ECLI:NL:OGEAA:2017:72

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
K.G. 3086 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en loonvordering in kort geding

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, heeft Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.R. Bryson, een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap AMAST N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Marchena. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 december 2016 werd ingediend. Eiser vorderde betaling van achterstallig salaris en doorbetaling van loon na een ontslag op staande voet door Amast op 21 juni 2016. Eiser betwistte de rechtmatigheid van het ontslag, dat was gebaseerd op het wijzigen van zijn klokkaart zonder toestemming, wat door Amast werd aangeduid als diefstal van werktijd.

De feiten tonen aan dat Eiser op 26 januari 2016 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was aangegaan, die op 27 januari 2017 zou eindigen. Eiser had de werktijden van zijn collega's geregistreerd, maar wijzigde op 8 juni 2016 zijn eigen klokkaart, wat leidde tot zijn ontslag. Eiser heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gehouden voor werk, maar Amast reageerde hier niet op.

Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was, gezien het feit dat het een eenmalig incident betrof en dat er geen andere gedocumenteerde incidenten waren. Eiser werd in het gelijk gesteld voor zijn loonvordering tot 27 januari 2017, maar de wettelijke verhoging werd gematigd tot nihil. Amast werd veroordeeld in de proceskosten, en Eiser kreeg toestemming om kosteloos te procederen. Het vonnis werd uitgesproken op 1 februari 2017.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 1 februari 2017
Behorend bij K.G. 3086 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
Eiser,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Eiser,
gemachtigde: advocaat mr. J.A.R. Bryson,
tegen:
de naamloze vennootschap
AMAST N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Amast,
gemachtigde: advocaat mr. R. Marchena,

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 22 december 2016;
- de pleitnota van Eiser met producties;
- de pleitnota van Amast met producties;
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling op 13 januari 2017;
- De brief van mr. Bryson van 16 januari 2017 waarbij vonnis wordt gevraagd.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 26 januari 2016 zijn partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan, ingaande 27 januari 2016 en lopende tot 27 januari 2017, op welke datum de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt. Het bruto uurloon bedroeg Afl. 17,00.
2.2
Amast hanteert voor de registratie van de werktijden een prikklok. Bij binnenkomst en bij vertrek moeten de werknemers dat registreren en op basis daarvan wordt het loon uitbetaald. Hoewel Eiser is aangenomen als algemeen medewerker, was het zijn taak om de werktijden van de werknemers bij te houden en fungeerde hij als “time-keeper”. Amast heeft 15 werknemers. De kaarten en de door Eiser geregistreerde tijden worden voorafgaande aan de loonbetaling door Amast gecontroleerd.
2.3
Op 8 juni 2016 heeft Eiser zijn eigen klokkaart handmatig gewijzigd. In plaats van de geponste tijd van 07.30 uur heeft hij die veranderd in 06.40 uur. De eindtijd bleef ongewijzigd op 16.07 uur. Op de tijdsoverzichten heeft Eiser voor zichzelf bij die dag genoteerd dat hij 8 uren heeft gewerkt. Daarmee heeft hij 23 minuten teveel genoteerd.
2.4
Amast heeft op 20 juni 2016 de kaarten en het overzicht gecontroleerd en het verschil opgemerkt. Op 21 juni 2016 heeft Amast Eiser geschorst en later op die dag op staande voet ontslagen. Als ontslaggrond heeft Amast aangevoerd de diefstal van werktijd c.q. het wijzigen van de klokkaart zonder toestemming van zijn leidinggevende.
2.5
Eiser heeft bij brief van 5 juli 2016 de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gehouden tot het verrichten van arbeid. Dit is herhaald op 19 december 2016 bij brief van diens gemachtigde. Amast heeft daarop niet gereageerd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser vordert veroordeling van Amast tot betaling van Afl. 2.357,34 bruto per maand wegens achterstallig salaris, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de datum der opeisbaarheid en doorbetaling van loon tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde is gekomen onder veroordeling van Amast in de proceskosten.
3.2
Eiser bestrijdt dat hij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft, omdat die niet voldoet aan het vereiste zoals vermeld in art. 7A:1613X BW. Daarnaast betwist hij dat hij Amast een grond heeft gegeven voor een ontslag op staande voet.
3.3
Amast heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4
Op de door partijen aangevoerde argumenten gaat het Gerecht, waar nodig, hieronder nader in.

4.DE BEOORDELING

4.1
De kern van het geschil wordt gevormd door de vraag of Eiser aan Amast een dringende reden heeft gegeven de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.2
Maatgevend is de inhoud van de ontslagbrief van 21 juni 2016. Daarin is als grond opgenomen de diefstal van tijd en het zonder instemming van de leidinggevende wijzigen van de klokkaart. Vaststaat dat Eiser zowel de klokkaart zonder toestemming van Amast heeft gewijzigd en de werktijdenlijst verkeerd heeft ingevuld. Het komt dan aan op de vraag of dit voldoende is voor een ontslag op staande voet. Het Gerecht beantwoordt die vraag vooralsnog ontkennend.
4.3
Een ontslag op staande voet is een zeer zwaar middel, waarbij de arbeidsovereenkomst met de werknemer direct eindigt. Van een werkgever mag worden verwacht dat die hiervan behoedzaam gebruik maakt. Van een werkgever mag worden verwacht dat hij in het totale arsenaal aan sancties die hem ten dienste staan om zijn ongenoegen over een handelwijze van een werknemer kenbaar te maken, die kiest welke passend is bij de situatie en het aan de werknemer te maken verwijt.
4.4
In een geval als het onderhavige, waarbij een werknemer een handeling verricht waarvan hem een verwijt valt te maken, kan bij gebreke van andere gedocumenteerde incidenten, met een lichtere sanctie worden volstaan. Hoewel de mate van tijdsoverschrijding op de klokkaart en tijdsregistratie (23 minuten) op zich niet maatgevend is, nu het om een schending van het vertrouwen gaat, is dit eenmalige incident naar het voorlopige oordeel van het Gerecht onvoldoende om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen.
4.5
Dit leidt ertoe dat de loonvordering van Eiser tot in ieder geval 27 januari 2017 toewijsbaar is. Hij heeft zich vrij snel na het ontslag beschikbaar gehouden voor het verrichten van arbeid en het ligt in de risicosfeer van Amast als daarvan geen gebruik wordt gemaakt. In de omstandigheden van het geval ziet het Gerecht aanleiding om de wettelijke verhoging als bedoeld in art. 7A:1614q BW te matigen tot nihil.
4.6
Eiser heeft ook nog betoogd dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet voldoet aan het vereiste zoals opgenomen in art. 7A:1613x BW. Amast heeft dit ontkend en gewezen op een project voor het maken van tenten, waarvoor hij Eiser heeft aangenomen. Het Gerecht acht dit onderdeel van het geschil onvoldoende uitgekristalliseerd om in kort geding vooruit te lopen op de uitkomst van een eventuele bodemprocedure. In zoverre zal de vordering van Eiser worden afgewezen.
4.7
Het Gerecht zal Eiser toe staan kosteloos te procederen nu hij een bewijs van onvermogen heeft overgelegd.
4.8
Als de grotendeel in het ongelijk gestelde partij zal Amast in de kosten worden veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
verleent Eiser toestemming om kosteloos te procederen;
veroordeelt Amast om aan Eiser te voldoen het maandelijkse loon van Afl. 2.357,34 vanaf de ontslagdatum tot en met 26 januari 2017, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data van opeisbaarheid van de loontermijnen tot die der algehele voldoening;
veroordeelt Amast in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Eiser worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, Afl. 214,25 aan explootkosten en Afl. 1.000,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 februari 2017 in aanwezigheid van de griffier.