ECLI:NL:OGEAA:2021:566

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
AUA201700721
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurbetaling en bewijsvoering in civiele procedure tussen verhuurder en huurders

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de vraag centraal of gedaagde 2, als huurder, de huurtermijnen aan eiseres, de verhuurder, had voldaan. De procedure volgde op een tussenvonnis van 13 mei 2020, waarin al enkele beslissingen waren genomen. Eiseres had gedaagde 2 aangeklaagd voor het niet betalen van de huur, terwijl gedaagde 2 stelde dat hij de huur wel degelijk had betaald. Tijdens de rechtszittingen zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder familieleden van gedaagde 2 en eiseres, die verklaringen aflegden over de huurbetalingen. Het gerecht oordeelde dat gedaagde 2 erin was geslaagd te bewijzen dat hij de huurtermijnen had voldaan, onderbouwd door getuigenverklaringen die de betalingen bevestigden. Eiseres kon de tegenbewijs niet voldoende onderbouwen, waardoor haar vorderingen werden afgewezen. Het gerecht veroordeelde eiseres in de proceskosten van gedaagde 2, terwijl de kosten voor gedaagde 1 op nihil werden gesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Verhoeven op 27 oktober 2021.

Uitspraak

Vonnis van 27 oktober 2021
Behorend bij AUA201700721
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:

1.[naam gedaagde 1],

2.
[naam gedaagde 2],
beiden wonende in Aruba,
gedaagden in conventie, eiseres in reconventie,
hierna ook in enkelvoud te noemen: [gedaagde 2],
gemachtigde: mr. G.W. Rep.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Dit vonnis is een vervolg op het tussenvonnis van 13 mei 2020 (hierna: het tussenvonnis). Het verloop van de procedure tot en met 13 mei 2020 blijkt uit het tussenvonnis. Het verdere verloop volgt uit:
- het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 juli 2020;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 september 2020;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 september 2020;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 november 2020;
- de conclusie na enquête d.d. 2 december 2020 van [gedaagde 2];
- de conclusie van antwoord na enquête d.d. 17 maart 2021 van [eiseres].
1.2
De datum voor het vonnis is vervolgens nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
In het tussenvonnis is beslist dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen. Ten aanzien van de conventie is geoordeeld dat de vordering tegen [gedaagde 1] zal worden afgewezen, omdat zij geen partij was bij de huurovereenkomst. Het gerecht blijft bij de aldus genomen beslissingen.
2.2
Voorts is [gedaagde 2] in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat hij de huurtermijnen, waarvan [eiseres] in deze procedure betaling vordert, heeft voldaan. [gedaagde 2] heeft daartoe als getuigen laten horen zichzelf, mevrouw [naam echtgenote] (de echtgenote van [gedaagde 2]), mevrouw [naam zus] (de zus van [gedaagde 2]), mevrouw [naam nichtje] (nichtje van [gedaagde 2]) en mevrouw [naam vriendin van stiefzoon gedaagde 2]]. Tevens heeft [gedaagde 2] (nogmaals) een verklaring in het geding gebracht van de heer [naam stiefzoon], de stiefzoon van [gedaagde 2] (en zoon van [gedaagde 1]). In contra-enquête heeft [eiseres] als getuigen laten horen zichzelf, mevrouw [naam zus] (zus van [eiseres]) en mevrouw [naam nichtje] (nichtje van [eiseres]).
2.3
De verklaring van [gedaagde 2] als partij-getuige kan naar het oordeel van het gerecht geen bewijs in zijn voordeel opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. De getuige [gedaagde 1] is geen partij-getuige. Weliswaar was zij door [eiseres] als gedaagde in deze procedure betrokken, maar in het tussenvonnis is beslist dat zij geen partij is bij de huurovereenkomst tussen [eiseres] als verhuurder en [gedaagde 2] als huurder, zodat de vorderingen in conventie jegens haar zullen worden afgewezen. De omstandigheid dat [gedaagde 1] ten onrechte als gedaagde in de procedure is betrokken, maakt haar geen partijgetuige, zoals van de zijde van [gedaagde 2] terecht is gesteld (conclusie na enquête, nr. 2). Wel heeft [gedaagde 1], die in gemeenschap van goederen met [gedaagde 2] is gehuwd, belang bij de uitkomst van de zaak. Dit brengt mee dat ook haar verklaring met terughoudendheid moet worden gebruikt. Het gerecht acht de navolgende onderdelen van de afgelegde verklaringen van belang bij de waardering van het bewijs.
2.4
De getuige [naam zus van gedaagde 2] heeft als volgt verklaard:
“(…)Tijdens de bruiloft van de heer [gedaagde 2] met mevrouw [gedaagde 1] is mevrouw [eiseres] met mij in de auto meegereden naar het stadhuis. Zij vertelde mij dat ze blij is met mijn broer als huurder. Ze zei dat het goede huurders zijn die goed voldoen aan hun verplichtingen. (…) Het gesprek vond plaats in het Papiaments en mevrouw [eiseres] gebruikte met betrekking tot het feit dat zij goed voldeden als huurders het woord ‘cumplido’. (…)”
Deze verklaring vindt steun in die van de verklaring van [eiseres] zelf. Zij heeft als getuige eveneens verklaard dat zij tijdens de bruiloft van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] met getuige [naam zus van gedaagde 2] in de auto was meegereden en dat zij getuige was op de bruiloft van hen.
“(…) Het is juist dat ik met haar ben meegereden naar de bruiloft van de heer [gedaagde 2] en mevrouw [gedaagde 1]. (…)”
Wel betwist [eiseres] als getuige dat zij aan de getuige [naam zus van gedaagde 2] heeft verklaard dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] goed van betaling waren.
“(…) Het is niet juist dat ik in de auto aan mevrouw[naam zus van gedaagde 2]
heb verklaard dat de heer [gedaagde 2] en mevrouw [gedaagde 1] zo goed betaalden en dat ik om die reden blij om hen was. (…)”
2.5
Het gerecht heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [naam zus van gedaagde 2] te twijfelen. Het gerecht neemt dan ook als vaststaand aan dat [eiseres] tijdens de autorit naar de bruiloft heeft verklaard dat zij blij was met [gedaagde 2] en [gedaagde 1] als huurders omdat het zulke goede huurders zijn. Dit is overigens ook niet in strijd met de verklaring van [eiseres]. [eiseres] heeft slechts verklaard dat zij niet heeft gezegd dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] goed van betalen waren. Zij heeft niet verklaard dat ze die bewuste dag niet heeft gezegd dat [gedaagde 2] een goed huurder was.
2.6
De getuige [naam nichtje van gedaagde 2]] heeft verklaard dat [gedaagde 1] dagelijks op haar zoontje paste en dat zij de financiële vergoeding daarvoor altijd in een enveloppe aan [gedaagde 1] gaf. Zij verklaart vervolgens:
“Ik heb een keer zelf gezien dat mevrouw [eiseres] bij de poort stond en dat ([gedaagde 1], gerecht) de enveloppe, die ik zojuist aan [gedaagde 1] had afgegeven, aan mevrouw [eiseres] gaf. [gedaagde 1] was, nadat ik de enveloppe had gegeven, even naar binnen gelopen met de enveloppe. Vervolgens kwam ze weer naar buiten en gaf toen de enveloppe aan mevrouw [eiseres].”
2.7
De getuige [naam vriendin van stiefzoon] is de vriendin van [naam stiefzoon]. [stiefzoon] is de zoon van [gedaagde 1] en daarmee de stiefzoon van [gedaagde 2]. De getuige [naam vriendin] heeft verklaard:
“Toen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een keer voor drie weken naar Spanje waren, hadden ze een enveloppe achter gelaten met daarin geld voor mevrouw [eiseres]. Het geld was bestemd voor de huur van de woning. Mevrouw [eiseres] is in de periode dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in Spanje waren langs geweest om de enveloppe te halen. Ik was erbij en heb gezien toen [stiefzoon] de enveloppe aan haar gaf. Ik heb niet in de enveloppe gekeken en weet dus ook niet wat erin zat. Mevrouw [eiseres] nam de enveloppe mee zonder te kijken wat erin zat.
[Stiefzoon] wist dat mevrouw [eiseres] het geld zou komen halen. (…) Behalve de keer dat de ouders van [stiefzoon] in Spanje waren heb ik nog twee of drie keer gezien dat mevrouw [eiseres] een enveloppe kwam halen. Ik heb die keren gezien dat [stiefzoon] de enveloppe aan mevrouw [eiseres] gaf. Een van die keren heb ik gezien dat er geld in de enveloppe zat, maar ik heb niet gezien hoeveel dat was en ik heb het ook niet geteld. (…)”
2.8
De verklaring van de getuige [naam vriendin van stiefzoon] vindt steun in de (niet beëdigde) verklaring van [naam stiefzoon] d.d. 23 september 2020 (conclusie na enquete, prod. 1). Deze verklaart dat hij een paar keer een enveloppe aan [eiseres] heeft overhandigd en dat hij heeft gezien dat daarin geld zat.
2.9
Het gerecht heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen [nichtje van gedaagde 2] en [vriendin van stiefzoon] dat zij hebben gezien dat [gedaagde 1] respectievelijk [naam stiefzoon] een enveloppe respectievelijk enveloppes aan [eiseres] hebben overhandigd. De verklaring in contra-enquete van de getuige [eiseres] dat zij geen enveloppes in ontvangst heeft genomen van [gedaagde 1] dan wel de heer [stiefzoon], is onvoldoende om hetgeen aldus op dit punt door middel van twee getuigen is verklaard (ondersteund door een schriftelijke verklaring van de heer [stiefzoon]) te ontzenuwen. Het gerecht neemt dan ook als vaststaand aan dat er meerdere keren een enveloppe aan [eiseres] is overhandigd.
2.1
De getuigen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben verklaard dat de huur contant aan [eiseres] moest worden voldaan, omdat zij in Aruba geen bankrekening had. Beide getuigen hebben verklaard dat zij iedere maand tijdig aldus de huur contant aan [eiseres] hebben voldaan. Het geld werd volgens getuige [gedaagde 1] altijd in een enveloppe gedaan, volgens getuige [gedaagde 2] werd het soms in een enveloppe gedaan en had hij het soms los in zijn zak als hij zelf het geld naar [eiseres] ging brengen. Beide getuigen hebben verklaard dat de huur soms naar [eiseres] werd gebracht en dat het soms door [eiseres] bij hen werd gehaald. In contra-enquête is door getuige [eiseres] verklaard dat zij nimmer huur heeft ontvangen.
2.11
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is geoordeeld omtrent de verschillende verklaringen oordeelt het gerecht als volgt omtrent de vraag of [gedaagde 2] geslaagd is in het hem opgedragen bewijs.
2.12
Als uitgangspunt kan de verklaring worden genomen van de getuige [zus van gedaagde 2] dat [eiseres] haar heeft gezegd dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] goede huurders waren. Hoewel de getuige [zus van gedaagde 2] zich de datum van het huwelijk niet kon herinneren, volgt uit het tussenvonnis van 13 mei 2020 (nummer 2.2.) dat dit na het sluiten van de huurovereenkomst heeft plaatsgevonden en dus op een moment dat [gedaagde 2] uit hoofde van de huurovereenkomst tot maandelijkse betaling van de huur gehouden was. Weliswaar heeft de getuige [zus van gedaagde 2] niet verklaard dat [eiseres] expliciet aan haar heeft gezegd dat [gedaagde 2] iedere maand de huur betaalde, maar het is niet erg waarschijnlijk dat [eiseres] zou hebben verklaard dat [gedaagde 2] (samen met gedaagde 1]) een goed huurder was als hij op dat moment nimmer had voldaan aan zijn hoofdverplichting, te weten: de maandelijkse verplichting tot huurbetaling.
2.13
Het gerecht acht bewezen dat de enveloppes die in aanwezigheid van de getuigen [naam nichtje] en [naam vriendin van stiefzoon] door [gedaagde 1] respectievelijk de heer [stiefzoon] aan [eiseres] zijn overhandigd, contant geld bevatten ter betaling van de maandelijkse huur. Dat die enveloppes geld voor de huur bevatten volgt uit de verklaringen van de getuigen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] en wordt ondersteund door de schriftelijke verklaring van [stiefzoon]. Van haar kant heeft [eiseres] het op dit punt aldus geleverde bewijs onvoldoende ontzenuwd. Zij heeft niet als getuige verklaard dat de enveloppes die (zoals op grond van de getuigenverklaringen vaststaat) aan haar zijn overhandigd een andere inhoud hadden dan contant geld ter betaling van de maandelijkse huur.
2.14
Uit de vaststelling dat in de aanwezigheid van de getuige [naam nichtje] respectievelijk [naam vriendin van stiefzoon] in ieder geval twee maanden aan huur zijn betaald, volgt dat de stelling van [eiseres], die zij ook als getuige in contra-enquête heeft herhaald, dat er
nooitenige huur is betaald, onjuist is. Dat maakt haar stelling ten aanzien van het niet betaald zijn van de overige maanden (waarover niet is verklaard door de getuigen [naam nichtje] en [naam vriendin van stiefzoon] op zich al minder geloofwaardig. Daarentegen vindt de stelling van [gedaagde 2] dat hij
altijdde huur heeft betaald, bevestiging in de verklaringen van [gedaagde 1]. De verklaring van [gedaagde 1] dat zij gedurende de huurperiode altijd maandelijks de huur contant aan [eiseres] hebben voldaan, vindt steun in de verklaringen van de getuige [zus van gedaagde 2] en in het geleverde bewijs omtrent de betalingen die zijn gedaan in de aanwezigheid van de getuigen [naam nichtje] en [naam vriendin van stiefzoon]. Het gerecht is van oordeel dat de verklaring van [gedaagde 1] daarmee voldoende betrouwbaar is om te worden gebruikt. Die verklaring stemt grotendeels overeen met die van [gedaagde 2].
2.15
De stelling van [eiseres] dat de verklaringen van de getuigen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] niet betrouwbaar zijn, omdat zij op een aantal punten van elkaar afwijken (conclusie van antwoord na enquête, nr. 6 e.v.), volgt het gerecht niet. Voorop staat dat de bewijsopdracht betrekking heeft op de betaling van huur over een periode van 17 maanden en dus op 17 betalingen. Die betalingen werden blijkens de verklaringen van de diverse getuigen soms door [eiseres] gehaald en soms gebracht. Dat getuige [gedaagde 1] verklaart dat de huur aan het einde van de maand werd betaald en getuige [gedaagde 2] dat het omstreeks de eerste van de maand werd betaald maar nooit meer dan 4 of 5 dagen daarna, is niet een dergelijk grote discrepantie in de tijdsbeleving dat de verklaringen niet geloofwaardig zijn. Dat getuige [gedaagde 2] verklaart dat hij het geld soms in een envelop had en soms ook los in zijn zak, is op zichzelf niet in strijd met de verklaring van getuige [gedaagde 1] dat het geld altijd in een enveloppe zat. Getuige [gedaagde 1] verklaart immers alleen over de keren dat zij bij de betaling betrokken was. Het is heel goed mogelijk dat al die keren het geld in een enveloppe zat. Dit sluit niet uit dat [gedaagde 2] het geld los in zijn zak had in de gevallen dat hij alleen de betaling deed. Dat is iets waar de verklaring van getuige [gedaagde 1] zich niet over uitstrekt.
2.16
De conclusie van het gerecht is dat, indien de verklaringen van de getuigen die door [gedaagde 2] zijn voorgebracht in hun onderlinge samenhang worden beschouwd - waarbij de verklaringen van de getuige [gedaagde 1] met de nodige terughoudendheid wordt gebruikt en die van de partijgetuige [gedaagde 2] slechts ter aanvulling van onvolledig bewijs - [gedaagde 2] is geslaagd in het door hem te leveren bewijs. Daarmee is komen vast te staan dat [gedaagde 2] de huur vanaf 15 oktober 2015 tot aan het einde van de huurovereenkomst is voldaan. Daaruit volgt dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
2.17
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] in conventie worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] gevallen en die voor [gedaagde 2] worden begroot op Afl. 5.000,00 (4 punten van liquidatietarief 5) en voor [gedaagde 1] op nihil.
2.18
Zoals in het tussenvonnis van 13 mei 2020 is geoordeeld (nr. 2.6), worden de kosten van de procedure in reconventie gecompenseerd.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
in conventie
3.1
wijst de vorderingen tegen [gedaagde 1] af;
3.2
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, die aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op nihil;
3.3
wijst de vorderingen tegen [gedaagde 2] af;
3.4
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [gedaagde 2] worden begroot op Afl. 5.000,00 aan salaris van de gemachtigde;
in reconventie
3.5
wijst het gevorderde af;
3.6
compenseert de kosten van de procedure in reconventie, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 27 oktober 2021 in aanwezigheid van de griffier.