ECLI:NL:OGEAA:2022:139

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
AUA202100479
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van Bestuur en inzage in convenant tussen Land Aruba en Valero Refinery

In deze zaak hebben appellanten, wonend in Aruba, beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister van Algemene Zaken, Wetenschap, Innovatie en Duurzame Ontwikkeling, die hun verzoek om inzage in een convenant tussen het Land Aruba en Valero Refinery Aruba had afgewezen. De minister stelde dat er geen dergelijk convenant bestond, en dit werd bevestigd in de uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 7 februari 2022. Appellanten voerden aan dat het van groot belang was om inzage te krijgen in het document, omdat zij als wijkbewoners mogelijk schade hadden opgelopen door het illegaal storten van asbesthoudend afval nabij hun woningen. Het gerecht oordeelde dat, hoewel de minister had gesteld dat het convenant niet bestond, appellanten procesbelang hadden bij hun beroep, omdat er mogelijk andere documenten waren die relevant konden zijn voor hun zaak. De rechter concludeerde dat de beslissing van de minister om geen inzage te verlenen op goede gronden was genomen, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van transparantie in bestuurszaken, maar ook de grenzen van de openbaarheid van documenten.

Uitspraak

Uitspraak van 7 februari 2022
Lar nr. AUA202100479

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellanten],

beiden wonend in Aruba,
APPELLANTEN,
procederend in persoon,
gericht tegen:

De minister van Algemene Zaken, Wetenschap, Innovatie en Duurzame ontwikkeling,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 1 oktober 2020 heeft verweerder het verzoek van appellanten om een afschrift te mogen ontvangen van het convenant tussen Land Aruba en Valero Refinery Aruba (Valero), afgewezen.
Daartegen hebben appellanten op 29 oktober 2020 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar hebben appellanten op 22 februari 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 30 april 2021 een verweerschrift ingediend, en daarbij een kopie van de beslissing van verweerder van 15 april 2021 op het bezwaar van appellanten, aangehecht.
Appellanten hebben op 29 november 2021 nadere stukken per email ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 6 december 2021, alwaar zijn verschenen appellanten in persoon, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Bij beslissing van 15 april 2021 heeft verweerder alsnog op het bezwaarschrift van appellanten beslist en het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Verweerder heeft betoogd dat gelet hierop, het onderhavige beroep van appellanten, gericht tegen het uitblijven van een beschikking op het bezwaar, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
1.2
Appellanten hebben ter zitting te kennen gegeven dat zij tegen de beslissing van 15 april 2021 geen rechtsmiddel hebben aangewend.
1.3
Het gerecht overweegt als volgt.
Volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (onder meer de uitspraak van 20 november 2015, ECLI:NL:OGHACMB:2015:33) dient, indien na het instellen van beroep tegen het uitblijven van een beschikking op bezwaar alsnog een reële beschikking wordt gegeven waarbij het bezwaar geheel of gedeeltelijk ongegrond wordt verklaard en tegen die reële beschikking geen beroep is ingesteld, het gerecht het beroep tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het gemaakte bezwaar te beoordelen aan de hand van de daartegen gedurende de procedure aangevoerde inhoudelijke gronden. In geval van vernietiging van de fictieve afwijzing kan dit ertoe leiden dat het betrokken bestuursorgaan in de zaak moet voorzien op een wijze die ook betekenis heeft voor de reële beschikking, ook al is daartegen geen beroep ingesteld. De desbetreffende partij houdt onder die omstandigheden dan ook procesbelang bij het beroep tegen de fictieve afwijzing.
1.4
Gelet hierop hebben appellanten procesbelang bij een beslissing op onderhavig beroep. Zij zijn dan ook niet op deze grond niet-ontvankelijk in hun beroep.
Standpunten van partijen
2.1
Appellanten kunnen zich niet verenigen met de beslissing van verweerder on hen inzage te verlenen in het document waarin staat dat met medeweten van het Land toestemming is gegeven aan de houders van de Hindervergunning (nummer [nummer]), om asbesthoudend afval op het terrein van de raffinaderij te storten. Daarbij hebben zij zich op het standpunt gesteld dat het van eminent belang is voor hen om inzage te krijgen in dit document, om vast te stellen of inderdaad onrechtmatig is gehandeld. Dit, omdat zij als wijkbewoners mogelijk schade hebben opgelopen als gevolg van het illegaal storten van asbesthoudend afval op nauwelijks 100 meter afstand van hun woning.
2.2
Verweerder heeft aangevoerd dat er geen convenant is gesloten tussen Land Aruba en Valero, waarvan appellanten een afschrift wensen te ontvangen.
De feiten
3.1
Appellanten hebben op grond van de Landsverordening Openbaarheid van Bestuur (LOB) verzocht om een afschrift te ontvangen van het convenant tussen Land Aruba en Valero Refinery Aruba (Valero).
3.2
Bij beschikking van 1 oktober 2020 heeft verweerder appellanten bericht dat er tussen Land Aruba en Valero geen convenant is gesloten waarvan zij op grond van de LOB een afschrift wensen te ontvangen. In die beschikking staat verder – voor zover hier van belang – het volgende:
“ (…) Een Amerikaans bedrijf zou in opdracht van Valero een werkdocument hebben opgesteld waarin wordt beschreven hoe het opbergen, bewaren en opslaan van asbest zal worden gedaan. Land Aruba is geen partij geweest bij het opstellen van genoemd document aangezien het alleen Valero en het bedrijf aangaat. Gelet hierop kan Land Aruba geen gevolg geven aan uw verzoek. (…)”
3.3
Hiertegen hebben appellanten op 30 oktober 2020 bezwaar gemaakt. In dat bezwaar hebben appellanten als gronden aangevoerd, dat de Procureur-Generaal tijdens de zitting ter behandeling van hun verzoek om het OM te gelasten onderzoek te verrichten naar het onrechtmatig deponeren van asbestafval te Lago Heights, het woord “convenant” heeft gebruikt. Verder volgt uit het document “Approach for consolidation and capping of asbestos containing materials” dat er een schriftelijke overeenstemming is over de overdracht van de raffinaderij aan het Land en Valero. Hierin zijn duidelijke afspraken gemaakt over wat te doen met asbesthoudend afval. Ook de raad van Advies noemt in het advies van 31 augustus 2016 een Memorandum of Understanding tussen het Land en Valero van 5 mei 2011.
3.4
Bij de beslissing van 15 april 2021 heeft verweerder het bezwaar van appellanten ongegrond verklaard, wederom omdat er tussen het Land en Valero geen convenant is gesloten.
Het wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 1, eerste lid van de LOB, wordt onder document begrepen, een bij de minister wie het aangaat berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
Op grond van artikel 2, eerste lid van de LOB kan een ieder de minister schriftelijk verzoeken om informatie, neergelegd in documenten.
De beoordeling
5.1
In dit geval luidt de beslissing van de minister telkens dat het document, namelijk een convenant tussen het Land en Valero, niet bestaat zodat – zo begrijpt het gerecht – er geen informatie kan worden verschaft.
5.2
In dit geval is uit de stukken in het dossier, noch het verhandelde ter zitting vast komen te staan dat het specifieke convenant, waarvan appellanten afschrift willen, bestaat. Van een niet bestaand document kan uiteraard geen informatie worden verschaft. Dit laat onverlet dat er wellicht andere documenten bestaan met betrekking tot de verwerking c.q. storting van asbesthoudend afval op het terrein van de raffinaderij, waar appellanten informatie over kunnen verzoeken. Een beoordeling hierover gaat evenwel de grenzen van dit geschil te buiten.
5.3
De bestreden beslissing is dan ook op goede gronden genomen, zodat het beroep ongegrond is.
6. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).