ECLI:NL:OGEAA:2021:92

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
AUA202002557
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst na handgemeen tussen werknemer en collega

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoekster, een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst met de verweerder, die in dienst was op basis van een arbeidsovereenkomst, voorwaardelijk te ontbinden. Dit verzoek volgde op een incident dat zich op 16 september 2020 had voorgedaan, waarbij de verweerder betrokken was bij een handgemeen met een collega. De collega had aangifte gedaan van mishandeling, wat leidde tot het ontslag van de verweerder op staande voet door de verzoekster op 21 september 2020.

De verweerder heeft het ontslag betwist en stelde dat het onrechtmatig was. Tijdens de procedure heeft de verzoekster aangevoerd dat de agressieve gedragingen van de verweerder, die fysiek geweld had gebruikt, een gewichtige reden vormden voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De verweerder erkende dat er een handgemeen had plaatsgevonden, maar stelde dat hij enkel had gehandeld uit zelfverdediging.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedragingen van de verweerder onnodig en disproportioneel waren, en dat er voldoende redenen waren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De rechter heeft de arbeidsovereenkomst met ingang van 12 maart 2021 ontbonden en de verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 16 maart 2021
Behorend bij AUA202002557
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Naam verzoekster],
te Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
tegen:
[Naam verweerder],
te Aruba,
verweerder,
hierna ook te noemen: [verweerder],
gemachtigde: de advocaat mr. J.F.M. Zara.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 15 oktober 2020;
- de mondelinge behandeling d.d. 19 november 2020, waarop de zaak is aangehouden tot 11 december 2020;
- de verwijzing van de zaak naar de rolzitting van 15 december 2020 in verband met uitlaten regeling door partijen;
- de uitlating ter rolle van 15 december 2020 dat partijen geen regeling hebben bereikt;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 2 februari 2021.
1.2
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Verweerder] is op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van [verzoekster].
2.2
Op 16 september 2020 heeft zich een incident voorgedaan tussen [verweerder] en zijn collega [naam collega] (hierna: [collega]). Op 17 september 2020 heeft [collega] aangifte gedaan tegen [verweerder] van mishandeling (verzoekschrift, prod. 7).
2.3
Bij brief van 21 september 2020 is [verweerder] in verband met het incident met [collega] wegens een (door [verzoekster] gestelde) dringende reden op staande voet ontslagen (verzoekschrift, prod. 2).
2.4
Bij brief van 29 september 2020 van (de gemachtigde van) [verweerder] aan [verzoekster] heeft [verweerder] zich op het standpunt gesteld dat het ontslag onrechtmatig is, heeft [verweerder] verklaard dat hij bereid is zijn werkzaamheden te hervatten en heeft hij aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn loon.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Verzoekster] verzoekt dat het gerecht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk ontbindt zonder toekenning van een vergoeding, voor het geval in een, al dan niet in kracht van gewijsde gegaan vonnis, wordt beslist dat de arbeidsovereenkomst nog niet rechtsgeldig is beëindigd, kosten rechtens.
3.2
Aan het verzoek legt [verzoekster], zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag. [Verweerder] heeft zich op 16 september 2020 agressief jegens [collega] gedragen, toen hij door [collega] terecht werd aangesproken op onjuist gedrag. Daarbij heeft [verweerder] fysiek geweld gebruikt jegens [collega] waardoor deze fysiek letsel heeft opgelopen. Toen [collega] zich over dit gedrag wilde beklagen bij zijn leidinggevenden, kon slechts door ingrijpen van derden worden voorkomen dat [verweerder] zich ten overstaan van deze leidinggevenden opnieuw gewelddadig jegens [collega] gedroeg. [Verweerder] is vanwege deze gedragingen terecht op staande voet ontslagen en in ieder geval leveren deze gedragingen gewichtige redenen op voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
3.3 [
Verweerder] heeft verweer gevoerd. Het gerecht zal hierna, bij de beoordeling van het geschil, nader ingaan op de grondslagen van het verzoek en het daartegen gevoerde verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Door [verweerder] is erkend dat er op 16 september 2020 een handgemeen heeft plaatsgevonden tussen [verweerder] en [collega], waarbij [verweerder] [collega] in een wurggreep heeft gehouden. Volgens [verweerder] was het echter [collega] die met fysiek geweld jegens [verweerder] is begonnen en heeft [verweerder] vervolgens [collega] in een wurggreep genomen om te voorkomen dat [collega] hem zou mishandelen.
4.2
Op grond van de op dit punt niet door [verweerder] betwiste stellingen van [verzoekster], die bovendien zijn onderbouwd met verklaringen van de huisarts en fysiotherapeut van [collega] (verzoekschrift, prod. 8 en 9), neemt het gerecht al vaststaand tussen partijen aan dat [collega] nekpijn en een verwonding aan zijn rechterschouderblad heeft opgelopen ten gevolge van het handgemeen. Ook indien er veronderstellenderwijs met [verweerder] vanuit wordt gegaan dat [collega] het handgemeen met [verweerder] is begonnen, dan heeft [verweerder] niet gemotiveerd gesteld waarom het hanteren van een wurggreep de enige mogelijkheid was om een mogelijke mishandeling door [collega] te voorkomen en waarom het nodig was om die wurggreep met zoveel geweld toe te passen dat [collega] daaraan letsel overhield. Naar het oordeel van het gerecht is het daarmee aannemelijk dat het door [verweerder] jegens [collega] toegepaste geweld onnodig en in ieder geval disproportioneel was, waardoor er onnodig letsel is toegebracht aan [collega].
4.3
Bovendien heeft [verweerder] niet betwist dat hij vervolgens, toen [collega] zich bij de leidinggevenden wilde beklagen over het gedrag van [verweerder], voornemens was om [collega] ten overstaan van die leidinggevenden opnieuw aan te vallen. [Verweerder] heeft niet toegelicht waarom hij opnieuw tot agressie wilde overgaan jegens [collega] op een moment dat deze geen fysieke bedreiging meer vormde voor [verweerder].
4.4
Indien bovengenoemde omstandigheden in hun samenhang worden beschouwd, leveren deze een gewichtige reden op die de voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Het gerecht zal de arbeidsovereenkomst hierna dan ook met ingang van 12 maart 2020 ontbinden. Gezien de omstandigheden die de gewichtige reden opleveren, is er geen grond om aan [verweerder] een vergoeding ten laste van [verzoekster] toe te kennen.
4.5
De conclusie is dan ook dat het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding hierna zal worden toegewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verweerder] worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van [verzoekster] worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, op Afl. 206,38 aan explootkosten en op Afl. 2.500,00 aan salaris van gemachtigde en in totaal dus op Afl. 3.156,38.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 12 maart 2021, voor het geval in rechte komt vast te staan dat tussen partijen nog een arbeidsovereenkomst bestaat;
5.2
veroordeelt [verweerder] in de kosten van de procedure die aan de zijde van [verzoekster] worden begroot op Afl. 3.156,38;
5.3
verklaart de veroordelingen in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 16 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 16 maart 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: EJ nr. AUA202002557
Inhoudsindicatie: Voorwaardelijke ontbinding arbeidsovereenkomst; handgemeen.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel, arbeidsrecht
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: