijn van drie maanden een beslissing op bezwaar te nemen, met een maximum van Afl. 35.000,-;
veroordeelt verweerder tot betaling van de door verzoeker voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 350,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.