ECLI:NL:OGEAA:2021:548

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
AUA202102582
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening verblijfsvergunning voor minderjarige

Op 6 oktober 2021 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De zaak betreft een minderjarige, geboren in 2005 in Haïti, die sinds 2014 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft. De wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige, verzoekster, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel een bijzondere band met Aruba. Deze aanvraag werd op 27 augustus 2021 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie afgewezen.

Verzoekster heeft op 1 september 2021 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en heeft op 7 september 2021 het gerecht verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 22 september 2021 heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde drs. M.L. Hassell, betoogd dat de afwijzing van de verblijfsvergunning niet stand zal houden, aangezien de minderjarige al sinds 2014 op Aruba verblijft. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. J. Paula, stelde echter dat verzoekster geen spoedeisend belang had bij de procedure, omdat de minderjarige niet met uitzetting werd bedreigd.

De rechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat er geen voldoende spoedeisend belang is aangetoond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De omstandigheden die verzoekster aanvoerde, zoals de onzekere verblijfsstatus van de minderjarige en de psychologische druk die dit met zich meebrengt, werden niet als voldoende beschouwd om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De rechter heeft daarom het verzoek afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. W.C.E. Winfield en is definitief, er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 6 oktober 2021
Lar nr. AUA202102582

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[Appellante], in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van
[de minderjarige](hierna de minderjarige),
verblijvend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J. Paula (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking 27 augustus 2021 (de bestreden beschikking) heeft verweerder de aanvraag van de minderjarige om verlening van een verblijfsvergunning tot tijdelijk verblijf met verblijfsdoel bijzondere band met Aruba, afgewezen.
Hiertegen heeft verzoekster op 1 september 2021 bezwaar gemaakt.
Op 7 september 2021 heeft verzoekster zich tot het gerecht gewend met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 22 september 2021. Verzoekster is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
De minderjarige is geboren op [datum] 2005 in Haïti en heeft de Haïtiaanse nationaliteit. De minderjarige is thans zestien jaar oud.
1.2
Op 19 februari 2014 is de minderjarige Aruba binnengekomen.
1.3
Tussen 2014 tot heden heeft de minderjarige zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleven.
1.4
Verzoekster heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning tot tijdelijk verblijf met verblijfsdoel bijzondere band met Aruba voor de minderjarige.
1.5
Bij bestreden beschikking van 27 augustus 2021 is het onder 1.4 genoemd verzoek afgewezen.
Het wettelijk kader
2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu), kan een verzoek om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf door of namens de minister, belast met vreemdelingenzaken, worden geweigerd in verband met de openbare orde of het algemeen belang, waartoe ook de bescherming van de volksgezondheid en de arbeidsmarkt wordt gerekend te behoren.
De standpunten van partijen
3.1
Aan de beschikking van 27 augustus 2021 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de minderjarige niet aan de gestelde toelatingseisen voor de verzochte verblijfsvergunning voldoet, daar uit bewijsstukken niet is gebleken dat de minderjarige een voldoende langdurig hoofdverblijf heeft gehad op Aruba. Ter zitting heeft verweerder betoogd dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij onderhavige procedure omdat de minderjarige niet met uitzetting gedreigd wordt en dat het verzoek reeds daarom moet worden afgewezen.
3.2
Verzoekster betoogt dat de afwijzing in bezwaar geen stand zal houden, nu de minderjarige sinds 2014 op Aruba verblijft. Geconstateerd kan worden dat de minderjarige inmiddels een hoofdverblijf van meer dan vijf jaar op Aruba heeft gehad, aldus verzoekster. Het verzoek strekt tot schorsing van de bestreden beschikking en het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende dat de minderjarige wordt behandeld als ware zij in het bezit van een vergunning tot tijdelijk verblijf, totdat verweerder op het bezwaar heeft beslist.
De beoordeling
4. Niet is gebleken dat verzoekster een (voldoende) spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. De door verzoekster aangevoerde omstandigheid dat de minderjarige hier niet rechtsgeldig in Aruba verblijft, met alle gevolgen die dat voor haar meebrengt, acht de voorzieningenrechter vooralsnog onvoldoende om enig spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorzieningen aan te nemen. Niet is gebleken dat de minderjarige op dit moment met uitzetting wordt bedreigd, of dat anderszins sprake is van een nijpende situatie. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekster verklaard dat de minderjarige thans naar school gaat en dat zij psychologische druk heeft wegens haar onzekere situatie. Deze omstandigheid levert echter geen voldoende spoedeisend belang op om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De onderhavige procedure is ook niet bedoeld om de besluitvorming van verweerder te bespoedigen. Dit betekent dat het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 6 oktober 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.