In deze zaak heeft appellante, een inwoner van Aruba, beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen een terugvordering van bijstandsuitkering door de Minister van Sociale Zaken en Arbeid. De Minister had op 27 augustus 2019 een bedrag van Afl. 545,- aan bijstand teruggevorderd en medegedeeld dat er Afl. 25,- per maand zou worden ingehouden op de uitkering. Appellante maakte op 6 november 2019 bezwaar, maar dit bezwaar werd op 7 juli 2020 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Appellante stelde dat zij de beschikking pas later had ontvangen en dat zij zo spoedig mogelijk beroep had ingesteld. Het gerecht heeft de zaak op 21 juni 2021 behandeld, waarbij appellante in persoon verscheen en de Minister vertegenwoordigd werd door mr. Y.F.M. Kaarsbaan. Na het heropenen van het onderzoek heeft het gerecht vastgesteld dat de Minister niet aannemelijk heeft gemaakt wanneer de beschikking aan appellante is verzonden. Het gerecht oordeelde dat appellante het beroepschrift tijdig had ingediend, en dat de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar onterecht was. De uitspraak van 1 november 2021 verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking van 7 juli 2020 en verplicht de Minister om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens wordt het griffierecht aan appellante terugbetaald.