ECLI:NL:OGEAA:2021:496

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202003345
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verkoop van onroerend goed in het kader van erfpacht en gezag van gewijsde

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Kock, een verzoek ingediend tot verkoop van een woning die deel uitmaakt van de nalatenschap van haar ex-echtgenoot, gedaagde 1, die samen met gedaagde 2, zijn zus, gerechtigd is tot deze nalatenschap. De procedure is gestart na de ontbinding van het huwelijk van eiseres en gedaagde 1 in 2011, waarbij een onverdeeld aandeel in de nalatenschap van de vader van gedaagde 1 betrokken was. Eiseres heeft eerder ingestemd met een uitstel van de scheiding en deling van de nalatenschap, omdat gedaagde 1 terminaal ziek leek te zijn. Echter, nu gedaagde 1 nog steeds in de woning verblijft, vordert eiseres dat de woning te koop wordt aangeboden en dat zij haar aandeel in de opbrengst ontvangt.

Tijdens de comparitie van partijen is overeengekomen dat de woning een waarde heeft van Afl. 141.941,00, en dat eiseres recht heeft op Afl. 35.485,25 uit de verkoopopbrengst. Gedaagde 2 heeft verweer gevoerd, maar heeft later verklaard zich niet te verzetten tegen een onmiddellijke verkoop. Het gerecht heeft overwogen dat de eerdere afspraken niet in strijd zijn met de huidige vordering van eiseres, en dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een onmiddellijke verkoop rechtvaardigen. Het gerecht heeft de vordering van eiseres gedeeltelijk toegewezen, met inachtneming van de eerdere afspraken en het gezag van gewijsde van het eerdere vonnis.

De rechter heeft bepaald dat de woning te koop zal worden aangeboden voor de vastgestelde prijs, en dat eiseres recht heeft op het afgesproken bedrag uit de netto-opbrengst. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 25 augustus 2021 door mr. J.J. Verhoeven.

Uitspraak

Vonnis van 25 augustus 2021
Behorend bij AUA202003345
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiseres],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:

1.[naam gedaagde 1] ,

te Aruba,
gedaagde sub 1,
hierna te noemen: [gedaagde 1],
niet verschenen,

2.[naam gedaagde 2],

te Aruba,
gedaagde sub 2,
hierna te noemen: [gedaagde 2],
gemachtigde: advocaat mr. D.M. Canwood.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure tot en met 12 mei 2021 blijkt uit de rolbeschikking van die datum. De in die rolbeschikking gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 17 juni 2021. Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
eiseres] is gehuwd geweest met [gedaagde 1]. Het huwelijk is bij beschikking van dit gerecht d.d. 26 juli 2011 ontbonden. Ten tijde van de ontbinding van het huwelijk behoorde tot de huwelijksgoederengemeenschap een onverdeeld aandeel van [gedaagde 1] in de nalatenschap van diens vader. [gedaagde 1] en diens zus [gedaagde 2] (gedaagde sub 2) waren samen, ieder voor de helft, tot die nalatenschap gerechtigd. Tot die nalatenschap behoorde onder meer het recht van erfpacht op het perceel [naam woning] met daarop een woning (hierna: de woning). De woning staat op naam van gedaagden (zie verzoekschrift, prod. 3 onder randnr. 3).
2.2
Op 4 december 2015 heeft [eiseres] bij dit gerecht een verzoek ingediend, strekkende tot scheiding en deling van zowel de nalatenschap als de huwelijksgoederengemeenschap.
2.3
Tijdens de comparitie van partijen die in de hiervoor bedoelde procedure is gehouden, zijn partijen overeen gekomen dat de vrije marktwaarde van de woning kan worden vastgesteld op Afl. 141.941,-- en dat hiervan aan [eiseres] toekomt een bedrag van Afl. 35.485,25.
2.4
Ten tijde van de eerdere procedure leed [gedaagde 1] aan een ziekte die, naar het zich toen liet aanzien, op korte termijn terminaal was. Hij woonde op dat moment in de woning. Omdat een direct opeisbare aanspraak van [eiseres] op [gedaagde 1] tot betaling van haar aandeel ertoe zou leiden dat de woning zou moeten worden verkocht en [gedaagde 1] de woning dus moest verlaten, zijn partijen in de eerdere procedure overeengekomen dat slechts de waarde van het aandeel van [eiseres] in de nalatenschap op genoemd bedrag zou worden vastgesteld, zonder dat direct tot een daadwerkelijke scheiding en deling zou worden overgegaan.
2.5
In overleg met partijen is deze afspraak in het dictum van het vonnis d.d. 18 april 2018 vastgelegd (verzoekschrift, prod. 6). In dit dictum is als volgt beslist:
“Het Gerecht:
stelt het aandeel van [eiseres] in de nalatenschap (…) vast op Afl. 35.485,25;
stelt het moment waarop de scheiding en deling van de nalatenschap zal plaatsvinden vast op het moment waarop [gedaagde 1] de woning (…) zal hebben verlaten door hetzij overlijden, dan wel verhuizing dan wel op het moment waarop de overige erfgenamen de woning zelf te koop aanbieden. (…)”
2.6
Tegen het vonnis is geen rechtsmiddel aangewend, zodat het in kracht van gewijsde is gegaan.
2.7 [
gedaagde 1] woont nog steeds in de woning.

3.HET VERZOEK

3.1 [
eiseres] vordert dat het gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- beveelt dat de woning te koop zal worden aangeboden via een erkende makelaar voor de periode van zes maanden voor een prijs van Afl. 141.941,00 en in geval van het uitblijven van een verkoop in deze periode, bepaalt dat de woning in het openbaar zal kunnen worden verkocht;
- bepaalt dat van de netto-opbrengst van deze verkoop ¼ deel zal worden uitgekeerd aan [eiseres] en dat van het aan [gedaagde 1] toekomende deel zal worden ingehouden en afgedragen aan [eiseres] het bedrag van Afl. 35.485,25;
- bepaalt, voor zover gedaagden nalaten mee te werken aan de verkoop en levering van de woning, dat dit vonnis zal dienen als de benodigde toestemming en wilsverklaring van gedaagden dan wel van een van hen, voor de verkoop en/of levering, dan wel om te bepalen dat een van de gerechtsdeurwaarders de verkoopovereenkomst en/of akte van levering namens gedaagden, of een van hen, zal kunnen tekenen;
- met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure, althans dat de kosten van de procedure uit de opbrengst van de verkoop van de woning kunnen worden verhaald.
3.2
Aan haar verzoekt legt [eiseres], zakelijk weergegeven, ten grondslag dat zij destijds heeft ingestemd met een uitstel van de scheiding en deling, omdat zij er op grond van mededelingen van [gedaagde 1] vanuit was gegaan dat deze stervende was en zij hem in die omstandigheden niet wilde dwingen de woning te verlaten. [gedaagde 1] leeft echter nog steeds, waardoor er sprake is van gewijzigde omstandigheden die meebrengen dat de redenen voor het uitstel zich niet langer voordoen en een onmiddellijke verkoop gerechtvaardigd is.
3.3 [
gedaagde 2] voert verweer. Het gerecht zal hierna ingaan op de grondslagen van de vordering en van het gevoerde verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Tussen partijen is in het vonnis d.d. 18 april 2018 beslist op het verzoek van [eiseres] tot scheiding en deling van de nalatenschap respectievelijk de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. In het vonnis is het aandeel van [eiseres] in de nalatenschap vastgesteld op een bepaald bedrag en is bepaald dat de scheiding en deling zou worden uitgesteld totdat [gedaagde 1] de woning had verlaten. Thans vordert [eiseres] dat:
- de scheiding en deling onmiddellijk wordt uitgevoerd en dat
- in verband daarmee de woning zal worden verkocht, desnoods in het openbaar en dat
- aan haar ¼ deel van de verkoopopbrengst wordt uitgekeerd, althans dat aan haar wordt uitgekeerd het bedrag van Afl. 35.485,25.
4.2
Door [gedaagde 2] is tijdens de zitting een beroep gedaan op het gezag van gewijsde van het vonnis. Later heeft ze tijdens de comparitie verklaard dat zij zich niet zal verzetten tegen een onmiddellijke verkoop van de woning. Het gerecht begrijpt die laatste stelling aldus dat zij ten aanzien van de tijdsbepaling in het vonnis het beroep op het gezag van gewijsde heeft laten varen. Door [gedaagde 1], die niet in de procedure is verschenen, is geen beroep gedaan op het gezag van gewijsde van het vonnis d.d. 18 april 2018.
4.3
Op grond van artikel 70a lid 3 Rv. mag het gerecht het gezag van gewijsde niet ambtshalve toepassen. Het gerecht is daarom in beginsel bevoegd om de thans ingediende verzoeken van [eiseres], strekkende tot een onmiddellijke verkoop van de woning, toe te wijzen, indien en voor zover daarmee niet wordt beslist in strijd met de overige beslissingen in het eerdere vonnis, aangezien [gedaagde 2] voor de overige onderdelen van het vonnis haar beroep op het gezag van gewijsde niet heeft prijsgegeven.
4.4
In verband daarmee overweegt het gerecht nog het volgende. In het dictum in het vonnis van 18 april 2018 is niet expliciet beslist op welke wijze de scheiding en deling plaatsvindt. Uit de overwegingen in het vonnis volgt dat partijen ervan uit gingen dat de scheiding en deling ten aanzien van de woning zou plaatsvinden door een onderhandse verkoop, waarna uit de opbrengst ervan het vastgestelde bedrag aan [eiseres] zou worden betaald (conform art. 3:185 lid 2 onder c BW). De afspraak dat het moment van de scheiding en deling zou worden uitgesteld, bracht - gezien de kennelijke bedoeling van partijen - mee dat de vordering van [eiseres] tot betaling van het bedrag van Afl. 35.485,25 tot aan het moment van de verkoop (en levering) van de woning nog niet opeisbaar was. Dat betekent dat dus niet is beslist dat de scheiding en deling inhoudt dat de woning aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt toebedeeld onder de verplichting om [eiseres] ter zake van overbedeling een bedrag uit te keren (conform art. 3:185 lid 2 onder b BW). De thans ingestelde vordering strekkende tot onmiddellijke verkoop van de woning, leidt er dus niet toe dat feitelijk een andere wijze van scheiding en deling tot stand wordt gebracht dan overeengekomen. Toewijzing van de vordering leidt er dus niet toe dat er ten aanzien van de wijze van verdeling (ten aanzien waarvan [gedaagde 2] haar beroep op het gezag van gewijsde niet heeft laten varen) strijdigheid ontstaat met de rechtsverhouding die door het vonnis van 18 april 2018 bindend en definitief tussen partijen tot stand is gebracht.
4.5
Een bijzonder aspect aan het dictum in het vonnis d.d. 18 april 2018 is voorts dat dit dictum op gemeenschappelijk verzoek van partijen aldus is geformuleerd, omdat op die wijze de inhoud van een door hen bereikte minnelijke regeling werd vastgelegd. Met het aangaan van die minnelijke regeling hebben partijen in beginsel een einde hebben gemaakt aan hun geschil. Dat staat er in beginsel eveneens aan in de weg dat thans een beslissing wordt gegeven die in strijd is met de gemaakte afspraken. De vordering is immers ongegrond voor zover er meer of anders wordt gevorderd dan in de minnelijke regeling is overeen gekomen. Het beroep van [gedaagde 2] op het gezag van gewijsde van het eerdere vonnis, begrijpt het gerecht aldus dat zij daarmee tevens een beroep heeft beogen te doen op het verbindende karakter van de onderliggende minnelijke regeling.
4.6
Door [eiseres] is ter zitting gesteld dat het uitblijven van het vertrek van [gedaagde 1] uit de woning een onvoorziene omstandigheid is die van dien aard is dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag worden verwacht.
4.7 [
gedaagde 2] heeft zich ten aanzien van het tijdstip van de verkoop van de woning niet tegen een wijziging van de minnelijke regeling verzet. Het gerecht acht het beroep op onvoorziene omstandigheden gegrond en zal om die reden hierna beslissen dat, met wijziging van de eerder tussen partijen getroffen regeling, tot onmiddellijke verkoop van de woning kan worden overgegaan. Het gerecht ziet geen aanleiding om te bepalen dat de woning tegen een vraagprijs van Afl. 141.941,00 te koop zal moeten worden aangeboden. Uit het vonnis van 18 april 2018 (nummer 2.1) volgt dat partijen de vrije marktwaarde hebben bepaald op genoemd bedrag. Daaruit volgt niet dat partijen zijn overeengekomen dat de woning maximaal voor dit bedrag te koop moet worden aangeboden. In zoverre is dit onderdeel van de vordering niet gebaseerd op de gemaakte afspraken en derhalve ongegrond. Partijen zullen in onderling overleg moeten bepalen tegen welke vraagprijs de woning zal worden aangeboden. Voor het geval partijen er niet in slagen om in onderling overleg een vraagprijs vast te stellen, zal het gerecht hierna bepalen dat de woning in dat geval tegen een vraagprijs van Afl. 141.941,00 dient te worden aangeboden.
4.7
De vordering om de woning in het openbaar te verkopen bij het uitblijven van een verkoop na een periode van zes maanden, is een ingrijpende wijziging van hetgeen is afgesproken aangezien met een openbare verkoop naar verwachting een aanzienlijke lagere opbrengst zal worden gerealiseerd dan bij een onderhandse verkoop. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd waarom het uitgestelde vertrek van [gedaagde 1] uit de woning reeds thans zou meebrengen dat op dit punt ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag worden verwacht. [gedaagde 2] heeft op dit punt haar beroep op het gezag van gewijsde van het eerdere vonnis, en daarmee haar beroep op de eerder gemaakte afspraken, niet prijsgegeven. Dit onderdeel van het gevorderde zal om die reden worden afgewezen.
4.8
Voor zover [eiseres] met het onderdeel van haar vordering dat ¼ deel van de opbrengst van de woning zal worden uitgekeerd, heeft beoogd dat haar meer wordt uitgekeerd dan het tussen partijen afgesproken bedrag van Afl. 35.485,25 in het geval de woning meer opbrengt dan Afl. 141.941,00, dient dit te worden afgewezen. Dit is in strijd met hetgeen in het eerdere vonnis is beslist omtrent de scheiding en deling van de nalatenschap, terwijl [gedaagde 2] op dit punt haar beroep op het gezag van gewijsde niet heeft prijsgegeven.
4.9
Nu niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde 1] dan wel [gedaagde 2] niet bereid zouden zijn om vrijwillig aan een onderhandse verkoop en levering mee te werken terwijl er bovendien in verband daarmee nog geen aktes zijn opgesteld en de inhoud daarvan dus nog niet vaststaat, zal het gerecht de vordering om te bepalen dat dit vonnis treedt in de plaats van de benodigde aktes dan wel een deel daarvan.
4.1
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
5. DE UITSPRAAK:
De rechter in dit gerecht:
5.1
beveelt dat het recht van erfpacht, kadastraal bekend als Land Aruba, vijfde afdeling, sectie M nummer 149/1974, plaatselijk bekend als [adres woning], te koop zal worden aangeboden, en wel voor de vraagprijs van Afl. 141.941,00 indien partijen er niet in slagen om in onderling overleg overeenstemming te bereiken over een andere vraagprijs;
5.2
bepaalt dat van de netto-opbrengst van deze verkoop aan [eiseres] zal worden uitgekeerd het bedrag van Afl. 35.485,25;
5.3
compenseert de proceskosten in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
5.4
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 25 augustus 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 25 augustus 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR nr. AUA202003345
Inhoudsindicatie: recht van erfpacht en verkoop, gezag van gewijsde.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: