ECLI:NL:OGEAA:2022:144

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
AUA202200988
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van ministeriële beschikkingen inzake de leiding van DIMAS

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 30 mei 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad door de verzoekster, de Minister van Arbeid, Energie en Integratie. De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen ministeriële beschikkingen die haar bevoegdheden als directeur van het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS) inperken. De bestreden beschikkingen zijn genomen naar aanleiding van een gebrek aan vertrouwen van de verweerder in de verzoekster, wat heeft geleid tot een wijziging in de leiding van DIMAS en de instelling van een Managementteam dat toezicht houdt op de dagelijkse leiding.

De verzoekster stelt dat de bestreden beschikkingen niet in stand kunnen blijven, omdat zij bij landsbesluit is benoemd tot directeur van DIMAS en dat de verweerder niet bij ministeriële beschikking kan afwijken van deze aanstelling. Het Gerecht overweegt dat de bestreden beschikkingen een inbreuk maken op de hiërarchische verhoudingen binnen DIMAS en dat deze maatregelen de rechtspositie van de verzoekster als ambtenaar rechtstreeks raken. Het Gerecht concludeert dat de bestreden beschikkingen vermoedelijk in de bodemprocedure geen stand zullen houden en schorst deze om onevenredig nadeel voor de verzoekster te voorkomen.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtspositie van ambtenaren en de noodzaak om bij het nemen van besluiten rekening te houden met de wettelijke kaders en de hiërarchische structuren binnen overheidsinstanties. De beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken in raadkamer, waarbij tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

Uitspraak van 30 mei 2022
Gaza nr. AUA202200988

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een beslissing bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Verzoekster],

wonend te Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd.

PROCESVERLOOP

Bij ministeriële beschikking van 10 maart 2022 heeft verweerder dhr. [persoon X], Hoofd Bedrijfsvoering, tevens belast met de dagelijkse leiding van het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS), mandaat verleend om namens verweerder te beslissen omtrent daarin nader omschreven aanvragen, gedaan op grond van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (Ltu), waaronder aanvragen om toelating en de ter zake te nemen beslissingen op bezwaar. Deze beschikking behelst tevens de intrekking van een eerdere ministeriële beschikking waarin het hiervoor omschreven mandaat gelijkelijk aan verzoekster was toegekend.
Bij ministeriële beschikking van eveneens 10 maart 2022 heeft verweerder een Managementteam ingesteld en daarbij onder meer bepaald dat het is belast met de algehele (dagelijkse) leiding van DIMAS.
Bij ministeriële beschikking van 15 maart 2022 heeft verweerder laatstbedoelde ministeriële beschikking in zoverre gewijzigd, dat het Managementteam onder andere als taak zal hebben het houden van toezicht op de algehele (dagelijkse) leiding van DIMAS. Daarbij is voorts bepaald dat de dagelijkse operationele leiding van DIMAS verantwoording aflegt aan het Managementteam, dat bovendien adviezen, begeleiding en richtlijnen geeft aan (de dagelijkse operationele leiding van) DIMAS.
Tegen voornoemde ministeriële beschikkingen (hierna gezamenlijk aan te duiden als: de bestreden beschikkingen) heeft verzoekster op 11 april 2022 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Bij verzoekschrift van 8 april 2022 heeft verzoeker tevens gevraagd om een beslissing bij voorraad als bedoeld in artikel 94 van de La.
Het verzoekschrift is op 16 mei 2022 behandeld in raadkamer. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de La kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
1.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 94 van de La neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de rechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
1.3
Een verzoek om voorlopige voorziening kan worden toegewezen als redelijkerwijs kan worden betwijfeld of de bestreden beschikking in de bodemprocedure in stand zal blijven.
1.4
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de La – voor zover hier van belang – oordeelt over de beschikkingen, handelingen en weigeringen (om te beschikken of te handelen) ten aanzien van ambtenaren als zodanig, door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenarenzaken en in hoger beroep de raad van beroep in ambtenarenzaken.
1.5
Ingevolge artikel 35, vierde lid, van de La is niet ontvankelijk het bezwaar, in zover het gericht is tegen algemeen verbindende voorschriften.
1.6
Ingevolge artikel II.5 van de Staatsregeling van Aruba worden bij landsverordening ministeries ingesteld. Zij staan onder leiding van een minister.
1.7
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Landsverordening instelling ministeries 2022 wordt ingesteld het ministerie van Arbeid, Energie en Integratie.
1.8
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening instelling ministeries 2022 heeft een minister de leiding van en is hij verantwoordelijk voor een ministerie.
1.9
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Landsverordening instelling ministeries 2022 wordt bij landsbesluit wordt bepaald uit welke diensten een ministerie bestaat.
Ingevolge het tweede lid worden diensten binnen een ministerie ingesteld bij landsbesluit. Het landsbesluit regelt de organisatie en taken van een dienst.
De bevoegdheid van het gerecht
2.1
Door verweerder is in de eerste plaats aangevoerd dat het gerecht in ambtenarenzaken niet bevoegd is kennis te nemen van het tegen de bestreden beschikkingen ingediende bezwaar en derhalve evenmin van het onderhavige verzoek om een beslissing bij voorraad. Daartoe wordt betoogd dat de onderhavige besluiten betrekking hebben op de inrichting van het onder de leiding van verweerder staande ministerie en als zodanig van algemene strekking zijn en verzoekster derhalve niet rechtstreeks in haar rechtspositie als ambtenaar raken. Daarom is geen sprake van een ten aanzien van een ambtenaar als zodanig genomen beslissing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de La, waarover de ambtenarenrechter kan oordelen.
2.2
Verder heeft verweerder betoogd dat de bestreden beschikkingen algemene verbindende voorschriften zijn, zodat ook artikel 35, vierde lid, van de La zich ertegen verzet dat de ambtenarenrechter zich daarover inhoudelijk uitspreekt.
2.3
Deze betogen falen. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is vooralsnog voldoende aannemelijk geworden dat de bestreden besluiten zijn genomen naar aanleiding van de omstandigheid dat verweerder geen vertrouwen meer heeft in verzoekster. Daarin ligt onder meer ten grondslag dat hij haar mede verantwoordelijk houdt voor het achterwege blijven van, volgens verweerder, noodzakelijke verbeteringen in de bedrijfsvoering van DIMAS. De bestreden beschikkingen hebben tot gevolg dat verzoekster de essentiële bevoegdheden die haar ingevolge haar aanstelling als directeur van DIMAS toekomen, niet meer kan uitoefenen. Zij kunnen derhalve redelijkerwijs niet anders gezien worden dan als een ten aanzien van verzoekster getroffen maatregel met als doel haar op een zijspoor te stellen. Dit raakt haar rechtspositie als ambtenaar rechtstreeks, zodat het gerecht in ambtenarenzaken bevoegd is om van het bezwaar en het verzoek om een beslissing bij voorraad kennis te nemen.
2.4
De bestreden beschikkingen zijn evenmin aan te merken als algemeen verbindende voorschriften, reeds omdat niet gebleken is van een wettelijke bepaling waaraan zij hun algemeen verbindende karakter kunnen ontlenen.
De beoordeling van het verzoek
3.1
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de bestreden beschikkingen niet in stand kunnen blijven, en voert hiertoe –samengevat – aan dat zij bij landsbesluit is benoemd in de functie van directeur van DIMAS met de daarbij behorende bevoegdheden en dat daarvan niet bij ministeriële beschikking kan worden afgeweken. Zij ontkend overigens dat er enige gegronde reden is voor het nemen van de ten aanzien van haar getroffen maatregelen.
3.2
Bij landsbesluit van 3 augustus 2006 is DIMAS ingesteld. Aan deze directie is, kort gezegd, als hoofdtaak opgedragen het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid inzake de toepassing van de Ltu. In dit landsbesluit is voorts bepaald dat met de leiding van DIMAS is belast een directeur.
3.3
Niet betwist is dat verzoekster als directeur van DIMAS is aangesteld. Uit hoofde van die aanstelling is zij ingevolge voornoemd landsbesluit belast met de leiding van DIMAS. Het gerecht stelt met verzoekster vast dat de bestreden beschikkingen tot gevolg hebben dat zij in feite nog slechts in naam de leiding over DIMAS heeft. Hoewel in de bestreden beschikking van 15 maart 2022 niet langer is bepaald dat de algehele leiding van DIMAS bij het Managementteam berust, laat dit onverlet dat verzoekster onder toezicht van het Managementteam staat en daaraan verantwoording dient af te leggen en zelfs de richtlijnen van het Managementteam in acht dient te nemen. Dit is een zodanige inbreuk op de hiërarchische verhoudingen, dat geoordeeld moet worden dat deze zich niet verdraagt met de verzoeksters bevoegdheden zoals die voortvloeien uit de Staatsregeling, de Landsverordening instelling ministeries 2022 en het landsbesluit van 3 augustus 2006. Op die bevoegdheden kan verweerder niet bij ministeriële beschikking wezenlijk inbreuk maken. Ook de beschikking waarbij de bevoegdheden om namens verweerder te beslissen omtrent aanvragen om toelating met uitsluiting van verzoekster aan een aan haar ondergeschikte zijn toebedeeld, maakt naar het oordeel van het gerecht een te grote inbreuk op de uit haar aanstelling als directeur van DIMAS voortvloeiende hiërarchie. Dit alles leidt het gerecht tot de conclusie dat de bestreden beschikkingen zijn genomen in strijd met de wet en in de bodemzaak vermoedelijk geen stand zullen houden.
.
3.4
Het gerecht ziet hierin aanleiding om ter voorkoming van onevenredig nadeel voor verzoekster de bestreden beschikkingen te schorsen. Het gerecht volgt verweerder in dit verband niet in zijn betoog dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij een dergelijke voorlopige voorziening, nu zij in het bezit blijft van haar volledige bezoldiging. Het belang van een ambtenaar bij het treffen van een voorziening bij voorraad gaat verder dan alleen het ontvangen van bezoldiging. Ook bij het op zinvolle wijze kunnen blijven uitoefenen van de functie waarin zij in aangesteld heeft verzoekster een voldoende spoedeisend belang.
3.5
Aan hetgeen partijen verder verdeeld houdt komt het gerecht, gelet op het bovenstaande, niet meer toe.
4. Beslist wordt dan ook als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- schorst de bestreden beschikkingen, totdat op het daartegen gemaakte bezwaar zal zijn beslist.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken in raadkamer op 30 mei 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.