ECLI:NL:OGEAA:2021:700

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
648 van 21
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • M.E. Kelly
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en vuurwapenbezit in Aruba met wraakmotief

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen betrokken was bij de laffe moord op [slachtoffer]. De verdachte en zijn mededaders hebben de moord gepleegd uit wraak, omdat [slachtoffer] lid was van een rivaliserende bende die eerder op de verdachte had geschoten, wat resulteerde in zijn verlamming. De verdachte heeft het plan voor de moord bedacht, de datum vastgesteld en anderen betrokken bij de uitvoering. Op 15 januari 2021 werd [slachtoffer] doodgeschoten terwijl hij in zijn auto zat. De verdachte werd beschuldigd van uitlokking van moord, medeplegen van moord en vuurwapenbezit. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte, hoewel niet fysiek aanwezig bij de schietpartij, wel degelijk een cruciale rol had gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van het delict. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, de moeder van [slachtoffer]. De vordering tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

Parketnummer: P-2021/03327
Zaaknummer: 648 van21
Uitspraak: 26 november 2021 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij, [benadeelde partij], heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft gerekwireerd.
De verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
Feit 1: primair: uitlokking moord
dat de medeverdachten, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], op 15 januari 2021 in Aruba,
tezamen en in vereniging,
opzettelijk en met voorbedachten rade,
[slachtoffer] ([slachtoffer]),
van het leven hebben beroofd,
immers hebben die medeverdachten met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met enige gezichtsbedekking die [slachtoffer] benaderd/opgezocht,
- met een vuurwapen van/op zeer korte afstand drie, in elk geval een of meer kogels afgevuurd op/in/door en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer],
waardoor die [slachtoffer] door twee van die kogels in het hoofd werd getroffen,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
welk feit, hij, verdachte, in de periode van 29 juli 2019 tot en met 15 januari 2021 in Aruba,
opzettelijk heeft uitgelokt door
giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding, of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen of door een andere feitelijkheid,
door
- die medeverdachten meermalen te gebieden/op te dragen om die [slachtoffer] om het leven te brengen/te vermoorden,
- psychische druk uit te oefenen op die medeverdachten om die [slachtoffer] om het leven te brengen/vermoorden als wraak voor het feit dat hij, verdachte, invalide is gebleven nadat hij door een ander lid van de gang van Pos Chiquito (te weten [ander lid van de gang van Pos Chiquito]) is beschoten op 29 juli 2019,
- aan die medeverdachten een vuurwapen te verstrekken,
- aan die medeverdachten mede te delen op of omstreeks welk tijdstip op 15 januari 2021 die [slachtoffer] thuis zou komen,
- om vervolgens die medeverdachten te gebieden om, in het bezit van voornoemd vuurwapen, naar de woning van die [slachtoffer] te gaan, teneinde die [slachtoffer] dood te schieten;
(artikel 2:262 juncto artikel 1:123 lid 1 sub b van het Wetboek van Strafrecht)
Feit 1: subsidiair: medeplegen moord althans doodslag
dat hij op of omstreeks 15 januari 2021 in Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk en met voorbedachten rade,
[slachtoffer] ([slachtoffer]) van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met enige gezichtsbedekking die [slachtoffer] benaderd/opgezocht,
- met een vuurwapen van/op zeer korte afstand drie, in elk geval een of meer kogels afgevuurd op/in/door en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer],
waardoor die [slachtoffer]door twee van die kogels in het hoofd werd getroffen,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
(artikel 2:262 juncto artikel 1:123 lid 1 sub a, althans artikel 2:259 juncto artikel 1:123 lid 1 sub a van het Wetboek van Strafrecht)
Feit 1: meer subsidiair: medeplichtigheid moord althans doodslag
dat de medeverdachten [medeverdachte 1, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 15 januari 2021 in Aruba,
opzettelijk en met voorbedachten rade,
[slachtoffer] ([slachtoffer])
van het leven hebben beroofd,
immers hebben die medeverdachten toen aldaar opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
- met enige gezichtsbedekking die [slachtoffer] benaderd/opgezocht,
- met een vuurwapen van/op zeer korte afstand drie, in elk geval een of meer kogels afgevuurd op/in/door en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer],
waardoor die [slachtoffer] door twee van die kogels in het hoofd werd getroffen,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
bij/tot het plegen van voormeld misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 15 januari 2021 in Aruba,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- aan die medeverdachten een vuurwapen te verstrekken,
- aan die medeverdachten mede te delen op of omstreeks welk tijdstip op 15 januari 2021 die [slachtoffer] thuis zou komen;
(artikel 2:262 juncto artikel 1:124, althans artikel 2:259 juncto artikel 1:124 van het Wetboek van Strafrecht)
Feit 2:
dat hij op of omstreeks 15 januari 2021 in Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
voorhanden heeft gehad een pistool of revolver en/of scherpe patronen,
in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening;
(artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Beslissingen inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 januari 2021, rond 21:00 uur is [slachtoffer], op het erf voor zijn woning te Pos Chikito doodgeschoten [2] . Er is van dichtbij op hem geschoten, waarbij hij door twee kogels in zijn hoofd is geraakt [3] [4] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord op [slachtoffer], door het initiatief te nemen, het plan te bedenken, de mededaders te benaderen en mee te gaan naar Pos Chikito om erop toe te zien dat de moord gepleegd zou worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bewijsverweer gevoerd en vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd, dat [verdachte] (hierna: [verdachte]) niets met de dood van [slachtoffer] te maken heeft gehad en dat hij die bewuste avond thuis was.
De beoordeling door het gerecht
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij samen met een ander of anderen de moord c.q doodslag op [slachtoffer] heeft uitgelokt c.q. gepleegd, dan wel dat hij daarvan medeplichtige is geweest.
Het gerecht ziet zich, naar aanleiding van het gevoerde bewijsverweer, met name dat de verdachte niet aanwezig was bij de schietpartij, gesteld voor de vraag of en zo ja, in hoeverre de verdachte betrokken was bij de dodelijke schietpartij te Pos Chikito, waar [slachtoffer] om het leven werd gebracht.
Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De artikelen 1:123 en 1:124 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (Sr) bieden diverse mogelijkheden om iemand, ook als hij niet zelf de gehele delictsomschrijving vervult - al dan niet in zogenoemd functionele vorm - onder specifieke voorwaarden strafrechtelijk aansprakelijk te stellen voor zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit. In het geval van medeplegen houden de voorwaarden voor aansprakelijkstelling vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. (Vgl. HR 24 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6581, NJ 2011/481). Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. (Vgl. HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905, NJ 2004/443).
Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, zal het gerecht rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. (Vgl. bijvoorbeeld HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9972, NJ 2012/452) (zie Hoge Raad van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474).
De rol van [verdachte]
De medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]), verklaarde bij de politie, dat [verdachte], op de avond van 15 januari 2021 tegen hem had gezegd dat hij, [medeverdachte 2], zich in zwarte kleding moest gaan omkleden omdat zij een probleem zouden gaan regelen. [medeverdachte 2] kleedde zich in het zwart en stapte vervolgens in zijn auto, waar [verdachte] en zijn broer [medeverdachte 1 (d.i. de medeverdachte [medeverdachte 1) al zaten te wachten. Hierna zei [verdachte] tegen [medeverdachte 2] dat ze bij het basketbalveld in de Village, [medeverdachte 3] (d.i. de medeverdachte [medeverdachte 3]) moesten gaan ophalen. Vervolgens reden ze richting Pos Chikito [5] . [medeverdachte 2], die de auto bestuurde, had een zwarte bivakmuts op, die zijn gezicht bedekte [6] .
De medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]), verklaarde bij de politie, dat hij op 15 januari 2021 rond 20.00 uur met zijn kinderen bij het basketbalveld in Village was, toen [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1] in de auto van [medeverdachte 2] aan kwamen rijden. [verdachte] zei toen tegen hem dat hij met hen mee moest gaan. [medeverdachte 3] stapte vervolgens met zijn kinderen in de auto, waarna ze eerst de kinderen bij hun moeder hebben afgezet. Hierna zijn ze naar Pos Chikito gereden. Op zijn vraag wat ze gingen doen zei [verdachte] dat ze iemand zouden gaan laten schrikken. Nadat [medeverdachte 2] de auto had geparkeerd wilde [medeverdachte 3] niet uitstappen, maar [verdachte] zei dat hij met de andere twee mee moest gaan om als uitkijkpost te fungeren. Nadat [medeverdachte 3] was uitgestapt zag hij dat [medeverdachte 1] een vuurwapen in zijn handen had [7] .
Uit de historische mastgegevens van de mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer], kan worden vastgesteld dat deze telefoon kort voor de schietpartij op 15 januari 2021 in de omgeving van het plaats delict was en na het plegen van het feit, richting San Nicolaas ging [8] . Het telefoonnummer [telefoonnummer] was toen in gebruik bij de verdachte, [verdachte] [9] .
De getuige [getuige], heeft bij de politie verklaard, dat haar neef, [verdachte], haar de avond van 15 januari 2021 meermalen had gebeld met zijn telefoon met nummer [telefoonnummer], omdat hij op zoek was naar haar broer [medeverdachte 3] [10] . Deze getuige heeft ook verklaard dat [verdachte] haar op 12 april 2021 had gebeld, en tegen haar had gezegd dat zij haar broer [medeverdachte 3] moest zeggen dat hij zich geen zorgen moest maken, omdat er niets was gebeurd en dat hij niet moest praten over het incident [11] .
De schietpartij
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard, dat hij in Pos Chikito door [medeverdachte 1] werd geïnstrueerd hoe hij moest rijden, dat hij de auto parkeerde en dat hij, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] uitstapten en richting een huis in aanbouw liepen [12] , alwaar zij een tijdje hebben gezeten.
Terwijl zij in het huis in aanbouw zaten, reed een witte auto langs. [medeverdachte 1] verliet toen de woning in aanbouw en liep in de richting van de auto die voorbij was gereden. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] liepen achter hem aan. [medeverdachte 1] liep het erf op waar de witte auto geparkeerd stond, terwijl [medeverdachte 2] bij de erfmuur bleef staan. [medeverdachte 1] had een voorwerp in zijn hand, dat hij op het raam van de witte auto richtte. [medeverdachte 2] hoorde twee schoten en zag vlammen. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] renden toen weg [13] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] renden naar de auto van [medeverdachte 2] en raakten [medeverdachte 3] onderweg kwijt. Nadat zij Pos Chikito hadden verlaten, belde [verdachte] met de zus van [medeverdachte 3], en vroeg haar of zij [medeverdachte 3] had gezien. [verdachte] was op zoek naar [medeverdachte 3] omdat [medeverdachte 3] was achtergebleven [14] .
[medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard, dat hij dacht dat [medeverdachte 1] iemand met het wapen zou gaan laten schrikken. Hij liep achter [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en ging op een gegeven moment in een huis in aanbouw zitten. De andere twee kwamen er ook bij. Na enige tijd reed een witte Toyota Yaris langs, die verderop op een erf parkeerde. Hierna verliet [medeverdachte 1] de woning, gevolgd door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] liep het erf op waar de witte Toyota stond. [medeverdachte 2] stond voor het erf van die woning en [medeverdachte 3] bleef voor de tuin van de buren staan. Gelijk hierna hoorde hij drie schoten en rende weg [15] . [medeverdachte 3] vermoedt dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] heeft doodgeschoten, om wraak te nemen voor [verdachte], omdat [slachtoffer] aanwezig zou zijn geweest toen op [verdachte] was geschoten [16] .
De getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard, dat zij op 15 januari 2021 ‘s avonds in haar auto zat, die voor de woning te [adres] stond geparkeerd, en dat zij op een gegeven moment drie harde knallen hoorde. Even later, rond 21:03 uur zag zij drie personen langs haar auto rennen. Een van hen had een voorwerp in zijn hand [17] . Ook de getuige [getuige] verklaarde dat zij die avond rond 21:00 uur een harde klap hoorde en even later drie jongens zag, die in het zwart waren gekleed en vanuit een zandweg aan kwamen rennen [18] .
Het motief van [verdachte]
Uit de aangifte van [aangever] (bijlage AG-1), de verklaring van de moeder van [verdachte], [moeder van verdachte] (bijlage G-22) en de verklaring van [medeverdachte 1] (bijlage V03-1, pagina 4) kan het volgende worden afgeleid.
[verdachte] en [aangever] waren leden van de “gang” van Village. Op 30 juli 2019 bevonden [aangever] en [verdachte] zich bij het basketbalveld in de Village toen leden van de “gang” van Pos Chikito op hen schoten. Eén van de kogels raakte [verdachte]. Sindsdien kan hij niet meer lopen, is hij in de benen verlamd en heeft hij een katheter.
Volgens [aangever] heeft [verdachte], die hij “Gong” noemt, hem sinds hij is beschoten verschillende keren verzocht, ook via zijn broer [medeverdachte 1], om wraak te nemen op de leden van de bende van Pos Chikito. [aangever] weigerde dit en Gong werd boos op hem. Gong heeft hem hierna met de dood bedreigd, aldus [aangever].
Van de getuige [getuige] werd de mobiele telefoon onderzocht (Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 2 november 2021). In die telefoon werd een schermafbeelding aangetroffen van een gesprek met “[bijnaam verdachte]”. De getuige verklaarde dat het een gesprek betrof tussen hem en “[bijnaam verdachte]” (d.i. [verdachte]). “Gong” schrijft het volgende:
“Bso nota fuck pa bai buta bekk awel boso keda leeuw dimi gg serio”. Volgens de getuige was Gong boos op hem omdat hij niet wilde doen wat Gong van hem verlangde, namelijk wraak nemen op de groep die betrokken was bij de schietpartij waar Gong werd neergeschoten.
Bewijsoverweging
Uit de gebezigde bewijsmiddelen stelt het gerecht het volgende vast.
De verdachte [verdachte], is op 30 juli 2019 door een lid van de bende van Pos Chikito beschoten en is ten gevolge daarvan verlamd geraakt. Hierna hebben hij en zijn broer [medeverdachte 1], verschillende leden van de bende van Village, waartoe [verdachte] behoorde, benaderd om wraak te gaan nemen. Hij was boos op degenen die hem hebben geweigerd. Op 15 januari 2021 hebben hij en zijn broer [medeverdachte 1], die toen een vuurwapen bij zich had, zijn buurman en goede vriend, [medeverdachte 2], zo ver gekregen dat hij met zijn auto eerst een neef van [verdachte], [medeverdachte 3], is gaan ophalen en vervolgens naar Pos Chikito is gereden om “iets te gaan regelen” dan wel “iemand te gaan laten schrikken”. Vervolgens heeft [verdachte] zijn neef [medeverdachte 3] opgedragen om met de twee anderen mee te lopen om als uitkijkpost te fungeren. Nadat [slachtoffer] was doodgeschoten, renden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] terug naar de auto, alwaar ze instapten en wegreden. [medeverdachte 3] was toen niet in de auto. Onderweg naar San Nicolaas heeft [verdachte] de zus van [medeverdachte 3] meermalen gebeld, omdat ze [medeverdachte 3] in Pos Chikito hadden achtergelaten.
De stelling van de verdediging, dat de telefoon van de verdachte in de auto lag, en dat een van de daders van de dodelijke schietpartij met deze telefoon zijn nicht [getuige] heeft gebeld, vindt weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen, met name de verklaring van [getuige] dat zij die avond, tussen 19:15 en 22:00 uur, meermalen met [verdachte] had gesproken en verschillende ‘missed calls’ van hem had gekregen en de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2], dat [verdachte] op zoek was naar [medeverdachte 3] en daarom in de auto onderweg naar San Nicolaas, diens zus belde.
Het gerecht overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zeer nauw betrokken is geweest bij de moord, en dat die betrokkenheid heeft bestaan in het beramen van de moord en het mede — zo niet alleen — bepalen van het tijdstip waarop deze gepleegd zou worden. Uit de bewijsmiddelen blijkt tevens dat tussen verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] een zo nauwe samenwerking heeft bestaan die op niets anders dan de dood van [slachtoffer] gericht kon zijn. Gelet hierop dient de verdachte als mededader te worden aangemerkt. Daaraan staat niet in de weg dat verdachte niet aanwezig was bij het lossen van de dodelijke schoten.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierboven vermelde redengevende feiten en omstandigheden, de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 15 januari 2021 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] ([slachtoffer]) van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader
(s)met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met enige gezichtsbedekking die [slachtoffer] benaderd/opgezocht,
- met een vuurwapen
van/op zeer korte afstand drie, in elk geval een of meer kogels afgevuurd
op/in/door en/ofin de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] door twee van die kogels in het hoofd werd getroffen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
(artikel 2:262 juncto artikel 1:123 lid 1 sub a, althans artikel 2:259 juncto artikel 1:123 lid 1 sub a van het Wetboek van Strafrecht)
Feit 2:
dat hij op
of omstreeks15 januari 2021 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,voorhanden heeft gehad een pistool of revolver en/of scherpe patronen, in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening.
Het gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1. medeplegen van moord,
strafbaar gesteld bij artikel 2:262 in samenhang met artikel 1:123, lid 1 aanhef en onder sub a van het Wetboek van Strafrecht van Aruba
2. medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening, in samenhang met artikel 1:123, lid 1 aanhef en onder sub a van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) jaren. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de aard en ernst van het delict en de persoon van de verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door het gerecht
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de laffe moord van [slachtoffer]. [slachtoffer] werd, terwijl hij op zijn erf nog achter het stuur van zijn auto zat, doodgeschoten. De schutter stond links van de linker-voorportier en loste drie schoten: twee daarvan raakten [slachtoffer] in zijn hoofd, ten gevolge waarvan hij overleed.
Verdachte en zijn mededader hebben deze moord gepleegd uit wraak. Zij wilden wraak nemen op bendeleden van Pos Chikito, waartoe [slachtoffer] behoorde, omdat die bendeleden twee jaar eerder op verdachte hadden geschoten en hij daarbij verlamd is geraakt. De verdachte heeft – al dan niet samen met zijn broer – het plan bedacht, de datum bepaald, een vuurwapen meegenomen en twee anderen zo ver gekregen dat zij meegingen: een, omdat hij een auto had, de ander om als uitkijk te dienen. Hiermee heeft de verdachte samen met zijn mededader het meest fundamentele recht waarover de mens beschikt, van [slachtoffer] ontnomen.
Naar het oordeel van het gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het gerecht heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister ten name van verdachte van 13 september 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder, namelijk in december 2017, onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven, en houdt hier ten nadele van verdachte rekening mee.
Het gerecht houdt verder ook rekening met de omstandigheid dat de verdachte de telastlegging heeft ontkend, en bij de politie geen vragen heeft beantwoord. Ook ter zitting heeft hij op geen enkel moment blijk van gegeven de gevolgen van zijn handelen te overzien of zelf maar onder ogen te willen zien.
Tenslotte zal het gerecht aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor moord, zonder inachtneming van strafverlagende en strafverhogende factoren, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren gegeven.
Dit alles overwegend, komt het gerecht tot de slotsom dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar in dit geval passend en geboden is.

Schadevergoeding

De vordering van de benadeelde partij
Mevrouw [benadeelde partij], de moeder van [slachtoffer], heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 41.405,25 aan materiële schade en Afl. 6.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier
De officier heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Daartoe heeft de officier aangevoerd, dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wat betreft de gevorderde kinderalimentatie ten aanzien van de zoon van [slachtoffer], nu de benadeelde partij niet belast is met het gezag over die minderjarige, en dat de vordering overigens kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering betwist.
De beoordeling door het gerecht
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de moord van haar zoon rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van Afl. 14.105,25 aan materiële schadevergoeding en Afl. 6.000,- aan immateriële schadevergoeding.
De verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade, tot een bedrag van Afl. 20.105,25 gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Wat betreft het gevorderde bedrag aan kinderalimentatie (Afl. 27.300,-) is het gerecht van oordeel, dat nu de benadeelde partij niet belast is met het gezag over de minderjarige zoon van [slachtoffer], aan haar geen kinderalimentatie toekomt. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij geheel of gedeeltelijk betalen, zal de verdachte in zoverre van die betalingsverplichting zijn bevrijd.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:78, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidde(n) ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
18 (achttien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade toe tot een bedrag van
Afl. 20.105,25 (zegge: twintigduizendhonderdvijf florin en vijfentwintig cent),en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Afl. 20.105,25 (zegge: twintigduizendhonderdvijf florin en vijfentwintig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door twaalf maanden hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. N.K. Engelbrecht, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, en op 26 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door R.L. Marsdin, onderinspecteur bij het Korps Politie Aruba, dienstdoende bij de Divisie Algemene Recherche District 3, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer A-65/2021, met onderzoeksnaam K249, gesloten op 28 augustus 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Bijlage AH-1, proces-verbaal van bevinding,
3.Bijlage FD-1, proces-verbaal schietincident met dodelijk afloop Pos Chikito nr. 249-K
4.Autopsy report #3 (Aruba 2021) van Patholoog dr. R.O. Gogorza
5.Bijlage V01-4, proces-verbaal 4de verhoor verdachte [medeverdachte 2], pag. 5
6.Bijlage V01-4, proces-verbaal 4e verhoor verdachte [medeverdachte 2], pag. 4
7.Bijlage V02-2, proces-verbaal 2de verhoor verdachte [medeverdachte 3], pag. 2,
8.Bijlage AH-17, proces-verbaal geanalyseerde data mastgegevens
9.Bijlage AH-14, proces-verbaal van bevinding contactnummer [contact] en [verdachte]
10.Bijlage G-14, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pag. 2
11.Bijlage G-18, proces-verbaal van 2de verhoor getuige [getuige], pag. 2
12.Bijlage V01-3, proces-verbaal 3e verhoor verdachte [medeverdachte 2], pag 2
13.Bijlage V01-6, proces-verbaal 6e verhoor verdachte [medeverdachte 2], pag. 3
14.Bijlage V01-6, proces-verbaal 6e verhoor verdachte [medeverdachte 2], pg. 4
15.Bijlage V02-2, proces-verbaal 2de verhoor verdachte [medeverdachte 3], pag. 2
16.Bijlage V02-2, proces-verbaal 2de verhoor verdachte [medeverdachte 3], pag. 3
17.Bijlage G-11, proces-verbaal verhoor getuige
18.Bijlage G-10, proces-verbaal verhoor getuige