ECLI:NL:OGEAA:2021:490

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
AUA201803435
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap tussen partijen na ontbinding van het huwelijk

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het de verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap tussen eiser en gedaagde na de ontbinding van hun huwelijk. De uitspraak volgt op een tussenvonnis van 23 september 2020, waarin het gerecht al enkele voorlopige beslissingen had genomen. De procedure omvatte verschillende akten van beide partijen, waarin zij hun standpunten en bewijsstukken naar voren brachten. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Malmberg, en de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaten mrs. I.R. Wever en A.M.N. Thijsen, hebben hun argumenten gepresenteerd met betrekking tot de verdeling van de gezamenlijke bezittingen, waaronder de voormalige echtelijke woning, bankrekeningen, en andere activa.

Het gerecht heeft in zijn vonnis op 25 augustus 2021 geoordeeld over de waarde van de activa en de verplichtingen van beide partijen. De voormalige echtelijke woning werd aan de eiser toegewezen, met de verplichting om een bedrag van Afl. 142.803,00 aan de gedaagde te betalen wegens overbedeling. Daarnaast werd de eenmanszaak aan de gedaagde toegewezen, met de verplichting voor haar om de bijbehorende schulden te dragen. De verdeling van andere activa, zoals voertuigen en inboedelgoederen, werd eveneens vastgesteld, waarbij de rechter de waarde van de activa en de verplichtingen zorgvuldig heeft afgewogen.

De uitspraak bevatte ook bepalingen over de verdeling van de nalatenschap van de vader van de gedaagde, waarbij het gerecht de waarde van de aandelen in de nalatenschap heeft vastgesteld. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Vonnis van 25 augustus 2021
Behorend bij AUA201803435
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiser],
te Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde][eiser],
gemachtigde: de advocaten mrs. I.R. Wever en A.M.N. Thijsen.

6.DE VERDERE PROCEDURE

6.1
Dit vonnis is een vervolg op het tussenvonnis van 23 september 2020 (hierna: het tussenvonnis). Het verloop van de procedure tot en met 23 september 2020 blijkt uit het tussenvonnis. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte overlegging stukken van [eiser] d.d. 28 oktober 2020;
- de akte uitlating met producties van [gedaagde] d.d. 28 oktober 2020;
- de contra-akte van [eiser] d.d. 25 november 2020;
- de antwoordakte van [gedaagde] d.d. 25 november 2020.
6.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

7.DE VERDERE BEOORDELING

7.1
Gezien hetgeen is overwogen in het tussenvonnis, dient het gerecht nog te beslissen op:
- de verrekening van de hypotheekrente die [eiser] vanaf de peildatum heeft betaald aan de bank (tussenvonnis, nr. 4.4);
- de verdeling van het saldo bij Spaarfonds APA (tussenvonnis, nr. 4.13);
- de verdeling van het aandeel van [gedaagde] in de nalatenschap van haar vader (tussenvonnis, nr. 4.16).
Het gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
De hypotheekrente ter zake van de voormalige echtelijke woning Catiri 23
7.2.1 [
eiser] heeft ermee volstaan om een overzicht in het geding te brengen van de rente die vanaf de peildatum (12 mei 2016) door de bank in rekening is gebracht (akte 28 oktober 2020, bijlage A). Hij heeft niet gesteld welke betalingen daarvan door hem zijn gedaan, zoals door het gerecht in het tussenvonnis (nr. 4.4. voorlaatste volzin) wel was verzocht. Daarmee komt niet vast te staan welk bedrag aan rente [eiser] na de peildatum aan de bank heeft betaald, zodat ter zake van deze post geen verrekening kan plaatsvinden.
7.2.2
Ook indien er vanuit moet worden gegaan dat [eiser] de in de bijlage A genoemde rentebedragen volledig heeft voldaan, dan ziet het gerecht enerzijds in de hoogte van deze bedragen en anderzijds in de omstandigheid dat [eiser] geen gebruiksvergoeding hoeft te betalen voor het exclusieve gebruik van de woning die op de peildatum een overwaarde had van Afl. 285.606,00, aanleiding om de door de [eiser] betaalde rente voor zijn rekening te laten en niet in de verrekening te betrekken.
Het aandeel van [gedaagde] in de nalatenschap van haar vader
-
de omvang van het aandeel
7.3
In het tussenvonnis heeft het gerecht [gedaagde] opgedragen om op de door het gerecht gestelde punten duidelijkheid te verschaffen omtrent de nalatenschap van haar vader.
7.4
Op grond van hetgeen [gedaagde] naar aanleiding van het tussenvonnis gemotiveerd en onder overlegging van stukken (onbetwist) heeft gesteld omtrent haar aandeel in de nalatenschap van haar vader, neemt het gerecht het volgende als vaststaand aan.
7.5
De vader van [gedaagde], de heer [de vader], is op 30 december 1995 overleden. Hij is overleden zonder testament. De wettelijke erfgenamen waren:
  • zijn echtgenote (en moeder van [gedaagde]), mevrouw [de moeder] (hierna: de moeder),
  • zijn dochter (en zus van [gedaagde]), [de zus] (hierna: de zus) en
  • [gedaagde].
De hier genoemde feiten volgen, zoals [gedaagde] terecht heeft gesteld, ook uit de notariële akte van 24 oktober 2001 (prod. 7 bij akte uitlating [gedaagde] d.d. 28 oktober 2020).
7.6
Volgens [gedaagde] is het aandeel in de nalatenschap van haar vader op grond van de wet een aandeel van 1/6. Het gerecht begrijpt deze stelling aldus dat na het overlijden van haar vader de moeder voor de helft gerechtigd was tot de ontbonden huwelijkse goederengemeenschap en dat de nalatenschap van haar vader bestond uit een aandeel van 50% in deze gemeenschap. Het aandeel van [gedaagde] in de nalatenschap bedraagt 1/3, hetgeen overeenkomt met 1/6 deel van de waarde van de ontbonden huwelijkse goederengemeenschap.
-
de waarde van het perceel [adres]
7.7
De vader van [gedaagde] had in 1994 een aanvraag ingediend voor verkrijging van een perceel domeingrond te [plaats]. Op grond van deze aanvraag is op 24 oktober 2001 (en dus na het overlijden van de vader) het perceel kadastraal bekend Afdeling 1, Sectie l, nummer 5583 in erfpacht aan de moeder, de zus en aan [gedaagde] uitgegeven. Blijkens de akte van levering is aan [gedaagde] een aandeel van 1/6 deel in het perceel uitgegeven. Dit aandeel valt dus niet in de onverdeelde nalatenschap, maar is door de levering aan [gedaagde] onderdeel geworden van de (thans ontbonden) huwelijkse goederengemeenschap van [gedaagde] en [eiser]. Ook de aan de moeder en de zus geleverde aandelen zijn in hun privévermogens gevallen en maken geen deel uit van de nalatenschap.
7.8
Omdat het aandeel valt in de (thans ontbonden) gemeenschap tussen partijen, dient dit in de verdeling te worden betrokken. Uit het taxatierapport dat [gedaagde] met betrekking tot de waarde van het perceel heeft overgelegd (akte d.d. 28 oktober 2020, prod. 9) blijkt dat dit perceel plaatselijk bekend is als [adres].
7.9
Volgens [eiser] moet in het kader van de verdeling de waarde van het perceel worden berekend inclusief de daarop gebouwde woning. Volgens [gedaagde] moet de onbebouwde waarde ten tijde van de verkrijging tot uitgangspunt worden genomen, omdat na de verkrijging van het perceel de moeder hierop met eigen middelen een woning heeft gebouwd.
7.1
Uitgangspunt is, zoals het gerecht ook heeft overwogen in de nummer 4.21 e.v. in het tussenvonnis, dat de waarde van het aandeel in het perceel moet worden berekend inclusief de daarop gebouwde woning. Van de zijde van [gedaagde] zijn na het wijzen van het tussenvonnis geen feiten en omstandigheden gesteld die naar het oordeel van het gerecht meebrengen dat in casu van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. Het gerecht zal bij het vaststellen van de waarde van het aandeel daarom als uitgangspunt nemen de vrije verkoopwaarde van Afl. 238.516,00, zoals deze blijkt uit (pagina 2 van) het taxatierapport (prod. 9 akte [gedaagde] d.d. 28 oktober 2020).
7.11
Zoals voorshands is overwogen in nummer 4.22 van het tussenvonnis, zullen de bouwkosten van de woning, voor zover gefinancierd door een ander dan [gedaagde], op de waarde in mindering moeten worden gebracht. Daartoe geldt in aanvulling van hetgeen in het tussenvonnis op dit punt is overwogen nog het volgende.
Volgens [gedaagde] is de bouw van de woning gefinancierd door de moeder. [eiser] stelt dat de bouw is gefinancierd met gelden die stonden op de bankrekening van de nalatenschap. De bouw is daarmee dus vanuit de nalatenschap gefinancierd en niet door de moeder, zo betoogt [eiser] impliciet.
Wat hiermee, gezien de stellingen van partijen, in ieder geval vaststaat, is dat de bouw van de woning niet (mede) is gefinancierd vanuit het vermogen van partijen, zodat de derde die de bouw van de woning heeft gefinancierd (hetzij de moeder, hetzij de nalatenschap) een vordering heeft op ieder der deelgenoten dan wel op [gedaagde] ter zake van de financiering van de bouw van de woning (tussenvonnis, nr. 4.22). Mede gezien de in het taxatierapport genoemde herbouwwaarde van de woning van Afl. 202.125,00, acht het gerecht de door [gedaagde] gestelde (en door [eiser] niet betwiste) bouwkosten van Afl. 85.000,00 aannemelijk. Het gerecht zal van die kosten uitgaan bij de berekening van de vordering die de derde op de afzonderlijke deelgenoten heeft ter zake van de bouw van de woning. Uitgaande van een aandeel van [gedaagde] van 1/6 in het perceel, kan de hoogte van de vordering ter zake van het verhaal van de bouwkosten in verband met dit aandeel worden gewaardeerd op (afgerond) Afl. 14.166,00.
7.12
Het voorgaande brengt mee dat de waarde van het aandeel van [gedaagde] in het perceel Catiri 23 kan worden begroot op (Afl. 238.516 : 6 =) Afl. 39.752,67 - Afl. 14.166,67 = Afl. 25.586,00.
-
de hoogte van de bankrekening
7.13 [
eiser] heeft in de aktewisseling na het tussenvonnis niets meer gesteld omtrent het saldo van de bankrekening na het overlijden van de vader van [gedaagde] en omtrent de vraag of dit saldo al dan niet is verdeeld onder de erfgenamen. [eiser] heeft ook de stellingen van [gedaagde] dienaangaande in de akte van 28 oktober 2020 niet betwist. Het gerecht zal ten aanzien van de bankrekening om die reden uitgaan van de stellingen van [gedaagde].
Het gerecht begrijpt uit die stellingen dat het saldo van de bankrekening na het overlijden van de vader nimmer is verdeeld onder de erfgenamen. [gedaagde] heeft gesteld dat zij geen informatie meer heeft kunnen achterhalen omtrent het saldo op de bankrekening op het moment van overlijden van haar vader, maar zij schat het saldo (gemotiveerd) op een bedrag van Afl. 80.000,00, waarvan een bedrag van Afl. 40.000,00 in de nalatenschap viel. Het aandeel van [gedaagde] hierin was (afgerond) Afl. 13.300,00.
-
de waarde van het perceel te [plaats]
7.14 [
eiser] heeft de stellingen van [gedaagde] ter zake van de percelen [plaats] die deel uitmaken van de nalatenschap, niet betwist. Het gerecht gaat uit van de juistheid van die (met bescheiden onderbouwde) stellingen. Uit het taxatierapport (prod. 10 bij akte [gedaagde] d.d. 28 oktober 2020) volgt dat de vader van [gedaagde] voor 1/6 deel mede-eigenaar was van drie eigendomsterreinen te [plaats]. Naast de vader waren er twee andere deelgenoten. Het vorenstaande brengt mee dat de nalatenschap een aandeel heeft van 1/12 in de terreinen. De waarde van de terreinen begroot het gerecht, mede gezien de mede-eigendom van de andere deelgenoten, op het door [gedaagde] gestelde bedrag van Afl. 21.000,00. De waarde van het aandeel van de nalatenschap in de terreinen bedraagt dus Afl. 1.750,00, zodat het aandeel van [gedaagde] daarin kan worden gesteld op een bedrag van Afl. 583,00.
-
slotsom ten aanzien van het aandeel in de nalatenschap van de vader
7.15
De waarde van het aandeel van [gedaagde] in het perceel [adres] alsmede in de nalatenschap van haar vader kan gezien het vorenstaande worden begroot op:
- perceel [adres] Afl. 25.586,00;
- de bankrekening Afl. 13.300,00;
- percelen [plaats]
Afl. 583,00 +
totaal Afl. 39.469,00.
Het gerecht zal de aandelen toedelen aan [gedaagde] onder de verplichting om de helft van de waarde, zijnde Afl. 19.734,50, wegens overbedeling aan [eiser] uit te keren.
Het spaarfonds APA
7.16
Het gerecht zal de rechten ten aanzien van het spaarfonds APA aan [gedaagde] toedelen, onder verplichting om de helft van de waarde ervan, zijde Afl. 17.524,14 (vide tussenvonnis, nr. 4.13), wegens overbedeling aan [eiser] uit te betalen.
De Timeshare te [de hotel]
7.17
In haar akte uitlating van 20 oktober 2020 heeft [gedaagde] gesteld te hebben vernomen dat de timeshare in [de hotel] is komen te vervallen omdat de jaarlijkse bijdragen niet zouden zijn betaald. [gedaagde] vermoedt dat dit alleen aan [eiser] is medegedeeld, omdat de timeshare op zijn naam stond. [eiser] heeft deze stellingen van [gedaagde] niet betwist, zodat het gerecht als vaststaand aanneemt dat de rechten ten aanzien van de timeshare zijn komen te vervallen. Het gerecht zal om die reden de rechten ten aanzien van de timeshare niet in de verdeling betrekken en komt in zoverre terug op de beslissingen die op dit punt zijn genomen in het tussenvonnis.
De slotsom ten aanzien van de verdeling, toedeling en overbedeling
7.18
Uit hetgeen het gerecht in het tussenvonnis en in dit vonnis heeft overwogen, volgt dat als volgt zal worden beslist ten aanzien van de verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap.
7.19.1
De voormalige echtelijke woning [adres] zal worden toebedeeld aan [eiser]. De verplichtingen uit hypothecaire lening die in verband met de aankoop van de woning is gesloten, zullen voor rekening van [eiser] komen. [eiser] zal verplicht worden om mee te werken aan ontslag van aansprakelijkheid van [gedaagde] jegens de bank.
7.19.2
Wegens overbedeling ter zake van de woning en hypothecaire lening dient [eiser] een bedrag van Afl. 142.803,00 aan [gedaagde] te vergoeden (tussenvonnis, 4.6).
7.19.3
De eenmanszaak [eenmanszaak] zal aan [gedaagde] worden toebedeeld. De verplichtingen uit hoofde van de schulden die in verband met de exploitatie van [eenmanszaak] zijn aangegaan, zullen voor rekening van [gedaagde] komen (tussenvonnis, 4.8).
7.19.4 [
auto 1] en de [auto 2] worden aan [eiser] toebedeeld. [auto 3] en de [auto 4] worden aan [gedaagde] toebedeeld. Partijen hoeven elkaar geen vergoeding te betalen wegens overbedeling (tussenvonnis, 4.10).
7.19.5
De inboedelgoederen van de woning [adres], alsmede het tuingereedschap en de generator worden aan [eiser] toebedeeld. Wegens overbedeling ter zake van deze posten zal [eiser] een bedrag van Afl. 5.000,00 aan [gedaagde] dienen te voldoen (tussenvonnis, 4.12).
7.19.6
De rechten uit hoofde van het Spaarfonds APA worden toebedeeld aan [gedaagde]. Wegens overbedeling ter zake van deze post dient [gedaagde] een bedrag van Afl. 17.524,14 aan [eiser] te voldoen (dit vonnis, 7.16).
7.19.7
De belastingteruggaven en de belastingschulden betreffende de periode voorafgaand aan de peildatum worden toebedeeld aan respectievelijk moeten worden gedragen door degene aan wie de betreffende aanslag is of zal worden opgelegd (tussenvonnis, 4.14).
7.19.8
Het aandeel van [gedaagde] in het perceel [adres] alsmede in de nalatenschap van haar vader zal worden toebedeeld aan [gedaagde]. Wegens overbedeling ter zake van deze posten zal [gedaagde] een bedrag van Afl. 19.734,50 aan [eiser] dienen te voldoen (dit vonnis, 7.15).
7.19.9
Uit hoofde van de persoonlijke lening van [eiser] bij de Arubabank, die door [eiser] inmiddels is afgelost, dient [gedaagde] een bedrag van Afl. 3.692,55 aan [eiser] te voldoen wegens overbedeling (tussenvonnis, 4.15).
7.19.10
Het gerecht zal ten aanzien van de timesharerechten betreffende [de hotel] geen beslissing nemen, nu deze rechten zijn komen te vervallen (dit vonnis, 7.17)
7.2
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

8.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
8.1
verdeelt de tussen partijen bestaande ontbonden huwelijkse goederengemeenschap als volgt:
- deelt de voormalige echtelijke woning gelegen te [adres] te Aruba toe aan [eiser] en bepaalt voorts dat [eiser] in verband met toedeling van de woning wegens overbedeling een bedrag van Afl. 142.803,00 aan [gedaagde] dient te betalen en dat de verplichtingen uit hoofde van de hypothecaire lening die in verband met de aankoop van de woning is gesloten, voor rekening van [eiser] komen;
- deelt de eenmanszaak [de eenmanszaak] toe aan [gedaagde] en bepaalt dat de verplichtingen uit hoofde van de schulden die in verband met de exploitatie van [de eenmanszaak] zijn aangegaan, voor rekening van [gedaagde] komen;
- deelt de [auto 1] en de [auto 2] toe aan [eiser];
- deelt de [auto 3 en de [auto 4] toe aan [gedaagde];
- deelt de inboedelgoederen van de woning [adres], alsmede het tuingereedschap en de generator toe aan [eiser] en bepaalt dat [eiser] wegens overbedeling ter zake van deze posten een bedrag van Afl. 5.000,00 aan [gedaagde] moet betalen;
- deelt de rechten uit hoofde van het Spaarfonds APA toe aan [gedaagde] en bepaalt dat [gedaagde] wegens overbedeling ter zake van deze post een bedrag van Afl. 17.524,14 aan [eiser] moet betalen;
- deelt het aandeel van [gedaagde] in het perceel [adres] alsmede in de nalatenschap van haar vader toe aan [gedaagde] en bepaalt dat [gedaagde] wegens overbedeling ter zake van deze posten een bedrag van Afl. 19.734,50 aan [eiser] moet betalen;
- deelt de belastingteruggaven betreffende de periode voorafgaand aan de peildatum toe aan degene aan wie de betreffende aanslag is of zal worden opgelegd en bepaalt dat de belastingschulden betreffende de periode voorafgaand aan de peildatum worden gedragen door degene aan wie de betreffende aanslag is of zal worden opgelegd;
8.2
veroordeelt [gedaagde] om in verband met de aflossing door [eiser] van de persoonlijke lening bij de Arubabank een bedrag van Afl. 3.692,55 aan [eiser] te betalen;
8.3
compenseert de proceskosten, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
8.4
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
8.5
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 25 augustus 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 25 augutus 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR nr. AUA201803435
Inhoudsindicatie: verdeling huwelijkse goederengemeenschap
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: