4.8.De centrale vraag in deze procedure is dus of sprake is van een zorgvuldig uitgevoerde testprocedure. Het is evident (en door Astec ook onbetwist) dat de gevolgen van een ontslag op staande voet voor [eiser] en zijn gezin erg groot zijn. Niet alleen betekent dit namelijk dat hij zonder enige vergoeding op straat komt te staan, maar er gaat van de beschuldigingen ook een diffamerende werking uit. Om die reden dient Astec in dit kort geding, naar oordeel van de rechter, zonder nadere bewijsvoering, voldoende aannemelijk te maken dat de testresultaten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het valide resultaat van een zorgvuldige testprocedure zijn. [eiser] heeft in de processtukken en tijdens de mondelinge behandeling kritische noten geplaatst bij de zorgvuldigheid van de testprocedure en de uitkomst daarvan. Die punten zullen hierna achtereenvolgens worden behandeld.
4.8.1. [[eiser] stelt dat de testpotjes niet in cellofaan waren verpakt en dat dit wel vereist is. Hij beroept zich hierbij op de verklaring van d[naam klinisch chemicus en directeur] (r.o. 2.17). Astec heeft erkend dat de potjes niet in cellofaan waren verpakt, maar betwist dat dit nodig is. Zij heeft erop gewezen dat het erom gaat dat degene die de test ondergaat kan vaststellen dat het potje leeg en ongeopend is en dat MedLab dit garandeert doordat zij het potje met een zegel aanlevert, dat door de geteste persoon zelf verbroken moet worden. Door [eiser] is vervolgens niet nader onderbouwd waarom deze wijze niet evenzeer hetzelfde resultaat zou hebben. Aan de kritiek op de verpakkingswijze hecht de rechter daarom in dit geval geen belang.
4.8.2. [[eiser] heeft verder aangevoerd dat hij het urinemonster niet zelf heeft verzegeld en dat hij ook niet zijn initialen op het zegel heeft geplaatst. Met verwijzing naar de verklaring van d[naam klinisch chemicus en directeur] stelt zij dat dit wel een belangrijke richtlijn is, om zo te garanderen dat het potje de urine van [eiser] bevat. Astec heeft bevestigd dat [eiser] het zegel niet heeft geplaatst, maar zij stelt dat [eiser] wel degelijk zelf zijn initialen op het zegel heeft geplaatst (de rechter gaat ervan uit dat pagina 12 van de pleitnota op dit punt een verschrijving bevat). Het had op de weg van Astec gelegen om haar standpunt, gezien de betwisting van [eiser] te onderbouwen. Zo zou zij een foto van het potje, waarover zij stelt nog te beschikken, in het geding kunnen brengen, om zo zichtbaar te maken dat het zegel door [eiser] van initialen is voorzien. Dit heeft zij nagelaten. Het is nu dan ook het woord van [eiser] tegen dat van [medewerker Medlab] en [naamHR-medewerker] (r.o. 2.13 en 2.18). Zonder nadere bewijsvoering kan daarom niet worden gezegd of [eiser] het verzegelde monster heeft voorzien van initialen. Daarom kan nu ook niet worden geoordeeld dat [eiser] heeft kunnen verifiëren dat zijn urine is opgeslagen in een verzegeld potje. Astec heeft ter zitting weliswaar aangevoerd dat dit volgt uit het feit dat hij het formulier heeft getekend, echter volgt uit de verklaring van [medewerker Medlab] dat [eiser] dit formulier vooraf al had getekend, zodat daaraan niet de door Astec daaraan toegekende waarde kan worden gehecht.
4.8.3. [[eiser] heeft daarnaast aangevoerd dat niet duidelijk is waar het monster is geweest tussen de afname en analyse en op welke wijze het bewaard is. [eiser] heeft er daarbij op gewezen dat het monster onder een bepaalde temperatuur moet worden bewaard en dat niet bekend is of MedLab dat heeft gedaan. Op dit punt heeft Astec vervolgens geen verklaring gegeven.
4.8.4. [[eiser] heeft er ook op gewezen dat een chain-of-custody formulier moet worden ingevuld, zodat duidelijk is wie toegang heeft gehad tot het monster. Astec heeft daarop gewezen op productie 26 en 32 van Astec en gesteld dat dit de chain of custody betreft, hetgeen niet door [eiser] is weersproken.
4.8.5. [[eiser] heeft voorts gesteld dat het resultaat zeven minuten te laat is afgelezen, namelijk na twaalf minuten in plaats van de vereiste vijf minuten. Hij stelt dat er daarom een grotere kans bestaat op een vals-positieve test. Beide stellingen zijn door Astec niet betwist. Daarom kan niet worden vastgesteld of de test op de juiste wijze is geanalyseerd.
4.8.6.Verder staat als onbetwist vast dat de ‘collected date/time’ op het uitslagformulier onjuist is. Daar staat namelijk dat het monster op 13:16 is afgenomen, terwijl 13:16 (naar zeggen van Astec) het moment betreft waarop het monster is verwerkt.
4.8.7. [[eiser] heeft er ten slotte op gewezen dat volgens de zogenaamde gouden standaard de hertest van het monster met een andere methode had moeten plaatsvinden, omdat de gebruikte methode een foutmarge kent. Met een andere methode, ook wel aangeduid als gouden standaard, zou 100% zekerheid over de uitslag gegeven kunnen worden. Hij heeft erop gewezen dat in dit geval tweemaal dezelfde testmethode is gebruikt. Astec heeft dit niet betwist. Zij voert aan dat de gouden standaard niet kan worden toegepast op Aruba. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Astec desgevraagd te kennen gegeven dat de gehanteerde methode een kleine foutmarge heeft van één of twee procent.
4.8.8.Op basis van het voorgaande concludeert de rechter dat op diverse punten, zonder nadere bewijsvoering, niet vaststaat of een zorgvuldige testprocedure is gevolgd. Om die reden kan niet worden geoordeeld dat voldoende aannemelijk is dat de testresultaten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid valide zijn. De rechter acht daarbij met name van belang dat niet vaststaat dat [eiser] het zegel zelf heeft gesigneerd, dat niet is betwist dat de test te laat is afgelezen en of dit gevolgen kan hebben voor de juistheid van de test en dat de gevolgde testmethode een foutmarge kent. Nu de gevolgen die zijn verbonden aan de uitslag van deze test dermate groot zijn, is deze onduidelijkheid over de zorgvuldigheid van het proces te groot, om in deze kort geding procedure desondanks toch te oordelen dat voldoende aannemelijk is dat hier sprake is van een dringende reden.