ECLI:NL:OGEAA:2021:673

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AUA202103341
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak hebben verzoekers, een Venezolaans echtpaar, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van hun asielaanvraag. Verzoeker sub 1 is op 13 juli 2016 Aruba binnengekomen als toerist, terwijl verzoekster sub 2 op 20 augustus 2017 hetzelfde deed. Beiden hebben asielaanvragen ingediend, maar hun verzoeken zijn afgewezen door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie op 1 november 2021. Hiertegen hebben zij bezwaar gemaakt en op 12 november 2021 verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen voor een onmenselijke behandeling bij terugkeer naar Venezuela.

De voorzieningenrechter heeft op 1 december 2021 de zaak behandeld, waarbij de verzoekers bijgestaan werden door hun gemachtigde. De verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd opgemerkt dat de verweerder geen relevante stukken had overgelegd, waaronder de verslagen van de gehoren van de verzoekers. Dit gebrek aan informatie leidde de voorzieningenrechter tot de conclusie dat hij niet in staat was om een (voorlopig) oordeel te vellen over de rechtmatigheid van de bestreden beschikking.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek toe te wijzen en te bepalen dat de verzoekers niet uit Aruba verwijderd mogen worden totdat er op hun bezwaar is beslist. Deze uitspraak werd gedaan door mr. W.C.E. Winfield op 15 december 2021, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 15 december 2021
Lar nr. AUA202103341

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[verzoeker sub 1],
2.[verzoekster sub 2],
verblijvend in Aruba,
VERZOEKERS,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: E.S. Vos (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 1 november 2021 (de bestreden beschikking) heeft verweerder het asielverzoek van verzoekers afgewezen.
Hiertegen hebben verzoekers op 11 november 2021 bezwaar gemaakt.
Op 12 november 2021 hebben verzoekers het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld ter zitting van 1 december 2021. Verzoekers zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Op grond van artikel 1A, aanhef en ten tweede, van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag), aangepast bij het Protocol van New York, wordt als ‘vluchteling’ aangemerkt elke persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en ten gevolge van bovenbedoelde gebeurtenissen verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren.
1.3
Op grond van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) mag niemand worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
De feiten
2.1
Verzoeker sub 1, geboren op [geboortedatum] 1987 in Venezuela, is op 13 juli 2016 Aruba binnengekomen als toerist. Verzoekster sub 2, geboren op [geboortedatum] 1987 te Venezuela is op 20 augustus 2017 Aruba binnengekomen als toerist samen met de minderjarige dochter van verzoekers.
2.2
Verzoeker sub 1 heeft op 14 mei 2018 een asielaanvraag ingediend en verzoekster sub 2 heeft op 20 mei 2021 een asielaanvraag ingediend.
2.3
Verzoeker sub 1 is op 9 november 2018, op 28 november 2018 en op 12 november 2019 gehoord. Verzoekster sub 2 is op 24 mei 2021 gehoord.
2.4
Bij bestreden beschikking van 1 november 2021 heeft verweerder het asielverzoek van verzoekers afgewezen.
2.5
Bij e-mail van 15 november 2021 is verweerder door het gerecht voor de zitting uitgenodigd en is aan verweerder verzocht om op grond van artikel 33 van de Lar alle documenten die een rol hebben gespeeld bij de besluitvorming binnen drie dagen te verstrekken.
Standpunten van partijen
3.1
Het verzoek strekt strekt ertoe dat het verzoekster wordt toegestaan om hangende de beslissing op hun bezwaar hier te lande te verblijven. Daartoe betogen verzoekers dat verweerder de bestreden beschikking onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd. Hiertoe voeren zij aan dat verweerder geen objectieve geloofwaardigheidstoetsing heeft verricht met betrekking tot hun relaas. Tevens voert zij aan het risico te lopen bij terugkeer naar Venezuela blootgesteld te worden aan een behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM.
3.2
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder het asielverzoek van verzoekers afgewezen. Aan deze beschikking heeft verweerder, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat verzoekers niet aangemerkt kunnen worden als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin acht hij aannemelijk dat zij bij terugkeer naar Venezuela worden bedreigd met een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM.
Zitting
4. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter aan de orde gesteld dat verweerder geen op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Dit betreffen in ieder geval de verslagen van de gehoren van verzoekers en, voor zover daarvan sprake is, van stukken die verzoekers ter ondersteuning van hun aanvraag hebben overgelegd. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aangeboden om de stukken later alsnog in het geding te brengen.
Beoordeling
5.1
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
5.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder niet de stukken heeft overgelegd die op de zaak betrekking hebben. In het bijzonder ontbreken de verslagen van de gehoren die aan verzoekers zijn afgenomen en waarin zij hun asielrelaas hebben uiteengezet. In aanmerking genomen dat verzoekers onder meer hebben betoogd dat verweerder hun relaas niet juist heeft geïnterpreteerd en daaruit ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat het geloofwaardigheid ontbeert en niet voldoende zwaarwegend is om hen als vluchteling aan te merken, kan de voorzieningenrechter zonder raadpleging van die verslagen geen oordeel geven over de door verzoekster aangevoerde gronden en het daartegen door verweerder ingebrachte verweer. Gelet op de spoedeisende aard van het onderhavige verzoek, acht de voorzieningenrechter het niet prudent om de zaak aan te houden om verweerder alsnog in de gelegenheid te stellen om de stukken over te leggen en daarover wederom een debat te houden. De omstandigheid dat de voorzieningenrechter niet over voldoende informatie beschikt om zich een (voorlopig) oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de bestreden beschikking komt onder deze omstandigheden voor risico van verweerder.
6. Gezien het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek toe te wijzen en een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat verweerder verboden wordt verzoekers uit Aruba te verwijderen totdat op het bezwaar is beslist.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek toe;
- verbiedt verweerder verzoekers uit Aruba te verwijderen totdat op het bezwaar is beslist.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.