ECLI:NL:OGEAA:2021:499

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202000429
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van alimentatiebeschikking in een alimentatiezaak tussen ouders van minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek tot wijziging van een alimentatiebeschikking. De vader, vertegenwoordigd door mr. M.M. Malmberg, verzoekt om de alimentatiebijdrage voor zijn drie minderjarige kinderen te verlagen of op nihil te stellen. De oorspronkelijke alimentatiebeschikking dateert van 3 september 2019, waarin de vader werd verplicht tot een bijdrage van Afl. 400,- per kind per maand voor de oudste twee kinderen en Afl. 500,- voor de jongste. De vader heeft zijn verzoek gegrond op artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat wijziging van alimentatie mogelijk maakt bij gewijzigde omstandigheden.

De procedure omvatte eerdere zittingen, waaronder een mondelinge behandeling op 15 december 2020, waar beide ouders hun standpunten hebben toegelicht. De vader heeft in de periode van oktober 2019 tot januari 2020 een hogere alimentatie betaald, maar heeft sindsdien zijn bijdrage verlaagd. Het gerecht heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een herbeoordeling van de alimentatie rechtvaardigen. De rechter heeft de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen beoordeeld en vastgesteld dat de alimentatiebeschikking niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven.

Uiteindelijk heeft het gerecht besloten de alimentatiebijdrage van de vader te wijzigen, met ingang van 1 oktober 2020, en deze vast te stellen op Afl. 120,- voor de oudste, Afl. 165,- voor de middelste en Afl. 140,- voor de jongste. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 juni 2021 door rechter N.K. Engelbrecht.

Uitspraak

Beschikking van 1 juni 2021
behorend bij EJ nr. AUA202000429
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: mr. M.M.Malmberg,
en
[verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 15 september 2020, waarbij de rechter heeft bepaald dat de vader voortaan gezamenlijk met de moeder het gezag over de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zal uitoefenen, dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de moeder zal zijn en dat de zaak verwezen wordt naar de zitting van 13 oktober 2020 voor het indienen van stukken in verband met het verzoek van de vader tot wijziging van de alimentatiebeschikking van 3 september 2019.
1.2
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • akte overlegging stukken zijdens partijen, overgelegd op 13 oktober 2020;
  • de op 21 januari 2021 ingediende nadere producties door de moeder;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 15 december 2020, waar zijn verschenen de vader en de moeder in persoon en beide bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd. Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader uiteengezet, mede aan de hand van door hen overgelegde schriftelijke aantekeningen.
1.3
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Partijen zijn ouders van 16-jarige [minderjarige 1], 12-jarige [minderjarige 2] en 4-jarige [minderjarige 3]. Bij beschikking van dit gerecht van 3 september 2019 is de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bepaald op Afl. 400,- per kind per maand en van [minderjarige 3] op Afl. 500,- per maand, met ingang van 1 oktober 2019.
2.2
Aan de orde is het verzoek van de vader om voornoemde beschikking van 3 september 2019 te wijzigen, in die zin dat zijn bijdrage in – kort gezegd – de kinderalimentatie op nihil wordt gesteld dan wel wordt verlaagd. Dit verzoek is gegrond op artikel 1:401, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW).
2.3
Tussen partijen is niet in geschil dat de vader vanaf oktober 2019 tot en met januari 2020 maandelijks via de Voogdijraad een bedrag van Afl. 1.300,- heeft betaald aan kinderalimentatie en dat hij vanaf maart 2020 een bedrag van Afl. 300,- betaalt. Verder is evenmin in geschil dat Jayden elke week vanaf vrijdag tot maandagochtend bij de vader verblijft, en de andere twee kinderen om het weekend. De kinderen gaan ook elke dinsdag en om de week op donderdag naar de vader.
2.4
De vraag of in deze sprake is van een dusdanige wijziging van omstandigheden die een hernieuwde beoordeling van de vastgestelde kinderalimentatie mogelijk maakt, is door dit gerecht bij de tussenbeschikking van 15 september 2020 reeds bevestigend beantwoord. Dit betekent dat het gerecht thans dan ook vaststelt dat bedoelde alimentatiebeschikking inmiddels is achterhaald en niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. De aard van de alimentatiebeschikking op de voet van art. 1:401 lid 1 BW brengt mee dat de rechter, wanneer hij heeft vastgesteld dat een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud door een wijziging van omstandigheden heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen, geheel vrij is om met inachtneming van alle ten tijde van zijn beslissing bestaande relevante omstandigheden en zonder door de aldus achterhaalde uitspraak in zijn vrijheid te worden beperkt, die uitspraak te wijzigen dan wel in te trekken (vgl. HR d.d. 4 februari 2000; ECLI:NL:HR:2000:AA4724).
2.5
Het gerecht zal gelet hierop een nieuwe alimentatie vaststellen.
2.6
Kosten van verzorging en opvoeding
2.6.1
De moeder heeft de kosten van de kinderen bepaald op Afl. 1.110,25 voor Jayden, Afl. 1.183,25 voor [minderjarige 2] en Afl. 776,66 voor [minderjarige 3]. De vader heeft deze kosten, met name de door de moeder als bijzondere kosten opgevoerde posten, bestreden.
2.6.2
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding van een kind hanteert het gerecht als richtsnoer voor kinderen jonger dan 12 jaar een bedrag van Afl. 450,-- per maand, voor kinderen van 12 jaar en ouder, die niet op Colegio Arubano zitten, een bedrag van Afl. 650,- per maand en voor kinderen van 12 jaar en ouder, die op Colegio Arubano zitten, een bedrag van Afl. 750,- per maand. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de noodzakelijke schoolkosten en de kosten aan kleding, recreatie en persoonlijke verzorging, zodat met de door de vrouw opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten, bij de vaststelling van de behoefte niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden.
Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in bovengenoemd bedragen (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
2.6.3
Het gerecht zal in dit geval rekening houden met de post “naschoolse opvang” voor [minderjarige 2] ad. Afl. 125,- per maand en voor [minderjarige 3] ad. Afl. 300,- per maand, nu deze kosten voldoende aannemelijk zijn gemaakt door de moeder. De overige door de moeder opgevoerde kosten zullen buiten beschouwing worden gelaten, nu deze niet voldoende zijn onderbouwd dan wel deze uit voornoemd forfaitair bedrag vergoed dienen te worden.
2.6.4
Gelet op het vorenstaande kunnen de maandelijkse kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van [minderjarige 1] vastgesteld worden op Afl. 650,-, ten behoeve van [minderjarige 2] op Afl. 875,- en ten behoeve van [minderjarige 3] op Afl. 750,-, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
2.7
De draagkracht van de vader
2.7.1
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 2.568,-.
2.7.2
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 700,-- per maand nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien, nu hij met zijn huidige partner samenwoont en van die partner verwacht wordt dat zij bijdraagt in de kosten van de gezamenlijke huishouding. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de (onbetwiste) post “autolening” ad Afl. 841,-.Wat betreft de betwiste post “hypotheekaflossing”, zal het gerecht rekening houden met een bedrag van Afl. 380,- nu uit de overgelegde stukken blijkt dat de vader dit bedrag betaalt, en van hem wel mag worden verwacht dat hij maandelijks een vergoeding c.q. huur betaalt om in de woning van zijn partner te wonen. Het gerecht zal geen rekening houden met de post “creditcard” nu deze betaling geen prioriteit geniet boven de alimentatieverplichting van de vader. De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten wordt de vader geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 700,-.
2.7.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.921,-.
2.7.4
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 2.568 - Afl. 1.921 =) Afl. 647,- waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen dient te voldoen.
2.8
De draagkracht van de moeder
2.8.1
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij maandelijks Afl. 150,- aan kinderbijslag ontvangt. Dit bedrag komt de kinderen toe. Verder blijkt uit de loonstroken dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 3.802,70,-. De moeder is qua rechtspositie gelijkgesteld met een ambtenaar, zodat zij jaarlijks vakantie-uitkering (4.559,08), voorjaarspremie (50% x 1.812), najaarspremie (50% x 1.812) en reparatiepremie (50% x 1.812) ontvangt. Dit betekent dat de moeder maandelijks een gemiddeld inkomen heeft van afgerond Afl. 4.409,-.
2.8.2
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat zij een bedrag van minimaal Afl. 1.000,- per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, nu zij in haar ouderlijk huis woont, samen met haar ouder(s). Aangenomen dient dan ook te worden dat de moeder en haar ouder(s) de kosten voor de nutsvoorzieningen onderling delen.
In voornoemd bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de post “ouderlijke bijdrage woonverblijf” ad Afl. 750,-, nu uit de overgelegde stukken blijkt dat de moeder dit bedrag betaalt, en van haar mag worden verwacht dat zij maandelijks een vergoeding c.q. huur betaalt om in haar ouderlijke woning te wonen. Het gerecht zal geen rekening houden met de post “creditcard” nu deze betaling geen prioriteit geniet boven de alimentatieverplichting van de moeder. De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten wordt de moeder geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.000,-.
2.8.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.750,-.
2.8.4
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 4.409 - Afl. 1.750 =) Afl. 2.659,- waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen dient te voldoen.
2.9
Gelet op de draagkracht van partijen en op de behoefte van de minderjarigen acht het gerecht na te melden door de vader te betalen bijdrage per maand in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
2.1
De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 oktober 2020, nu partijen vanaf de dagtekening van de tussenbeschikking van 15 september 2020 rekening hebben kunnen houden met een wijziging van de alimentatiebeschikking van 3 september 2019.
2.11
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
- wijzigt de beschikking van dit gerecht van 3 september 2019 (EJ nr. AUA201901061) in dier voege dat de maandelijkse bijdrage van de vader [verzoeker], in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen met ingang van 1 oktober 2020 zal worden bepaald op:
- Afl. 120,- voor [minderjarige 1], [geboortedatum],
- Afl. 165,- voor [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] en,
- Afl. 140,- voor [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum];
wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 1 juni 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 1 juni 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: EJ. AUA202000429
Inhoudsindicatie: civiel. ej. wijziging alimentatiebeschikking.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. N.K. Engelbrecht
Bijzondere kenmerken: