ECLI:NL:OGEAA:2022:25

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
716 van 2021
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke schietpartij op straat met vuurwapen tijdens ruzie, beroep op noodweer verworpen

In deze Arubaanse strafzaak heeft de verdachte op 7 juli 2021 op straat het slachtoffer dodelijk verwond door met een vuurwapen te schieten. De schietpartij vond plaats na een woordenwisseling en een gevecht tussen de verdachte en het slachtoffer. De verdachte heeft verklaard dat hij zich verdedigde tegen een dreigende aanval van het slachtoffer, die volgens hem met een mes op hem afkwam. Echter, het Gerecht heeft deze verklaring verworpen, omdat uit videobeelden blijkt dat de verdachte op korte afstand van het slachtoffer schoot. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twaalf jaren, en de benadeelde partij, de moeder van het slachtoffer, vorderde schadevergoeding. Het Gerecht heeft de verdachte schuldig bevonden aan doodslag en vuurwapenbezit, en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van Afl. 4000,- toegewezen, met een schadevergoedingsmaatregel. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen noodweersituatie was en dat de verdachte volledig verantwoordelijk was voor zijn daden.

Uitspraak

Parketnummer: P-2021/03876
Zaaknummer: 716 van 2021
Uitspraak: 11 februari 2022 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in Aruba,
wonende in Aruba,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2022. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [moeder van het slachtoffer], als moeder van het slachtoffer, heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts:
de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
Afl. 5000,-, de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partij in hetgeen zij overigens heeft gevorderd.
De raadsman heeft, bepleit dat de verdachte ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. dat hij op of omstreeks 7 juli 2021 in Aruba opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] met een vuurwapen een kogel in de borst, althans het lichaam te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
(artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht)
2. dat hij op of omstreeks 7 juli 2021 in Aruba voorhanden heeft gehad een pistool en/of een revolver en/of een of meer scherpe patronen, in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening;
(artikel 3 van de Vuurwapenverordening)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. dat hij op
of omstreeks7 juli 2021 in Aruba opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] met een vuurwapen een kogel in de borst,
althans het lichaamte schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
2. dat hij op
of omstreeks7 juli 2021 in Aruba voorhanden heeft gehad een pistool
en/of een revolver en
/of een of meerscherpe patronen
, in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Aruba.
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Afdeling Divisie Algemene Recherche Sint Nicolaas, administratienummer A1-A88/21, onderzoeksnaam “Stars & Stripes” in de wettelijke vorm opgemaakt en op 1 november 2021 gesloten en ondertekend door [verbalisant 1], onderinspecteur, bij voormeld korps.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
* De
verklaring van de verdachte, op 21 januari 2022 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Ik heb op 7 juli 2021 met een vuurwapen geschoten.
* Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2021 (bijlage AH-01), voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisanten,-zakelijk weergegeven-:
Melding
Op woensdag 7 juli 2021 omstreeks 03:50 uur meldde de dienstdoende centralist de hoofdagent, dat in de eerste zijweg van de binnenstad een schietincident had plaatsgevonden.
Plaats delict
De dienstdoende centralist stuurde een patrouille die een onderzoek stelde in de omgeving van de Rembrandstraat. Gekomen in de caya Captain Robert Rodgers ter hoogte van American Bar & Restaurant, troffen verbalisanten enkele bloedsporen, maar er was niemand ter plaatse.
Waarneming
Omstreeks 03:55 uur, reden wij verbalisanten vanuit de parkeerplaats van de politiewacht Sint Nicolaas richting de binnenstad, toen wij een grijze personenauto, op dat moment zagen. De medepassagier van deze grijze auto zwaaide naar ons de patrouille om hen te volgen. Wij besloten toen in de richting van IMSAN te gaan, gezien de melding van schiet incident. Gekomen bij de IMSAN, voor de ingang was de grijze personenauto geparkeerd. Wij verbalisanten zagen hoe twee personen een andere man vanuit de medepassagier ruimte van de grijze auto de IMSAN binnendroegen. Wij, verbalisanten zagen dat de auto verschillende bloedsporen had. Wij, verbalisanten spraken één van deze personen, genaamd [getuige 1] die verklaarde dat zij hun vriend [slachtoffer], na het horen van een woordenwisseling en een harde klap tussen [slachtoffer], zijn vriendin [getuige 2] en een groep mannen, hem op de vloer zagen liggen.
Doodconstatering
Op 7 juli 2021 constateerde dokter Parra, bij de IMSAN, de dood van de man genaamd [slachtoffer].
* Een proces-verbaal van bevinding videobeelden d.d. 8 juli 2021 (bijlage AH-07), voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisant,-zakelijk weergegeven-:
Op 7 juli 2021 vond een schietincident plaats ter hoogte van de American Bar aan de Caya Captain Rogers in Sint Nicolaas. Hierbij werd een man door de kogels getroffen. Het slachtoffer rende weg, maar zakte enkele meters verderop in elkaar en viel op de grond. Bij de IMSAM, kwam het slachtoffer, in leven zijnde genaamd: [slachtoffer]
, geboren in [geboorteplaats slachtoffer] op [geboortedatum slachtoffer], naar aanleiding van de opgelopen verwondingen van bedoeld schietincident te overlijden
.
In verband met dit lopend onderzoek, met zaaknaam “Stars & Stripes”, heb ik, verbalisant, op 8 juli 2021, de videobeelden die op 7 juli 2021 tussen 02:00 uur en 04:00 werden opgenomen door de beveiligingscamera’s van de American Bar, nader bekeken.

CH2 07/07/2021 03:52:09 AM

De NN1-man haalt naar aanleiding hiervan meteen uit met zijn linkerhand tegen het gezicht van de NN3-man, die als gevolg hiervan een stap achteruit doet.
De NN2-man haalt zijn hand uit zijn tasje, loopt richting de NN3-man en richt zijn beide handen naar de NN3-man.

CH2 07/07/2021 03:52:12 AM

Er is vervolgens een flits te zien bij de handen van de NN2-man. De NN2-vrouw, de NN1-man en de NN1-vrouw blijven stilstaan. De overige personen beginnen te rennen in oostelijke richting.

CH2 07/07/2021 03:52:15 AM

De NN2-man, bij de voorzijde van zijn auto gekomen, lost wederom een schot. Er is wederom een flits te zien. De NN2-vrouw en NN1-man lopen nu ook in oostelijke richting.

CH1 07/07/2021 03:52:15 AM

Onder tussen is er een blanke man met fors postuur, gekleed in een zwart shirt met witte opdruk, een zwart petje en een korte spijkerbroek bij het groepje voor de witte en zwarte auto’s weggelopen en ook dichterbij de anderen gekomen.
Er is nu te zien dat de NN2-man bij de voorzijde van zijn auto is gekomen en dat hij twee schoten lost. Er zijn namelijk twee flitsen te zien, die uit het vuurwapen van de NN2-man komen.

CH1 07/07/2021 03:52:34 AM

De NN3-man is langs de linkerzijde van de Spark gelopen en gaat voor de auto langs in westelijke richting. Gekomen bij de rechter voorhoek zakt hij in elkaar.
Op 7 juli 2021 werden de ontvangen videobeelden van de American Bar oppervlakkig bekeken. Hierbij werden, naar aanleiding van overige videobeelden, de navolgende personen herkend.
De NN2-man werd door de collega’s [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] herkend als zijnde de man genaamd [verdachte] geboren op Aruba op [geboortedatum], en de NN1-man herkend als zijnde de man genaamd [getuige 3], geboren op Aruba op [geboortedatum 3].
De NN2-vrouw werd door de collega [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] herkend als zijnde de vrouw genaamd [getuige 2] geboren op Aruba op [geboortedatum getuige 2].
* Een proces-verbaal van
het gerechtelijke sectieverslag van het slachtoffer[slachtoffer]
(bijlage FD-2)opgemaakt en ondertekend d.d.
8 november 2021, als relaas van de verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op 8 juli 2021 werd door de patholoog-anatoom dr. R. Gogorza in het mortuarium van het Dokter Horacio E. Oduber Hospitaal gerechtelijke sectie verricht op het lijk van het slachtoffer genaamd:
Naam : [achternaam slachtoffer]
Voornaam : [voornaam slachtoffer]
Geboorteplaats : [geboorteland]
geboortedatum : [geboortedatum]
Doodsoorzaak
Van de patholoog-anatoom hebben wij, verbalisanten, vernomen dat de kogel de linkerlong, de aorta en het hart heeft geperforeerd en dat het slachtoffer hierdoor is overleden.
* Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 8 juli 2021 (bijlage G-4), voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige,-zakelijk weergegeven-:
Ik had een vaste relatie met [slachtoffer]. Ik had ook een intieme relatie met de man genaamd [verdachte]. Op de avond van 7 juli 2021 hoorde ik plotseling een auto krachtig remmen. Ik zag toen een klein grijze auto die voor mij was gestopt. Bedoelde auto had midden op de rijbaan gestopt en ik zag [slachtoffer] uit bedoelde auto stappen. [slachtoffer] was boos. Hij wilde niet weg gaan en dat ik daar bleef. Er ontstond een hevig woordenwisseling en vervolgens een gevecht tussen ene [getuige 3] en [slachtoffer]. Tijdens het gevecht hoorde ik op een gegeven moment een harde knal, een schot van een vuurwapen. Ik had ook de vonk van het afgevuurde wapen gezien. Hierna zag ik [slachtoffer] in een onvaste stand wegrennen waarna hij aan de muur ging vasthouden. “My lover killed my other lover”.
De eigen waarneming van het Gerecht ter terechtzitting van 21 januari 2022 van de aldaar afgespeelde videobeelden, inhoudende dat het gerecht heeft waargenomen dat de verdachte op korte afstand van het slachtoffer een vuurwapen in het richting van het slachtoffer afvuurde en kort daarna nog tweemaal een schot loste, hetgeen kon worden vastgesteld door het waarnemen van twee lichtflitsen, komende uit het door de verdachte ter hand genomen vuurwapen.
Bewijsoverwegingen
De verdachte ontkent het slachtoffer met een vuurwapen te hebben gedood. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij in de nacht van 6 op 7 juli 2021 met een paar mensen zat te chillen waaronder ene [getuige 3] en een bekende van hem, de als getuige gehoorde vrouw [getuige 2], ook [getuige 2] genoemd. De verdachte heeft verklaard dat op een gegeven moment een auto was gestopt, waaruit drie mannen waren gestapt (onder wie het slachtoffer) die hem begonnen te bedreigen. Volgens de verdachte heeft het slachtoffer een mes ter hand genomen en hem daarmee aangevallen. De verdacht heeft daarop het vuurwapen dat hij bij zich had ter hand genomen en daarmee ter afschrikking naast het slachtoffer geschoten. Er was nog een persoon met een vuurwapen aanwezig die tevens schoten heeft gelost. Deze moet het slachtoffer dodelijk hebben geraakt, aldus de verdachte ter terechtzitting. De verdachte heeft verklaard slechts één schot te hebben gelost, welk schot niet op het slachtoffer gericht was.
Het Gerecht hecht geen geloof aan verdachtes verklaring, inhoudende dat niet hij maar een ander het slachtoffer dodelijk heeft getroffen. Weliswaar is op de videobeelden te zien dat ook een andere persoon gedurende het schietincident een vuurwapen in zijn hand hield, doch op deze beelden is niet waar te nemen dat deze persoon daarmee heeft geschoten. Wel is te zien dat de verdachte op korte afstand van het slachtoffer een schot lost in diens richting. Dat hij hierbij naast het slachtoffer heeft gericht en het slachtoffer ook niet heeft geraakt is niet geloofwaardig. Daartoe overweegt het Gerecht dat op geen enkele wijze steun kan worden gevonden voor verdachtes stelling dat niet hij maar de andere persoon met het vuurwapen het dodelijke schot heeft gelost. Naast de omstandigheid dat dit laatste niet op de videobeelden valt waar te nemen, doet ook verdachtes verklaring dat hij slechts één schot heeft gelost – welke het slachtoffer zou hebben gemist – ernstig afbreuk aan zijn relaas van de gebeurtenissen. Immers, op de videobeelden is duidelijk te zien dat de verdachte na het eerste schot zijn vuurwapen nog minstens tweemaal heeft afgevuurd. Ook de verklaring van de als getuige gehoorde [getuige 2] wijst erop dat verdachte het dodelijke schot heeft gelost. Zij heeft verklaard dat zij tijdens het incident in de directe nabijheid van de verdachte en het slachtoffer stond – hetgeen ook op de videobeelden is waar te nemen – en dat zij kort na een gevecht tussen ene [getuige 3] en het slachtoffer zij de knal van een vuurwapen schot had gehoord, een flits (vonk) van het afgevuurde wapen had gezien en dat hierna het slachtoffer in een onvaste stand probeerde te rennen terwijl hij zich aan de muur ging vasthouden. Aan de geloofwaardigheid van de door de verdachte ter zitting afgelegde verklaring doet verder afbreuk de omstandigheid dat hij tijdens zijn verhoor bij de politie heeft erkend op het slachtoffer te hebben geschoten – zij het uit zelfverdediging – en daarbij op geen enkele wijze heeft aangegeven dat niet hij maar een ander het slachtoffer heeft geraakt. Evenmin heeft hij toen verklaard naast het slachtoffer te hebben gericht.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting concludeert het Gerecht dan ook dat het niet anders kan zijn dat de verdachte degene is geweest die opzettelijk van kort afstand op het slachtoffer heeft geschoten waardoor het slachtoffer hierdoor is komen te overlijden. Het Gerecht is van oordeel dat de ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid
Noodweer
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het slachtoffer opgewonden en boos op hem af was gelopen en dat het slachtoffer hem met de dood had bedreigd . Tevens heeft de verdachte verklaard dat het slachtoffer daadwerkelijk met een mes op hem afkwam met de kennelijke bedoeling hem daarmee aan te vallen. Hij zag zich op dat moment genoodzaakt zich te verdedigen en heeft toen een schot in de richting van (maar naast) het slachtoffer gelost.
Een beroep op noodweer kan slechts slagen indien het begane feit geboden is door de noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Dat in het onderhavige geval sprake was van een dergelijke (dreigende) aanranding is niet aannemelijk geworden. Weliswaar is op de videobeelden te zien dat het slachtoffer zich opgewonden en mogelijk agressief gedroeg, doch de fysieke dreiging van het slachtoffer lijkt veeleer op anderen dan de verdachte te zijn gericht. Het enige waarneembare handgemeen direct voorafgaande aan het door de verdachte geloste eerste schot had plaats tussen het slachtoffer en een andere persoon. Verder is op de videobeelden niet waar te nemen dat het slachtoffer een mes in zijn hand had en daarmee dreigende bewegingen richting de verdachte heeft gemaakt. In dit verband doet ook de omstandigheid dat de verdachte volgens het proces-verbaal van verhoor bij de politie heeft verklaard dat het slachtoffer een vuurwapen in zijn hand had, afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring ter terechtzitting. Dat ter plaatse wel een mes is aangetroffen is onvoldoende om verdachtes relaas aannemelijk te achten, nu er verder geen aanwijzingen zijn dat het slachtoffer degene is geweest die dat mes in handen heeft gehad. Ook de als getuige gehoorde [getuige 2] maakt er geen melding van dat het slachtoffer in het bezit was van een mes.
Weliswaar blijkt uit de videobeelden dat het slachtoffer opgewonden was, en dat er op zeker moment wordt geduwd en gevochten, maar op geen enkel moment is aannemelijk geworden dat de verdachte gerechtvaardigd mocht aannemen dat hij zich in een dreigende situatie bevond en zich tegen het slachtoffer moest verdedigen door een schot in zijn richting te lossen.
Naar het oordeel van het Gerecht was er derhalve geen sprake van een noodweersituatie en wordt het verweer op (putatief) noodweer verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
2. Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze verordening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte, een jongeman van 22 jaar oud, heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag en vuurwapenbezit. De verdachte heeft van korte afstand een schot gelost op het slachtoffer kennelijk om op deze wijze een ruzie te beslechten. Het schot heeft de linkerlong, hart en aorta van het slachtoffer geperforeerd waardoor het slachtoffer hierdoor is komen te overlijden. Verdachte heeft door zijn handelen het slachtoffer beroofd van het hoogste goed dat de mens bezit, te weten het leven. Bij de nabestaanden heeft hij groot en onherstelbaar leed toegebracht. Verdachte is geheel voorbijgegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt, daar het feiten zijn met een agressief en gewelddadig karakter. Het Gerecht acht het zeer kwalijk dat verdachte niet geschroomd heeft om op de openbare weg in aanwezigheid van een groep mensen met een vuurwapen te schieten. Voorts rekent het Gerecht de verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft willen nemen.
Tevens kan het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie gevaarlijke situaties met zich mee brengen. In dit geval heeft dit gevaar zich in zijn meest extreme vorm geopenbaard. Vuurwapenbezit behoort daarom tot een categorie feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De verdachte is, zo blijkt uit zijn strafkaart, niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Het Gerecht heeft voorts acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Hierin wordt voor doodslag als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10-12 jaren gegeven.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat onvoorwaardelijk gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De moeder van het slachtoffer, [moeder van het slachtoffer], heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 12.000, - bestaande uit begrafeniskosten en toekomstige alimentatiekosten voor haar kleinzoon (zoon van het slachtoffer).
De verdediging heeft de vordering gedeeltelijk betwist en aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [moeder van het slachtoffer] als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een
een bedrag van Afl. 4000,- [vier duizend gulden] voor begrafeniskosten van het slachtoffer. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige, voor wat betreft extra kosten ten aanzien van de begrafenis en alimentatiekosten voor het kind van het slachtoffer, niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:78 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidde(n) ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
twaalf [12] jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [moeder van het slachtoffer] geleden schade toe tot een bedrag van
Afl. 4000,- (zegge: vier duizend gulden),en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [moeder van het slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Afl. 4000,- (zegge: vier duizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door tachtig (80) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, (zittingsgriffier), en op 11 februari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
Arubaanse strafzaak: Verdachte heeft op straat op het slachtoffer vanuit een korte afstand dodelijk met een vuurwapen geschoten om een ruzie te beslechten. Beroep op noodweer wordt verworpen. Vordering benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van Afl. 4000,- met de behorende schadevergoedingsmaatregel.