ECLI:NL:OGEAA:2021:510

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
AUA202101082
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en dringende reden in arbeidsrelatie tussen werknemer en hotelbedrijf

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in een arbeidsconflict tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de naamloze vennootschap Boulevard Hotel N.V., h.o.d.n. Renaissance Aruba Beach Resort & Casino. De werknemer was op 11 mei 2004 in dienst getreden als Engineer Supervisor. Op 14 november 2020 heeft hij ingeklokt, maar is vervolgens van het werk vertrokken en pas later teruggekomen om uit te klokken. Dit leidde tot zijn ontslag op staande voet op 27 november 2020, omdat de werkgever meende dat er sprake was van een dringende reden. De werknemer heeft het ontslag betwist en verzocht om doorbetaling van zijn loon en wedertewerkstelling, stellende dat het ontslag niet onverwijld was gegeven en dat er geen dringende reden was.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werkgever het ontslag onverwijld heeft gegeven, na een onderzoek naar de feiten. De werknemer had geen toestemming om naar huis te gaan en had geen flexibiliteit in zijn werktijden. Het Gerecht oordeelde dat de werknemer zijn uren onjuist had geregistreerd, wat een ernstige schending van het vertrouwen van de werkgever betekende. De eerdere schorsing van de werknemer wegens het schenden van vertrouwelijke informatie werd ook meegewogen. Uiteindelijk heeft het Gerecht de vordering van de werknemer afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Behorend bij E.J. nr. AUA202101082
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
de naamloze vennootschap
BOULEVARD HOTEL N.V. h.o.d.n. RENAISSANCE ARUBA BEACH RESORT & CASINO,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: Renaissance,
gemachtigde: de advocaat mr. A.E. Barrios.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 22 april 2021;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 24 augustus 2021;
- de e-mailberichten zijdens [verzoeker] van 9 september 2021 met producties;
- de pleitnota zijdens [verzoeker];
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 14 september 2021, waarbij zijn verschenen [verzoeker] in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde en Renaissance vertegenwoordigd door haar gemachtigde, alsmede [naam director of engineering department] (director of engineering department) en [naam HR manager] (HR manager).
1.2
De datum voor het geven van de beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Renaissance exploiteert een hotel gelegen aan de L.G. Smith Boulevard in Aruba. Het hotel is gevestigd op een erf en wordt in verschillende gebouwen geëxploiteerd.
2.2 [
verzoeker] is op 11 mei 2004 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van Renaissance, laatstelijk in de functie van Engineer Supervisor.
2.3
In de functieomschrijving van de functie Engineer Supervisor staat, voor zover van belang: “To participate in implementation and support of all company’s policies and procedures. (…)“.
2.4
Op 24 november 2020 is [verzoeker], hangende een onderzoek, met behoud van loon geschorst.
2.5
Bij brief van 27 november 2020 heeft Renaissance [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de brief staat dat [verzoeker] op 14 november 2020 om 7:34 uur op het werk heeft ingeklokt, vervolgens van het werk is vertrokken en om 15:39 uur weer naar het werk terug is gekomen om uit te klokken. Ook staat in de brief dat [verzoeker] op 19 februari 2013 vertrouwelijke informatie naar een collega heeft gestuurd waarvoor [verzoeker] vijf dagen zonder behoud van loon is geschorst.
2.6
Bij brief van 22 januari 2021 heeft [verzoeker] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en Renaissance verzocht hem weder te werk te stellen en zijn loon door te betalen.

3.HET VERZOEK

3.1 [
verzoeker] verzoekt het Gerecht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, Renaissance te veroordelen om vanaf 27 november 2020 aan [verzoeker] het loon door te betalen en te blijven betalen, totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is beëindigd, vermeerderd met de vertragingsrente c.q. de wettelijke rente, en Renaissance te veroordelen [verzoeker] weder te werk te stellen, met veroordeling van Renaissance in de proceskosten.
3.2 [
verzoeker] grondt de vordering erop dat het ontslag nietig is, omdat het ontslag niet onverwijld aan hem is gegeven en er geen sprake is van een dringende reden. [verzoeker] stelt dat hij op 14 november 2020 in de vroege ochtend op advies van zijn arts is gaan wandelen, vervolgens naar werk is gegaan, heeft ingeklokt, op een aannemer heeft gewacht waarmee hij een afspraak had, rond de gebouwen van Renaissance heeft gereden om te kijken of hij de auto van de aannemer zag, de aannemer niet heeft aangetroffen, naar huis is gegaan, in slaap is gevallen en zich daarna realiseerde dat hij zich niet had uitgeklokt. Volgens [verzoeker] heeft hij een fout begaan die een minder strenge disciplinaire maatregel rechtvaardigt. Daarnaast stelt [verzoeker] dat hij zijn eigen uren mocht bepalen, omdat hij al langere tijd uitsluitend belast was met de supervisie van de aannemers. Tot slot stelt [verzoeker] dat de gevolgen van het ontslag te ernstig voor hem zijn, nu hij drieënzestig (63) jaar oud is, zijn hypotheek en andere schulden moet aflossen en tot heden geen andere baan heeft kunnen vinden. Volgens [verzoeker] dient een belangenafweging in zijn voordeel uit te vallen.
3.3
Renaissance voert verweer en verzoekt het Gerecht om [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, dan wel tot afwijzen daarvan, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten. Voor zover de vordering wordt toegewezen verzoekt Renaissance de gevorderde vertragingsrente te matigen.
3.4
Renaissance grondt het verweer erop dat het ontslag onverwijld is gegeven en [verzoeker] haar een dringende reden heeft gegeven die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Renaissance heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op 14 november 2020 heeft [verzoeker] om 7:34 uur op het werk ingeklokt, is vervolgens met zijn auto vertrokken en heeft om 15:39 uur weer op het werk uitgeklokt. Toen [verzoeker] kwam in- en uitklokken had hij in plaats van zijn uniform een broek en een t-shirt aan. Als supervisor heeft [verzoeker] een voorbeeldfunctie en is hij gehouden om de regels met betrekking tot de urenregistratie correct na te leven. De urenregistratie vormt de basis op grond waarvan het salaris wordt uitbetaald. Gelet op de vrijheid die met de functie van [verzoeker] komt is het van groot belang dat Renaissance [verzoeker] kan vertrouwen dat hij aan het werk is gedurende de tijd dat hij ingeklokt is. Ook is [verzoeker] in het verleden geschorst wegens het schenden van het vertrouwen van Renaissance door het verspreiden van een vertrouwelijk e-mailbericht. Volgens Renaissance leveren al deze omstandigheden op zichzelf en gezamenlijk een dringende reden op die het ontslag op staande voet rechtvaardigt.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
verzoeker] heeft aangevoerd dat het door Renaissance gegeven ontslag niet onverwijld is gegeven. De periode tussen het incident op 14 november 2020 en de ontslagdatum, dertien (13) dagen later, op 27 november 2020, is volgens [verzoeker] te lang geweest.
Deze stelling van [verzoeker] wordt verworpen. Daartoe overweegt het Gerecht als volgt.
4.2
Als enerzijds door Renaissance gesteld en anderzijds door [verzoeker] niet of onvoldoende bestreden is het volgende komen vast te staan:
- het incident heeft op zaterdag 14 november 2020 plaatsgevonden,
- [ naam director of engineering department] (Director of Engineering) heeft in de week van 16 november 2020 van een werknemer te horen gekregen dat [verzoeker] op 14 november 2020 niet heeft gewerkt,
- Boekhoudt heeft meteen hierna de surveillance afdeling verzocht om deze melding te onderzoeken,
- op 23 november 2020 heeft Boekhoudt de bevindingen van de surveillance afdeling ontvangen,
- op 24 november 2020 heeft in het bijzijn van [naam Security Supervisor] (Security Supervisor) een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] en [naam director of engineering department] omtrent de bevindingen,
- op diezelfde dag is [verzoeker], hangende het onderzoek, geschorst,
- het onderzoek is vervolgens aan de Human Resources afdeling overgedragen en met hen heeft nogmaals een gesprek plaatsgevonden met [verzoeker],
- vervolgens is juridisch advies ingewonnen en heeft de General Manager een beslissing genomen,
- op 27 november 2020 is Renaissance overgegaan tot het verlenen van ontslag.
4.3
Nu Renaissance onweersproken heeft gesteld dat [verzoeker] op 14 november 2020 ingeroosterd was en [verzoeker] op die dag rond zijn reguliere werktijden in- en uit- heeft geklokt, was het op grond van de Employee Time Sheet Report voor Renaissance althans de leidinggevende van [verzoeker], [naam director of engineering department], niet direct merkbaar dat [verzoeker] op die dag niet heeft gewerkt. Om dit vast te kunnen stellen, was enig onderzoek vereist, welk onderzoek, zoals hiervoor is vermeld, eerst op 23 november 2020 was afgerond. Naar aanleiding van de bevindingen uit dit onderzoek heeft direct de volgende dag een gesprek plaatsgevonden met [verzoeker], waarna op grond van de door [verzoeker] gegeven reactie op de bevindingen, hij op dezelfde dag is geschorst. Vervolgens heeft een nader gesprek met de HR-afdeling plaatsgevonden en is juridisch advies ingewonnen, waarna Renaissance vier dagen nadat de aan het ontslag ten grondslag gelegde gedraging werd geconstateerd en drie dagen nadat [verzoeker] daarvoor werd geschorst, [verzoeker] ontslagen heeft.
4.4
Onder deze omstandigheden is de tijdspanne tussen het moment waarop bij Renaissance het vermoeden ontstond dat [verzoeker] haar een dringende reden had gegeven en het ontslag, niet zodanig lang dat niet meer gesproken kan worden van een onverwijld gegeven ontslag op staande voet, mede in aanmerking genomen de aard van het noodzakelijke nader onderzoek, de direct gegeven schorsing en de noodzaak tot het inwinnen van HR- en juridisch advies.
4.5
De vraag die vervolgens voorligt is of sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet kan rechtvaardigen.
4.6
Als dringende redenen worden volgens artikel 7:678 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Van belang is verder dat het de werkgever is die moet stellen en bewijzen dat sprake is van een dringende reden.
4.7
Vast staat dat [verzoeker] op 14 november 2020 om 7:34 uur op het werk heeft ingeklokt, vervolgens van het werk is vertrokken en om 15:39 uur weer naar het werk terug is gekomen om uit te klokken. Uit de verklaring die [verzoeker] heeft gegeven op zijn handelen blijkt dat hij uit eigen keuze naar huis is gegaan. Dat hij de bevoegdheid had om zijn uren zelf te bepalen is door Renaissance gemotiveerd betwist en is door [verzoeker] op geen enkele wijze onderbouwd, bijvoorbeeld door overlegging van een functieomschrijving. Zijn eigen verklaring daartoe en die van zijn echtgenote brengen ten opzichte van de door Renaissance overgelegde Employee Time Sheet Report onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen. Uit de Employee Time Sheet Report blijkt dat [verzoeker], zoals Renaissance terecht stelt, van maandag tot en met vrijdag acht uren per dag werkt en structureel om de week op zaterdag acht uren werkt. Dat de aannemer er niet was geeft [verzoeker] ook geen vrijbrief om tijdens werktijd naar huis te gaan en niet te werken. Bovendien is gesteld noch gebleken dat [verzoeker] zich bij zijn direct leidinggevende heeft gemeld, dat de aannemer er niet was, en om na te gaan of er ander werk voor hem was.
4.8
Het vorenstaande brengt mee dat vast komt te staan dat [verzoeker] geen flexibiliteit had in zijn werktijd, niet de bevoegdheid had zijn eigen werkuren te bepalen en zonder toestemming naar huis is gegaan. Naar het oordeel van het Gerecht levert een onjuiste urenregistratie door de werknemer een onterecht voordeel op voor de werknemer terzake uitbetaling van uren die niet gewerkt zijn. Een onjuiste registratie van de werkuren kan [verzoeker] temeer worden aangerekend nu [verzoeker], gelet op zijn functie geen vaste werkplek heeft, niet continu aan een superieur dient te rapporteren en zich gedurende zijn werktijd in verschillende gebouwen van Renaissance kan bevinden.
4.8
De handelwijze van [verzoeker] op 14 november 2020, mede gelet op zijn voorbeeldfunctie als Engineering Supervisor, in het licht van hetgeen zich in het verleden heeft voorgedaan en waarbij [verzoeker] het vertrouwen van Renaissance reeds ernstig heeft geschonden, dat hij zijn fout niet uit eigen beweging eerder heeft gemeld of gecorrigeerd alsmede de omstandigheid dat [verzoeker] zich gelet op de aard van zijn functie gedurende zijn werktijd geen vaste werkplek heeft en zich overal op het erf van Renaissance kan bevinden en Renaissance om die reden op de juistheid van de urenregistratie moet kunnen rekenen, leiden naar het oordeel van het Gerecht in onderlinge samenhang bezien tot de conclusie dat sprake is van een dringende reden en [verzoeker] rechtsgeldig op staande voet is ontslagen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat, zoals ter zitting is komen vast te staan, ook nog gedurende het gesprek van 24 november 2020 [verzoeker] desgevraagd geen openheid van zaken heeft gegeven, maar in eerste instantie heeft verklaard dat hij bij vertrek in de ochtend direct heeft uitgeklokt en eerst nadat hij met de camerabeelden werd geconfronteerd heeft toegegeven dat hij in de middag terug naar het werk is gekomen om uit te klokken.
4.9
Dat [verzoeker] een lang dienstverband heeft doet aan het voorgaande niet af. Van belang is daarbij dat [verzoeker] in het verleden het vertrouwen van Renaissance ernstig heeft geschonden door bepaalde vertrouwelijk informatie door te sturen naar een collega. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] de schorsing in 2013 zonder behoud van loon heeft aangevochten, zodat het Gerecht van de geldigheid hiervan kan uitgaan. Anders dan [verzoeker] stelt is dit incident wel relevant, nu hij het vertrouwen van Renaissance op 14 november 2020 door zijn handelen nogmaals heeft geschonden. Het betreft een gelijksoortige overtreding, omdat het in beide gevallen gaat om het schenden van het vertrouwen van Renaissance in [verzoeker]. Dit geval levert net als de onjuiste urenregistratie en/of zonder toestemming naar huis gaan een ernstige schending op van het vertrouwen van de werknemer in de werknemer. De uitspraak [1] waar [verzoeker] een beroep op doet kan hem ook geen soelaas bieden, reeds omdat het, anders dan in dit geval, in dat geval ging om een eenmalig incident.
4.1
De conclusie luidt dat de vordering van [verzoeker] wordt afgewezen.
4.11 [
verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
wijst het verzoek van [verzoeker] af;
5.2
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, die tot de datum van deze uitspraak aan de kant van Renaissance worden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 26 oktober 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Vonnis van 1 februari 2017 behorend bij K.G. nr. 3086 van 2016 (ECLI:NL:OGEAA:2017:72).