In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontzetting van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De verzoekster, de grootmoeder aan moederszijde, heeft verzocht om de moeder uit haar ouderlijk gezag te ontzetten op grond van vermeende grove verwaarlozing. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 2 februari 2021, waarin de Voogdijraad een rapport heeft uitgebracht over de situatie van de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 augustus 2021 was de moeder niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De Voogdijraad heeft in haar rapport aangegeven dat de moeder, die in Panama verblijft, niet in staat is om de financiële zorg voor de minderjarige te dragen. De moeder heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de grootmoeder die de zorg op zich neemt. Het gerecht heeft vastgesteld dat er geen sprake is van grove verwaarlozing die een ontzetting uit het gezag rechtvaardigt, maar heeft wel geoordeeld dat de moeder tijdelijk niet in staat is om het gezag uit te oefenen. Daarom heeft het gerecht besloten om het gezag van de moeder te schorsen en de grootmoeder als voogdes aan te stellen.
De beslissing houdt in dat het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige is geschorst en dat de grootmoeder nu de voogdij over de minderjarige uitoefent. Het verzoek om ontzetting van het gezag is afgewezen, maar de grootmoeder is benoemd tot voogdes, wat in het belang van de minderjarige wordt geacht.