ECLI:NL:OGEAA:2021:442

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
AUA2019I00003
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwaring in geneeskundige behandelingsovereenkomst met niet geschonden zorgplicht

In deze vrijwaringszaak tussen de Stichting Ziekenverpleging Aruba (SZA) en een gedaagde, die in persoon procedeert, staat de vraag centraal of de gedaagde aansprakelijk is voor schade die is ontstaan tijdens een operatie aan een patiënt. De operatie vond plaats op 29 september 2015, waarbij de patiënt schade aan beide ogen opliep door desinfectiemiddel. In de hoofdzaak is SZA aansprakelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de patiënt. SZA vordert nu in deze vrijwaringsprocedure dat de gedaagde hen vergoedt voor de kosten die voortvloeien uit de hoofdzaak. De gedaagde betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de schade het gevolg is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

De rechter overweegt dat de overeenkomst tussen de gedaagde en de patiënt moet worden gekwalificeerd als een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van de gedaagde is het van belang of hij tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst, met name of hij heeft voldaan aan de zorgplicht die op hem rustte. De rechter stelt vast dat de bewijslast voor de stelling dat de gedaagde niet aan deze zorgplicht heeft voldaan bij SZA ligt.

SZA heeft drie punten van tekortkoming aangevoerd: het niet gebruiken van oogzalf, het onverdund toepassen van desinfectiemiddel en het gebruik van te veel desinfectiemiddel. De rechter concludeert dat SZA onvoldoende bewijs heeft geleverd voor deze stellingen. De gedaagde heeft aangetoond dat hij voorzorgsmaatregelen heeft genomen en dat de claims van SZA niet voldoende onderbouwd zijn. Daarom wordt de vordering van SZA afgewezen en wordt SZA veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil worden gesteld, aangezien hij de procedure zelf heeft gevoerd.

Uitspraak

Vonnis van 29 september 2021
Behorend bij AUA2019I00003
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de vrijwaringszaak van:
de stichting
STICHTING ZIEKENVERPLEGING ARUBA,
gevestigd te Aruba,
gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in de vrijwaringszaak,
hierna ook te noemen: SZA,
gemachtigde: mr. J.L. Peterson,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde in de vrijwaringszaak,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 juni 2020, waarin een comparitie van partijen is gelast;
  • de brief van AZV van 9 juli 2020, met producties ten behoeve van de comparitie van partijen;
  • de brief van [gedaagde] van 13 juli 2020 met een reactie op de brief van AZV;
  • de comparitie van partijen van 14 juli 2020;
  • de akte uitlating regeling van SZA.
1.2.
Bij de comparitie van partijen zijn namens SZA mevrouw [naam secretaris] (secretaris Raad van Bestuur SZA), de heer [naam Hoofdapotheker] (Hoofdapotheker bij SZA) en de gemachtigde verschenen. [gedaagde] is in persoon verschenen. Beide partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, waarbij SZA zich heeft bediend van pleitaantekeningen, voorzien van producties. Van hetgeen is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Partijen hebben aan het eind van de mondelinge behadeling verzocht de zaak aan te houden, om te proberen het geschil alsnog onderling op te lossen. Bij haar akte heeft SZA laten weten dat partijen daarin niet zijn geslaagd.
1.4.
De uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1.
In deze zaak gaat het kort gezegd om het volgende. Op 29 september 2015 heeft [gedaagde] de heer [naam patient] (hierna: [patient]) geopereerd in het ziekenhuis dat wordt geëxploiteerd door SZA. Tijdens deze operatie heeft [patient] beschadiging opgelopen aan beide ogen, als gevolg van desinfectiemiddel dat daarin is terechtgekomen. In de hoofdzaak tussen [patient] en SZA is SZA daarvoor aansprakelijk gehouden en (kort gezegd) veroordeeld tot betaling van Afl. 20.000,- aan immateriële schadevergoeding en Afl. 3.217,35 als vergoeding voor de kosten van een verricht deskundigenonderzoek. SZA vordert in deze vrijwaringsprocedure veroordeling van [gedaagde] tot betaling van al hetgeen waartoe SZA in de hoofdzaak is veroordeeld. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van die vordering, omdat hem (naar zijn zeggen) geen verwijt valt te maken. Hij voert aan dat de schade het gevolg is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. In dat kader overweegt de rechter het volgende.
2.2.
De overeenkomst tussen [patient] en [gedaagde] moet worden aangeduid als een geneeskundige behandelingsovereenkomst (artikel 7:446 BW). Voor de vraag of [gedaagde] (via deze vrijwaringsprocedure) aansprakelijk is voor de schade van [patient] moet worden beoordeeld of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van die overeenkomst. Daarvan is (onder meer) sprake wanneer [gedaagde] niet heeft voldaan aan de daarbij op hem rustende zorgplicht van artikel 7:453 BW. Dat artikel bepaalt dat de hulpverlener bij de uitvoering van de overeenkomst de zorg van een goed hupverlener in acht dient te nemen en dient te handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende standaard. De rechter stelt voorop dat de stelplicht en (eventuele) bewijslast van de stelling dat [gedaagde] niet in overeenstemming met deze zorgplicht heeft gehandeld bij SZA berusten.
2.3.
Uit de processtukken en hetgeen SZA ter zitting heeft verklaard volgt dat zij zich op het standpunt stelt dat [gedaagde] in drie opzichten de voormelde norm heeft geschonden. Zij stelt namelijk dat [gedaagde] in strijd met de geldende standaarden (1) geen oogzalf heeft gebruikt, (2) het desinfectiemiddel niet heeft verdund en (3) te veel desinfectiemiddel heeft gebruikt. Deze drie stellingen, die alle door [gedaagde] zijn betwist, worden hierna achtereenvolgens behandeld.
oogzalf
2.4.
Reeds bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij voorzorgsmaatregelen in acht heeft genomen, te weten het beschermen van de ogen met oogzalf en het afplakken van de ogen. Bij conclusie van repliek is dit door SZA niet betwist. Voor het eerst tijdens de comparitie van partijen heeft SZA gesteld dat [gedaagde] de ogen heeft afgeplakt, maar heeft nagelaten oogzalf te gebruiken. Ter onderbouwing van die stelling heeft zij verwezen naar het anesthesieverslag van de onderhavige operatie, die zij bij brief van 9 juli 2020 heeft overgelegd. Dit verslag is (voor zover van belang) door [gedaagde] als volgt ingevuld:
SZA stelt dat hieruit dient te worden geconcludeerd dat [gedaagde] alleen gebruik heeft gemaakt van tape. [gedaagde] heeft deze lezing van het formulier ter zitting gemotiveerd betwist. Hij heeft aangevoerd dat de optie ‘zalf’ alleen wordt omcirkeld wanneer uitsluitend zalf is gebruikt. Wanneer de optie ‘tape’ wordt omcirkeld dan is daaraan inherent dat ook zalf is gebruikt. SZA heeft dit vervolgens niet gemotiveerd weersproken. Daarom oordeelt de rechter dat SZA deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd, mede met oog op het feit dat zij deze stelling pas zo laat in de procedure voor het eerst heeft ingenomen.
verdunning desinfectiemiddel
2.5.
SZA heeft er verder (veelvuldig) op gewezen dat het gebruikte desinfectiemiddel altijd verdund dient te worden en dat [gedaagde] dit heeft nagelaten. Naar de rechter begrijpt betwist [gedaagde] niet dat hij het middel onverdund heeft toegepast, maar voert hij aan dat bij deze operatie verdunning niet noodzakelijk is. Wat daar ook van zij, tijdens de mondelinge behandeling heeft SZA (bij randnummer 9 van haar pleitnota) aangevoerd dat niet relevant is of er verdund of onverdund desinfectiemiddel is gebruikt, omdat het middel in beide gevallen schadelijk kan zijn voor de ogen. Nu het al dan niet verdunnen van de vloeistof geen invloed heeft op het intreden van de schade, behoeft deze stelling geen nadere beoordeling.
hoeveelheid desinfectiemiddel
2.6.
Ten slotte heeft SZA aangevoerd dat [gedaagde], ondanks waarschuwingen van omstaande collega’s, te veel desinfectiemiddel heeft gebruikt. Voor de beoordeling van deze stelling dient vastgesteld te worden wat ‘te veel’ is. SZA heeft (wederom) voor het eerst bij haar brief van 9 juli 2020 een desinfectieprotocol overgelegd, waarin is omschreven op welke manier dient te worden gedesinfecteerd. [gedaagde] heeft daarop in zijn reactie aangevoerd dat dit een protocol betreft dat is opgesteld naar aanleiding van het betreffende voorval, hetgeen door SZA niet is weersproken. Dit protocol kan daarom niet dienen ter onderbouwing van de stelling dat [gedaagde] naar de op 29 september 2015 geldende normen te veel desinfectiemiddel heeft gebruikt. Verder heeft SZA alleen in het algemeen aangevoerd dat de norm is dat niet ‘te nat’ gedesinfecteerd mag worden, of met haar woorden: ‘zo nat als nodig en zo droog als mogelijk’. Dit betreft een dermate open norm, dat de omstandigheid dat (naar zeggen van SZA) omstaande collega’s het desinfecteren te nat vonden, niet kan leiden tot de conclusie dat [gedaagde] daarmee ook daadwerkelijk een norm heeft overschreden. Ook deze stelling van SZA acht de rechter daarom onvoldoende onderbouwd.
2.7.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechter dat SZA onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde] de zorgplicht die op hem rust niet in acht heeft genomen. Dit betekent dat [gedaagde] (in zoverre) niet is tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Door SZA zijn verder geen gronden aangevoerd op basis waarvan [gedaagde] aansprakelijk zou zijn voor de betreffende schade. De vorderingen van SZA worden daarom afgewezen.
2.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt SZA veroordeeld in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van [gedaagde] op nihil worden gesteld, aangezien hij de procesvoering in eigen hand heeft gehouden.

3.DE UITSPRAAK

De rechter van dit Gerecht:
3.1
wijst de vordering van SZA af;
3.2
veroordeelt SZA in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 september 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 29 september 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR nr. AUA2019I00003
Inhoudsindicatie: vrijwaring. Geneeskundige behandelingsovereenkomst. Zorgplicht niet geschonden.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: