ECLI:NL:OGEAA:2021:654
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vergunningvoorwaarden voor gebruik stranden door Aruba Beach Club
In deze zaak heeft de coöperatieve vereniging Aruba Beach Club, gevestigd in Aruba, beroep ingesteld tegen de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. Het beroep betreft de 'Voorwaarden Vergunning Hotels/Resorts inzake gebruik stranden (strandstoelen)', die door de minister aan de vereniging zijn toegezonden. De appellante heeft op 4 september 2018 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De minister heeft op 24 juni 2019 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op zittingen op 13 mei en 16 september 2019, waarbij partijen aanwezig waren. Na een periode van aanhouding heeft het gerecht op 17 mei 2021 aan appellante laten weten dat uitspraak zou volgen.
Het gerecht heeft overwogen dat volgens artikel 2, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) een beschikking een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan is. Het gerecht heeft vastgesteld dat de door appellante bestreden vergunningvoorwaarden niet zijn gegeven in heroverweging van enige beschikking waarvan bezwaar kan worden gemaakt. Hierdoor is het gerecht van oordeel dat het onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep van appellante. De beslissing van het gerecht is dat het zich onbevoegd verklaart en de griffier opdraagt het beroepschrift door te zenden naar de minister ter behandeling als bezwaarschrift. Tevens zijn er instructies gegeven voor het indienen van een hoger beroep, inclusief het verschuldigde griffierecht van Afl. 75.