ECLI:NL:OGEAA:2021:568

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
AUA201900407
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en bewijsvoering omtrent toestemming voor uitkering van een 13e maand door werknemer

In deze zaak gaat het om een arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en de stichting FUNDACION AUTISMO ARUBA (FAA). [verzoekster] was sinds 2007 werkzaam als officemanager bij FAA en werd op 27 juli 2018 op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag was dat zij zonder toestemming van het bestuur een 13e maand aan zichzelf had uitgekeerd voor de jaren 2013, 2014 en 2015. [verzoekster] betwistte het ontslag en vorderde vernietiging ervan, stellende dat zij wel toestemming had voor deze uitkering.

De rechter heeft vastgesteld dat FAA een stichting zonder winstoogmerk is, die afhankelijk is van donaties. [verzoekster] had veel vrijheid in haar functie, maar het gebruik van blanco overschrijvingsformulieren zonder expliciete toestemming van het bestuur was problematisch. Tijdens de procedure heeft FAA getuigen gehoord die bevestigden dat er geen toestemming was gegeven voor de uitkering van de 13e maand. [verzoekster] heeft geen bewijs kunnen leveren voor haar stelling dat zij toestemming had gekregen.

De rechter concludeert dat FAA in haar bewijsopdracht is geslaagd en dat [verzoekster] misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat haar door FAA was gegeven. Het ontslag op staande voet wordt als rechtsgeldig beschouwd, omdat de gedragingen van [verzoekster] kwalificeren als een dringende reden. De verzoeken van [verzoekster] worden afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Beschikking van 9 november 2021
Behorend bij AUA201900407
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster],
te Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
tegen
de stichting
FUNDACION AUTISMO ARUBA,
te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: FAA,
gemachtigde: mr. R. Marchena.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 9 juli 2019, waarin een bewijsopdracht is gegeven aan FAA, en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de processen-verbaal van de getuigenverhoren van 9 september 2019, 25 november 2019, 25 augustus 2020 en 2 maart 2021;
  • de conclusie na enquête van [verzoekster].
1.2. [
[verzoekster] heeft aanvankelijk verzocht om uitstel voor het nemen van een conclusie na enquête, maar heeft later afgezien van de mogelijkheid om deze conclusie te nemen.
1.3.
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE BEOORDELING

2.1.
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. [verzoekster] was sinds 2007 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam bij FAA als officemanager. Zij was hierbij onder meer verantwoordelijk voor het verrichten van betalingen en het verzorgen van de loonadministratie. Op 27 juli 2018 is zij op staande voet ontslagen. De reden die FAA hieraan ten grondslag heeft gelegd is dat [verzoekster] aan zichzelf voor de jaren 2013, 2014 en 2015 een 13e maand heeft uitgekeerd, zonder dat zij daarvoor toestemming had van het bestuur. [verzoekster] zou daarvoor een vooraf door het bestuur ondertekend blanco overschrijvingsformulier hebben gebruikt. [verzoekster] vordert in deze procedure vernietiging van dit ontslag op staande voet, onder andere omdat zij zich op het standpunt stelt dat zij toestemming van het bestuur had voor de uitkering van een 13e maand. In de tussenbeschikking is FAA in gelegenheid gesteld feiten en omstandigheden te bewijzen, waaruit blijkt dat [verzoekster] zichzelf over de jaren 2013, 2014 en 2015 een bonus heeft toegekend door eigenhandig, zonder toestemming en medeweten van het bestuur, een door het bestuur ondertekend blanco overschrijvingsformulier in te vullen.
2.2.
FAA heeft ter invulling van deze bewijsopdracht vijf getuigen doen horen, te weten:
  • mevrouw [getuige 1], van 2010-2017 bestuurslid van FAA (hierna: van [getuige 1]).
  • de heer [getuige 2], vanaf mei 2014 penningmeester van FAA (hierna: [getuige 2]).
  • mevrouw [getuige 3], vanaf 2010 voorzitter van FAA (hierna: [getuige 3]);
  • mevrouw [getuige 4], tot en met 2014 bestuurslid van FAA (hierna: [getuige 4]);
  • mevrouw [getuige 5], tot en met 2014 bestuurslid van FAA (hierna: [getuige 5]).
In contra-enquête heeft [verzoekster] vervolgens mevrouw [bestuurslid FAA], sinds 2013 bestuurslid van FAA, (hierna: [bestuurslid FAA]) doen horen. Naar de rechter begrijpt zijn hiermee alle, of vrijwel alle bestuursleden uit de periode 2013 tot 2015 gehoord.
2.3.
Op basis van het procesdossier en de bewijsopdracht wordt geconcludeerd dat er geen discussie is over het volgende. FAA is een stichting zonder winstoogmerk, die alleen inkomsten heeft vanuit donaties. De financiële situatie van de stichting is om die reden niet rooskleurig. [verzoekster] was de enige werknemer van FAA en kreeg in die rol veel vrijheid. Vanuit praktisch oogpunt was het binnen FAA gebruikelijk dat de bevoegde bestuursleden c.q. de penningmeester blanco overschrijvingsformulieren ondertekenden. Als [verzoekster] opdracht kreeg van het bestuur om bepaalde betalingen te doen, kon zij daarvoor deze formulieren gebruiken. In 2013 heeft [verzoekster] een overschrijvingsformulier ingevuld en ingediend bij de bank, ten einde een 13e maand van Afl. 2.600,- aan zichzelf uit te keren. In 2014 heeft zij dit nogmaals gedaan. FAA heeft onbetwist gesteld dat deze formulieren reeds vooraf door de bestuursleden waren getekend.
2.4.
Waar partijen met name over discussiëren is de vraag of [verzoekster] toestemming van het bestuur had om de vooraf getekende overschrijvingsformulieren te gebruiken om in 2013 en 2014 een 13e maand aan zichzelf uit te keren. FAA betwist dit. Alle bestuursleden (inclusief de getuige aan de zijde van [verzoekster]) verklaren zowel in de overgelegde verklaringen als tijdens de getuigenverhoren consequent dat zij hier nooit toestemming voor hebben gegeven, althans dat zij daar niets van weten. Het merendeel van hen wijst er daarbij op dat dit gezien de financiële situatie van FAA ook niet in de rede ligt.
2.5.
Het had gezien het voorgaande op de weg van [verzoekster] gelegen om een gedegen onderbouwing te geven van de omstandigheden waaronder volgens haar deze toestemming is gegeven. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat in een vergadering in 2013 aan haar is meegedeeld dat de dertiende maand haar ‘wordt gegund’ en dat zij daaruit de toestemming heeft opgemaakt. Volgens [verzoekster] waren daarbij [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] aanwezig. Onbetwist is echter dat [getuige 2] in 2013 nog niet in dienst was van FAA, zodat in zoverre de onderbouwing van [verzoekster] niet juist kan zijn. Daarnaast hebben [getuige 3] en [getuige 4] beiden verklaard dat zij nooit dergelijke toezeggingen hebben gedaan.
2.6. [
[verzoekster] is er niet in geslaagd om tegenbewijs te leveren. Ook heeft zij nagelaten een conclusie na enquête te nemen. Zij heeft daardoor geen ander licht geworpen op de verklaringen van de betreffende bestuursleden. Ook heeft zij niet nader gespecificeerd wat de aanleiding en de context van de vermeende uitspraak was, door wie deze uitspraak is gedaan en waarom zij deze algemene uitspraak (dat de 13e maand ‘haar gegund wordt’) gerechtvaardigd kon beschouwen als concrete toezegging. Dit laatste klemt te meer nu FAA onbetwist heeft gesteld dat [verzoekster] wist dat FAA volledig afhankelijk is van donaties en dat zij financieel in zwaar weer verkeerde.
2.7.
Op basis van het voorgaande oordeelt de rechter dat FAA is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat [verzoekster] zichzelf over de jaren 2013 en 2014 een bonus heeft toegekend door eigenhandig, zonder toestemming en medeweten van het bestuur, een door het bestuur ondertekend blanco overschrijvingsformulier in te vullen.
2.8.
Voorts is ook onbetwist dat in december 2014 de eenmalige overschrijving van 2014 is omgezet in een jaarlijks terugkerende overschrijving. FAA heeft, met verwijzing naar een brief van de bank, gesteld dat [verzoekster] hiertoe opdracht heeft gegeven. [verzoekster] heeft weliswaar ter zitting aangevoerd dat uit de brief blijkt dat dit een fout van de bank is. Echter betreft dit een onjuiste lezing van de brief van de bank. Uit de brief volgt namelijk dat de bank het zichzelf aanrekent dat zij op instructie van [verzoekster] de overboeking heeft omgezet, terwijl de bank had moeten weten dat [verzoekster] daartoe niet gerechtigd is. Door die omzetting heeft [verzoekster] ook in de jaren 2015 tot en met 2018 een 13e maand ontvangen.
2.9.
In het licht van de geslaagde bewijsopdracht ten aanzien van de jaren 2013 en 2014 en de brief van bank acht de rechter ook bewezen dat de overschrijving van 2014 door [verzoekster] is omgezet in een jaarlijks terugkerende overschrijving. Aangezien bewezen is dat [verzoekster] zichzelf de 13e maand voor 2013 en 2014 heeft toegekend, had van [verzoekster] een nadere uitleg mogen worden verwacht waarom de overboeking volgens haar door bestuursleden is omgezet in een jaarlijks terugkerende overschrijving.
2.10.
Kortom, de door FAA aan het ontslag ten grondslag gelegde reden is komen vast te staan.
2.11.
Na vaststelling van het voorgaande overweegt de rechter als volgt. De werkgever is op grond van artikel 7A:1615o BW bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen indien er sprake is van een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de werknemer. Als dringende redenen worden ingevolge artikel 7A:1615p lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben, dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de dienstbetrekking te laten voortduren. Bij de beoordeling of van zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt te worden betrokken, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
2.12.
In het licht hiervan overweegt de rechter als volgt. [verzoekster] heeft misbruik gemaakt van het door FAA in haar gestelde vertrouwen, door zichzelf te verrijken met geld dat is gedoneerd aan FAA. Ondanks dat gesteld noch gebleken is dat zich in het tien jaar durende dienstverband eerder problemen hebben voorgedaan, is de werkrelatie hiermee onhoudbaar geworden. Van FAA kan immers niet verwacht worden dat zij [verzoekster] terugplaatst in de verantwoordelijke en centrale rol die zij als enige werknemer in de organisatie innam. Door [verzoekster] zijn geen persoonlijke omstandigheden aangevoerd die moeten leiden tot een ander oordeel. Geconcludeerd wordt daarom dat de gedragingen van [verzoekster] kwalificeren als een dringende reden.
2.13.
Aangezien FAA voldoende heeft onderbouwd dat zij om deze dringende reden de arbeidsovereenkomst onverwijld heeft opgezegd, onder onverwijlde mededeling van die reden, is sprake van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Dat betekent dat alle verzoeken van [verzoekster] worden afgewezen.
2.14.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [verzoekster] veroordeeld in de kosten van deze procedure, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van FAA worden vastgesteld op
Afl. 7.500,- aan salaris voor de gemachtigde (5 punten à Afl. 1.250,-).

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
wijst de verzoeken van [verzoekster] af;
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van FAA worden vastgesteld op Afl. 7.500,- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en werd in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.