ECLI:NL:OGEAA:2021:93

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
AUA202001821
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van achterstallig loon door werkgever aan werknemer met arbeidsongeschiktheid

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, een werknemer met een ernstige visuele beperking, een verzoek ingediend tegen zijn werkgever, een eenmanszaak, wegens betaling van achterstallig loon. De procedure begon met een verzoekschrift op 12 augustus 2020, gevolgd door een verweerschrift op 6 oktober 2020 en een mondelinge behandeling op 10 november 2020. De werknemer, die sinds 2013 in dienst was, stelde dat hij recht had op betaling van achterstallig loon en vakantiedagen, omdat zijn werkgever niet aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De werkgever betwistte de hoogte van de gewerkte uren en deed een beroep op verjaring van de vordering.

De rechter oordeelde dat de werkgever niet voldoende bewijs had geleverd om de betwisting van de gewerkte uren te onderbouwen. De rechter concludeerde dat de werknemer recht had op een bedrag van Afl. 13.148,50, bruto, vermeerderd met wettelijke verhogingen, en dat de werkgever in gebreke was gebleven met de betaling van het achterstallige loon. De rechter verleende de werknemer toestemming om kosteloos te procederen en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan op 16 maart 2021.

Uitspraak

Beschikking van 16 maart 2021
Behorend bij E.J. AUA202001821
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[naam eenmanszaak],
gevestigd in Aruba,
VERWEERSTER,
hierna ook te noemen: [naam eenmanszaak],
gemachtigde: de advocaat mr. lic. B.M. de Sousa.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 12 augustus 2020;
- het verweerschrift, ingediend op 6 oktober 2020;
- de aanvullende producties zijdens partijen, ingediend op 9 november 2020;
- de pleitnota van [verzoeker];
- de mondelinge behandeling op 10 november 2020;
- de akte uitlating d.d. 15 december 2020 van [naam eenmanszaak], waarbij is medegedeeld dat partijen geen regeling hebben bereikt.
1.2
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verzoeker] is sinds 2013 voor onbepaalde tijd in loondienst van [naam eenmanszaak], laatstelijk in de functie van ‘
security guard’tegen een loon van Afl. 8,- per uur.
2.2
Vanaf 8 november 2017 is [verzoeker] wegens zijn ernstige visuele beperking arbeidsongeschikt. In verband daarmee heeft [verzoeker] ziektegeld ontvangen van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVb).
2.3
Het ziekengeld is vanaf 8 november 2017 tot 24 januari 2018 aan [naam eenmanszaak] uitgekeerd, ten bedrage van Afl. 3.072,-, bruto (pleitnota van [verzoeker], prod. 1).
2.4
Vanaf 24 januari 2018 is het ziekengeld rechtstreeks aan [verzoeker] uitgekeerd. De SVb heeft deze uitkering op 8 november 2019 (na ommekomst van 2 jaren) gestopt op grond van artikel 5 van de Landsverordening Ziekteverzekering (verzoekschrift, prod. 3).
2.5
Bij brief van 20 april 2020 (verzoekschrift, prod. 5) van de gemachtigde van [verzoeker] is [naam eenmanszaak] erop gewezen dat hij tekort is geschoten in zijn verplichting om het volledige loon aan [verzoeker] te betalen en dat [naam eenmanszaak] twee jaren lang geen vakantiegeld heeft uitbetaald. Verder is [naam eenmanszaak] verzocht om het totaalbedrag van Afl. 18.387,63, netto, zijnde het achterstallig loon en vakantiedagen plus de vertragingsrente, te betalen.
2.6 [
naam eenmanszaak] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.

3.DE VORDERING

3.1
Naast verlof tot kosteloos procederen vordert [verzoeker] dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
- [ naam eenmanszaak] veroordeelt tot betaling van Afl. 25.499,- terzake de aan [verzoeker] verschuldigde achterstallige (restant) lonen;
- [ naam eenmanszaak] veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Aan dit verzoek legt [verzoeker] het volgende - samengevat - ten grondslag. [verzoeker] heeft een officiële werkweek van 8 uur voor 6 dagen per week, plus overwerkuren, wat gemiddeld uitkomt op 312 uur oftewel Afl. 2.496,- per maand. In de maand oktober 2017 heeft [naam eenmanszaak] de arbeidsovereenkomst eenzijdig gewijzigd naar 4 uur per dag. [verzoeker] heeft in 2017 tot 8 november 2017 in totaal 2630 uren gewerkt zodat [naam eenmanszaak] aan salaris verschuldigd is het bedrag van Afl. 21.040,-. Vanaf 8 november 2017 tot 20 december 2017 had hij recht op 100% doorbetaling van zijn loon en vanaf 20 december 2017 had hij recht op 80% doorbetaling van zijn loon, aangezien hij in die periode arbeidsongeschikt was. Alles opgeteld moest [naam eenmanszaak] hem een bedrag van Afl. 25.779,- betalen aan loon. [naam eenmanszaak] is over het jaar 2017, behoudens betaling van een bedrag van Afl. 12.000,- in gebreke gebleven met de betaling van een totaalbedrag van (Afl. 25.779 – 12.000,-=) Afl. 13.779,- aan loon. Voorts heeft [naam eenmanszaak] [verzoeker] zijn vakantiedagen over twee jaren niet betaald, zijnde een totaalbedrag van Afl. 1.920,-. Ook is [naam eenmanszaak] in gebreke gebleven met de betaling van zijn loon over de maanden maart, april en juli over het jaar 2016, de maand augustus over het jaar 2015, de maanden september, oktober en december over het jaar 2013, voor een totaalbedrag van Afl. 9.750,-. [naam eenmanszaak] is [verzoeker] in totaal nog (Afl. 13.779,- + Afl. 1.920,- + Afl. 9.750,- =) Afl. 25.499,- verschuldigd, aldus [verzoeker].
3.3 [
naam eenmanszaak] voert hiertegen verweer. [naam eenmanszaak] betwist het aantal door [verzoeker] gestelde gewerkte uren, althans te werken uren. [verzoeker] werkte als parttimer en de uren die [verzoeker] daadwerkelijk heeft gewerkt zijn door [naam eenmanszaak] altijd netjes en tijdig betaald, aldus [naam eenmanszaak]. Voorts doet [naam eenmanszaak] een beroep op verjaring. Voor zover de vordering wordt toegewezen, voert [naam eenmanszaak] aan dat de reeds door haar betaalde bedrag in mindering dient te worden gebracht.
3.4
Het Gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
verzoeker] zal overeenkomstig zijn verzoek gratis admissie worden verleend, nu hij een bewijs van onvermogen heeft overgelegd.
Verjaring
4.2
Het beroep van verjaring van [naam eenmanszaak] slaagt, nu gesteld noch is gebleken dat [verzoeker] ter zake van achterstallig loon eerder dan de brief van 20 april 2020 verjaringsstuitende rechtshandelingen heeft verricht. De vordering van [verzoeker] dat ziet op de periode van september 2013 tot april 2015 zal als zijnde verjaard worden afgewezen.
Achterstallig loon januari 2017 tot 8 november 2017
4.3 [
verzoeker] stelt allereerst dat hij tot 8 november 2017 voor 2630 uren heeft gewerkt, hetgeen correspondeert met een salaris van Afl. 21.040,-. Ter onderbouwing van deze stelling, verwijst hij naar de door hem ingevulde urenlijsten (verzoekschrift, prod.2). Het [naam eenmanszaak] heeft weliswaar de stelling dat [verzoeker] 2630 uur heeft gewerkt, betwist, doch zij heeft deze betwisting niet nader onderbouwd aan de hand van de uit haar administratie blijkende gegevens. Dat had naar het oordeel van het Gerecht echter wel op haar weg gelegen. Immers van [naam eenmanszaak] als werkgeefster mag worden verwacht dat zij een deugdelijke urenregistratie bijhoudt. Dit te meer nu [verzoeker] ter zitting onweersproken heeft gesteld dat deze urenlijsten bij [naam eenmanszaak] worden ingeleverd en deze hierna door [naam eenmanszaak] worden geaccordeerd. De stelling van [naam eenmanszaak] dat [verzoeker] niet heeft gewerkt maar alleen bleef rondhangen, is gelet op de betwisting van [verzoeker], op geen enkele wijze onderbouwd en vindt ook geen steun in de overgelegde stukken. Nu uit de door [verzoeker] overgelegde overzichten volgt dat [verzoeker] volgens hemzelf altijd de nachtdienst van 7:00 pm tot 7:00 am werkte, had van [naam eenmanszaak] mogen worden verwacht dat zij minstens had gesteld op welk tijdstip volgens haar de diensten van [verzoeker] begonnen en op welk tijdstip deze eindigden en hoe het [naam eenmanszaak] bekend was dat [verzoeker] na het eindigen van zijn dienst nog enkele uren op de werkplek bleef hangen. Nu [naam eenmanszaak] heeft nagelaten om haar betwisting aldus te onderbouwen zal het Gerecht het standpunt van [verzoeker], dat hij tot 8 november 2017 in totaal 2630 uren heeft gewerkt, hetgeen overeenkomt met een salarisaanspraak van Afl. 21.040,-, als vaststaand aannemen.
4.4
Volgens [verzoeker] heeft [naam eenmanszaak] hem slechts Afl. 12.000,- betaald. [naam eenmanszaak] heeft naar het oordeel van het Gerecht dit standpunt van [verzoeker] onvoldoende gemotiveerd bestreden. [naam eenmanszaak] heeft slechts gesteld dat [verzoeker] altijd netjes en op tijd is betaald voor zijn gewerkte uren maar zij heeft geen betalingsbewijs overgelegd waaruit dit blijkt. Dit betekent dat het Gerecht het standpunt van [verzoeker] dat [naam eenmanszaak] slechts Afl. 12.000,- heeft betaald, voor juist zal houden.
4.5
Vorenstaande brengt met zich dat [naam eenmanszaak] nog een bedrag van (Afl. 21.040,- - 12.000,-) Afl. 9.040,- aan [verzoeker] verschuldigd is. Dit onderdeel van de vordering zal dus worden toegewezen.
Achterstallig loon 8 november 2017 tot 24 januari 2018
4.6
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] in voornoemde periode niet heeft gewerkt wegens zijn arbeidsongeschiktheid. Ook is niet in geschil dat [verzoeker] in de periode van 8 november 2017 tot 20 december 2017 recht had op 100% doorbetaling van zijn loon en in de periode van 20 december 2017 en verder op 80%. Voorts is niet in geschil dat de SVb in de periode van 8 november 2017 tot 24 januari 2018 het ziekengeld van een totaalbedrag van Afl. 3.072,- (bruto) rechtstreeks aan [naam eenmanszaak] heeft uitgekeerd.
4.7 [
verzoeker] stelt dat [naam eenmanszaak] hem gedurende voornoemde periode nog Afl. 4.739,- verschuldigd is. [naam eenmanszaak] heeft zich hiertegen verweerd door te stellen dat zij reeds een aantal betalingen heeft verricht, die in mindering dienen te worden gebracht. Ter onderbouwing hiervan, verwijst [naam eenmanszaak] naar de door haar overlegde betalingsoverzicht (pleitnota, prod.1). Hieruit blijkt, zoals [naam eenmanszaak] terecht heeft gesteld en door [verzoeker] onvoldoende is betwist, dat [naam eenmanszaak] aan [verzoeker] in de periode van 21 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 een totaalbedrag van Afl. 2.550,50 heeft betaald aan ziekengeld. Bovendien is noch gesteld nog gebleken dat dit bedrag al in het bedrag van Afl. 12.000,- is berekend. Dit brengt met zich dat voornoemd bedrag in mindering dient te worden gebracht op hetgeen [naam eenmanszaak] nog verschuldigd is.
4.8
Gelet op het voorgaande is [naam eenmanszaak] nog een bedrag van (Afl. 4.739,- – Afl. 2.550,50) Afl. 2.188,50 aan [verzoeker] verschuldigd. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Achterstallig loon over 2016 en 2015
4.9
De vorderingen over het jaar 2016 en 2015 zal worden afgewezen omdat onduidelijk is gebleven hoe het gevorderde bedrag is opgebouwd, nu dit bedrag niet overeenstemt met de optelsom van de bedragen in de door [verzoeker] overgelegde loonstroken (verzoekschrift, prod. 4).
Vakantiedagen
4.1
Voor wat betreft de achterstallige vakantiedagen wordt het volgende overwogen. [naam eenmanszaak] heeft weliswaar ontkent dat [verzoeker] achterstallige vakantiedagen tegoed heeft, doch heeft niet weersproken dat [verzoeker] gedurende de arbeidsduur geen vakantiedagen heeft opgenomen, laat staan dat zij aan de hand van haar administratie inzicht heeft gegeven in de aan [verzoeker] verleende en opgenomen vakantiedagen. Bij gebreke daarvan wordt dit deel van het verzoek toegewezen. Niet betwist is dat hiermee een bedrag van Afl. 1.920,- bruto is gemoeid. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
4.11
Voor zo ver [naam eenmanszaak] heeft aangevoerd dat zij niet bij machte is om [verzoeker] enig bedrag te betalen, wordt het volgende overwogen. Betalingsonmacht aan de zijde van [naam eenmanszaak] kan niet aan toewijzing van de vordering in de weg staan. De slechte financiële situatie van [naam eenmanszaak] om de vordering thans te betalen komt voor haar risico en ontslaat haar niet van haar verplichtingen. Het gevorderde (achterstallige) loon voor een totaalbedrag van Afl. 13.148,50 zal dan ook worden toegewezen.
Wettelijke verhoging
4.12
De vordering tot betaling van de verhoging wegens de vertraging op grond van artikel 7A:1614q BW zal eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat de verhoging wegens de vertraging in geen geval 15% van het verschuldigde bedrag te boven zal gaan.
4.13
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zal het Gerecht de proceskosten compenseren in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit Gerecht:
5.1
verleent aan [verzoeker] toestemming om kosteloos te procederen;
5.2
veroordeelt [naam eenmanszaak] om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van Afl. 13.148,50, bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging ingevolge artikel 7A:1614q BW, tot een maximum van 15%;
5.3
compenseert de kosten van de procedure in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
5.4
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 16 maart 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: EJ nr. AUA202001821
Inhoudsindicatie: Arbeid. Betaling achterstallig loon.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel, arbeidsrecht
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: