ECLI:NL:OGEAA:2021:699

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
815 van 2021
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en schadevergoeding in Aruba

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 december 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van de aangever. De verdachte heeft de aangever op 13 augustus 2021 meermalen met zijn vuist op het gezicht geslagen, wat resulteerde in kaakfracturen bij de aangever. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte handelde uit zelfverdediging, maar het Gerecht heeft dit verweer verworpen. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte niet met opzet zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen, maar dat hij wel schuldig was aan mishandeling. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en moet een schadevergoeding van Afl. 2.303,93 aan de benadeelde partij betalen voor de medische kosten. De overige schadeposten zijn niet-ontvankelijk verklaard, en de benadeelde partij kan deze vordering alleen bij de burgerlijke rechter indienen. De uitspraak is gedaan door rechter N.K. Engelbrecht, bijgestaan door griffier M.E. Kelly.

Uitspraak

Parketnummer: P-2021/06222
Zaaknummer: 815 van 2021
Uitspraak: 16 december 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [woonadres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij, [benadeelde partij], heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, heeft gerekwireerd.
De verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 13 augustus 2021 in Aruba aan een persoon, te weten [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer kaakfracturen, heeft toegebracht, door die [benadeelde partij] meermalen, althans eenmaal, met zijn vuisten tegen de mond en/of het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam te slaan;
(artikel 2:275 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 13 augustus 2021 in Aruba ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door die [benadeelde partij] meermalen, althans eenmaal, met zijn vuisten tegen de mond en/of het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam te slaan, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:275 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 13 augustus 2021 in Aruba opzettelijk [benadeelde partij] heeft mishandeld, door die [benadeelde partij] meermalen, althans eenmaal, met zijn vuisten tegen de mond en/of het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam te slaan, ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer kaakfracturen heeft bekomen;
(artikel 2:273 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 13 augustus 2021 heeft de verdachte de heer [benadeelde partij] meermalen met zijn vuist tegen diens mond en/of gezicht geslagen [2] [3] [4] . Als gevolg hiervan heeft de aangever een tweetal kaakfracturen (
mandibular fractures)opgelopen, die door de kaakchirurg met
cerclaje intermaxilarzijn behandeld [5] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. Daartoe heeft de officier van justitie -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat uit de verklaringen van de getuigen kan worden afgeleid dat de verdachte heel boos was, en dat hij de aangever met zijn vuist meermalen heel hard tegen diens gezicht heeft geslagen, zo hard dat de aangever twee kaakfracturen heeft opgelopen. Zijn opzet was dan ook gericht op dat letsel.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte ontkent niet dat hij de aangever heeft geslagen, maar stelt zich op het standpunt dat hij zich heeft moeten verdedigen tegen de aangever, die al zwaaiend met zijn vuisten op hem afliep. Hij heeft slechts twee keer en niet hard geslagen, aldus de verdachte.
De beoordeling door het Gerecht
Aan de verdachte is -kort gezegd – zware mishandeling dan wel de poging daartoe, dan wel mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, ten laste gelegd.
Wat betreft de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, overweegt het Gerecht als volgt.
Het Wetboek van Strafrecht van Aruba (Sr) bevat geen definitie of omschrijving van zwaar lichamelijk letsel. Art. 1:200 Sr geeft echter wel tot op zekere hoogte invulling aan dat begrip doordat deze bepaling inhoudt dat onder zwaar lichamelijk letsel wordt begrepen: “hetgeen naar gewoon spraakgebruik als zodanig wordt genoemd, waarbij wordt gelet op de aard van het letsel, de aard en de noodzaak van het medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel”, alsmede “voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw en storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft.”. (Vgl. ECLI:NL:HR:2018:1051)
Het Gerecht stelt aan de hand van de medische informatie in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast, dat door de gedragingen van verdachte letsel bij aangever is veroorzaakt, te weten kaakfracturen
(mandibular fractures). Dit letsel was van dien aard dat medisch ingrijpen noodzakelijk was, waarbij de aangever ter fixatie van de kaak een
cerclaje intermaxilarheeft ondergaan. De fractuurgenezing duurde 4 à 5 weken.
Op grond hiervan is het gerecht van oordeel dat dit letsel, zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet oplevert.
Met de vaststelling dat de verdachte de aangever heeft geslagen en de aangever daarmee zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dient zich de vervolgvraag aan wat dit alles juridisch oplevert.
Uit de bewijsmiddelen en de verklaring van de verdachte ter zitting, stelt het Gerecht het volgende vast.
De verdachte was op 13 augustus 2021 boos dat hij bij een afhaalrestaurant niet het eten had gekregen dat hij had besteld en betaald. Hij was de werknemers in de zaak met luide stem aan het reclameren, toen hij de aangever in de gaten kreeg. De verdachte dacht dat de aangever hem aan het filmen was. Tussen hen ontstond een discussie. De aangever en zijn moeder, die daar ook aanwezig was, liepen op een gegeven moment de zaak uit, en de verdachte ging toen in de deuropening staan. Vanwege een provocerende handeling van de verdachte (volgens verdachte heeft de aangever op zijn moeder gespuugd, volgens de verdachte heeft hij de aangever naar zijn moer gestuurd) keerde de aangever zich om, liep op de verdachte af en gaf hem een stoot. Direct hierna trok de verdachte de aangever de zaak weer in, en sloeg hij, de aangever meermalen met zijn vuist tegen diens gezicht, terwijl de aangever op de grond lag en de verdachte over hem gebogen stond [6] [7] .
Gelet hierop is het Gerecht van oordeel dat verdachte, die boos was, heeft gehandeld in een opwelling, zodat niet bewezen kan worden geacht dat zijn opzet – ook niet in voorwaardelijke zin - was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierboven vermelde redengevende feiten en omstandigheden, de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks13 augustus 2021 in Aruba opzettelijk [benadeelde partij] heeft mishandeld, door die [benadeelde partij] meermalen
, althans eenmaal,met zijn vuisten tegen de mond en
/ofhet gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam te slaan, ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer kaakfracturen heeft bekomen;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Meer subsidiair:
Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273, lid 3 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvolging, omdat de verdachte uit zelfverdediging heeft gehandeld.
Het standpunt van de officier
De officier van justitie heeft ter zitting geconcludeerd tot verwerping van het verweer. Daartoe heeft de officier betoogd, dat uit de verklaringen van de getuigen niet blijkt dat de verdachte zich moest verdedigen tegen de aangever. De aanwezigen, inclusief de moeder van de aangever, probeerden juist de verdachte van de aangever weg te trekken. Er was geen situatie van noodweer, aldus de officier.
De beoordeling door het gerecht
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het handelen van de verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
In dit geval is hiervan geen sprake, en het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Volgens de aangever gaf hij de verdachte een stoot, en de verdachte verklaart dat de aangever hem aan zijn hemd vasthield en hem duwde. Dit, nadat de aangever in de deuropening van de zaak provocerend gedrag jegens de aangever had vertoond. In reactie hierop sloeg de verdachte de aangever meermalen en hard met zijn vuist tegen diens gezicht. Hieruit noch uit een van de zich in het dossier bevindende stukken, kan worden vastgesteld dat op enig moment op die bewuste dag sprake was van een voor de verdachte dreigende situatie, waartegen hij zich noodzakelijk moest verdedigen.
Naar het oordeel van het Gerecht is het bestaan van een noodweersituatie niet aannemelijk geworden. Het Gerecht verwerpt het verweer op feitelijke gronden.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en maatregel
Het standpunt van de officier
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, subsidiair 75 (vijfenzeventig) dagen vervangende hechtenis. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de aard en ernst van het delict en de persoon van de verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is het niet eens met de gevorderde taakstraf en heeft betoogd dat een geldboete in deze passender is.
De beoordeling door het gerecht
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van de aangever, door hem meermalen met zijn vuist op diens gezicht te slaan, ten gevolge waarvan die aangever kaakfracturen opliep. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever. Het geweld heeft bovendien in een openbare gelegenheid, namelijk een afhaalrestaurant, plaatsgevonden, waar een ieder zich juist prettig en zorgeloos zou moeten kunnen voelen en zich gevrijwaard moet weten van geweld. Dergelijke geweldsuitbarstingen veroorzaken niet alleen bij het slachtoffer, die onverwacht de dupe is geworden, maar ook bij omstanders (waaronder andere aanwezige klanten en de werknemers) en de samenleving in het algemeen, gevoelens van angst en onveiligheid.
Het Gerecht acht het door de verdachte gepleegde feit zeer ernstig. Uit de verklaring ter zitting van het slachtoffer, komt duidelijk naar voren hoe groot de impact van de mishandeling op het slachtoffer is.
In zijn voordeel houdt het Gerecht er rekening mee dat de verdachte in de afgelopen zeventien jaren niet is veroordeeld ter zake van een soortgelijk geweldsdelict.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de straf van na te melden duur, zoals die door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden zijn. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 7.469,21 aan materiële schade, waaronder Afl. 2.303,93 aan medische kosten, Afl. 1.802,22 aan vliegticket Aruba-Nederland, waar hij geen gebruik van heeft kunnen maken, en Afl. 3.363,06 aan vaste lasten. Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van afl. 475,- opgevoerd, als door hem gemaakte advocaatkosten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering voor zover het de medische kosten betreft, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair geconcludeerd tot de volledige niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering vanwege de door hem bepleite ontslag van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte bereid is om de medische kosten van de benadeelde partij te vergoeden.
De beoordeling door het gerecht
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag ad Afl. 2.303,93 aan medische kosten. Dit deel van de vordering is noch door de officier van justitie noch door de verdediging betwist. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Wat betreft de overige door de benadeelde partij opgevoerde schadeposten, is het Gerecht van oordeel dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in deze strafzaak. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wat betreft de opgevoerde advocaatkosten, overweegt het Gerecht dat deze geen rechtstreekse schade betreffen, maar op grond van artikel 380, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering van Aruba voor vergoeding in aanmerking komen. Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt ad Afl. 475,-.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 Sr aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:11, 1:45, 1:46, en 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidde(n) ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
honderdvijftig (150) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
vijfenzeventig (75) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade toe tot een bedrag van
Afl. 2.303,93 (zegge: tweeduizend driehonderddrie florin en drieënnegentig cent),en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden begroot op
Afl. 475,- (vierhonderdvijfenzeventig florin), en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Afl. 2.303,93 (zegge: tweeduizend driehonderddrie florin en drieënnegentig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door zesenveertig (46) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. N.K. Engelbrecht, bijgestaan door de griffier, M.E. Kelly, en op 16 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Divisie Centrale Recherche, sectie Jeugd- en Zedendelicten van het Korps Politie Aruba, opgemaakte proces-verbaal, nummer [proces-verbaalnummer], gesloten op 2 september 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
2.Aangifte van [benadeelde partij] van 13 augustus 2021, pagina 2
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 13 augustus 2021, pagina 2 onderaan.
4.De verklaring van de verdachte, op 2 december 2021 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
5.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 14 augustus 2021 van de arts drs. Arthur Vallejo (Vital OMS Dental Clinic Aruba).
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 14 augustus 2021, pagina 2
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 16 augustus 2021, pagina 2