ECLI:NL:OGEAA:2021:641

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
AUA202002534
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake terugvordering bijstandsuitkering

In deze zaak heeft appellante, een inwoner van Aruba, beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen een terugvordering van bijstandsuitkering door de Minister van Sociale Zaken en Arbeid. De Minister had op 27 augustus 2019 een bedrag van Afl. 545,- aan bijstand teruggevorderd en medegedeeld dat er Afl. 25,- per maand zou worden ingehouden op de uitkering. Appellante maakte op 6 november 2019 bezwaar, maar dit bezwaar werd op 7 juli 2020 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Appellante stelde dat zij de beschikking pas later had ontvangen en dat zij zo spoedig mogelijk beroep had ingesteld. Het gerecht heeft de zaak op 21 juni 2021 behandeld, waarbij appellante in persoon verscheen en de Minister vertegenwoordigd werd door mr. Y.F.M. Kaarsbaan. Na het heropenen van het onderzoek heeft het gerecht vastgesteld dat de Minister niet aannemelijk heeft gemaakt wanneer de beschikking aan appellante is verzonden. Het gerecht oordeelde dat appellante het beroepschrift tijdig had ingediend, en dat de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar onterecht was. De uitspraak van 1 november 2021 verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking van 7 juli 2020 en verplicht de Minister om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens wordt het griffierecht aan appellante terugbetaald.

Uitspraak

Uitspraak van 1 november 2021
Lar nr. AUA202002534

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[appellante],

wonend in Aruba,
APPELLANTE,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINITER VAN SOCIALE ZAKEN EN ARBEID,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 27 augustus 2019 heeft verweerder een bedrag van Afl. 545,- aan bijstand van appellante teruggevorderd en aan haar medegedeeld dat een bedrag van Afl. 25,- per maand zal worden ingehouden op het bedrag aan bijstand dat aan haar wordt uitgekeerd.
Daartegen heeft appellante op 6 november 2019 bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 7 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Daartegen heeft appellante op 13 oktober 2020 beroep ingesteld bij het gerecht.
Verweerder heeft op 10 mei 2021 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2021. Appellante is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting, heeft het gerecht het onderzoek heropend.
Verweerder heeft op 5 juli 2021 nadere stukken ingediend. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft appellante daarop geen reactie gegeven.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, derde lid, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
Ingevolgde artikel 27, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Lar wordt een beroepschrift nietontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2. De in beroep bestreden beschikking is gedagtekend 7 juli 2020. Uit het hiervoor weergegeven wettelijk kader volgt dat de beroepstermijn is aangevangen op 8 juli 2020 en geëindigd op 18 augustus 2020. Het beroepschrift van appellante is op 13 oktober 2020 en derhalve buiten deze termijn ingediend.
3. Appellante heeft desgevraagd ter zitting te kennen gegeven dat zij de bestreden beschikking met de post thuisbezorgd heeft ontvangen en vervolgens zo spoedig mogelijk daartegen beroep heeft ingesteld. De precieze ontvangstdatum kan appellante zich evenwel niet meer herinneren.
4. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft verweerder te kennen gegeven geen bewijs te hebben dat de beschikking van 7 juli 2020 aan appellante is uitgereikt. Voorts heeft verweerder te kennen gegeven dat in de regel beschikkingen aangetekend naar het Bureau Interne Diensten (BID) worden verzonden, van waaruit ze naar Post Aruba worden doorgestuurd ter postbezorging. BID registreert deze stukken niet, waardoor de datum van doorzending van de beschikking van 7 juli 2020 naar Post Aruba niet bekend is, aldus verweerder.
5. Volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (uitspraak van 20 november 2015, ECLI:NL:OGHACMB:2015:20) is het aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat en wanneer een schriftuur is verzonden. In aanmerking genomen het betoog van appellante dat zij een afschrift van de beschikking van 7 juli 2020 per post heeft ontvangen en de verklaring van verweerder dat hij in de regel, door tussenkomst van BID, afschriften van beschikkingen per post verzendt, neemt het gerecht als uitgangspunt dat in dit geval een afschrift van de beschikking van 7 juli 2020 per post aan appellante is verzonden. Verweerder heeft gelet op het hiervoor onder 4. vermelde evenwel niet aannemelijk gemaakt wanneer een afschrift van de beschikking van 7 juli 2020 per post aan appellante is verzonden. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat appellante met de stelling dat zij direct beroep heeft ingesteld heeft ontkend dat zij de beschikking geruime tijd voor 13 oktober 2020 heeft ontvangen, acht het gerecht aannemelijk gemaakt dat appellante het beroepschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
6. Ook ten aanzien van de beschikking van 27 augustus 2019 heeft appellante betoogd dat zij deze per post heeft ontvangen en zij vervolgens zo spoedig mogelijk daartegen bezwaar heeft gemaakt.
7. Desgevraagd heeft verweerder te kennen gegeven niet te kunnen vaststellen of de beschikking van 27 augustus 2019 aan appellante is uitgereikt, dan wel of deze beschikking ter post is verzonden, en zo ja, wanneer.
8. Gelet hierop en in aanmerking genomen de onder 5. vermelde rechtspraak, is het gerecht van oordeel dat verweerder ten onrechte het bezwaarschrift niet ingediend heeft geacht zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs verlangd kon worden en aldus ten onrechte om die reden het bezwaar nietontvankelijk heeft verklaard.
9. Het beroep is gegrond. De beschikking van 7 juli 2020 dient te worden vernietigd. Verweerder dient een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van deze uitspraak.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beschikking van 7 juli 2020;
  • bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante met inachtneming van deze uitspraak;
  • gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 1 november 2021, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.