2.3.Aan de voet van de beschikking van 23 oktober 2009 is vermeld dat een afschrift dezes te zenden is aan de belanghebbende, [adres], het woonadres van appellant. Vaststaat dat het schriftuur ook op dat adres is bezorgd. De minister heeft evenwel niet aannemelijk gemaakt wanneer een afschrift van die beschikking per post is verzonden. Voorts heeft appellant de ontvangst van die beschikking per post eerder dan op 8 februari 2010 ontkend. Onder deze omstandigheden, heeft het Gerecht de beschikking ten onrechte niet op of rond 8 februari 2010 verzonden geacht en aldus evenzeer ten onrechte het bezwaarschrift van 8 februari 2010 niet ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. Het betoog slaagt.
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, beoordeelt het Hof de beschikking van 23 december 2013 aan de hand van de daartegen in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden.
4. Ingevolge artikel 1, aanhef, van de Pensioenverordening leden der Staten, zoals deze gold ten tijde van belang, wordt voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde verstaan onder: Statenleden: hij die na 31 december 1985 als lid der Staten van Aruba is toegelaten of geweest.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, heeft een statenlid na zijn aftreden recht op pensioen ten laste van ’s Lands kas, indien hij op dat tijdstip in totaal gedurende ten minste 1 jaar statenlid was en alsdan de leeftijd van 50 jaren heeft bereikt of overschreden.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, wordt het pensioen van een gewezen statenlid berekend over het gehele tijdvak dat betrokkene statenlid was, en bedraagt na 12 jaren vervulling van het statenlidmaatschap, het maximum pensioen dat ingevolge de bepalingen van de Pensioenverordening landsdienaren (AB 1991, no. GT 25), aan een gewezen ambtenaar jaarlijks kan worden toegekend, vermeerderd met 5 procent.
Ingevolge het tweede lid bedraagt het pensioen voor elk jaar gedurende hetwelk betrokkene statenlid was, het een twaalfde gedeelte van het maximum pensioen als in het vorige lid bedoeld, en voor elke maand gedurende welke betrokkene statenlid was, het eenhonderdvierenveertigste deel daarvan. Bij de berekening van het pensioen wordt een gedeelte van een maand voor een volle maand medegeteld.
Ingevolge het vijfde lid vindt, in geval van cumulatie van het pensioen van een statenlid met andere pensioenen dan wel uitkeringen welke direct of indirect ten laste komen van ’s Lands kas of van de kas van een ander publiekrechtelijk lichaam, geen inkorting plaats.
Ingevolge artikel 1 van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 wordt in dit landsbesluit verstaan onder “ambtenaren” de ambtenaren in dienst van het land Aruba, voor zover hun bezoldiging en pensioengrondslag niet bij afzonderlijke wettelijke regelingen zijn geregeld.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Landsbesluit bijzondere ambtelijke pensioengrondslag, wordt in afwijking van de bij artikel 2 van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (AB 1996 no. GT 10) behorende bijlage A de pensioengrondslag van ambtenaren die worden bezoldigd volgens hoofdschaal 16 en die in de periode vanaf de inwerkingtreding van dit landsbesluit tot en met 31 december 2004 met pensioen zullen gaan, met ingang van de datum die twee jaar ligt voor die inwerkingtreding, verhoogd met 25%.
5. Aan de beschikking van 23 december 203 heeft de minister ten grondslag gelegd dat appellant met ingang van 6 februari 2004, bij het bereiken van de 50-jarige leeftijd, gedurende elf jaar en drie maanden statenlid is geweest. Met toepassing van artikel 6, tweede lid, van de Pensioenverordening leden der Staten, wordt niet het maximum pensioen van 70% van schaal 16, maar een pensioen van 65,6213% daarvan toegekend.
6. Appellant betoogt dat de minister de pensioengrondslag ten onrechte niet met toepassing van artikel 1, aanhef en onder a, van het Landsbesluit bijzondere ambtelijke pensioengrondslag met 25% heeft verhoogd.