ECLI:NL:OGEAA:2021:441

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202102147
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangsommen en uitvoerlegging van een eerder vonnis in kort geding tussen een eiseres en het Land Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, die in persoon procedeert, een kort geding aangespannen tegen het Land Aruba. De procedure is gestart naar aanleiding van een eerder vonnis van 12 mei 2021, waarin het Land werd veroordeeld om eiseres een optie te verlenen op het verkrijgen van erfpacht van een perceel. Eiseres heeft gesteld dat het Land niet heeft voldaan aan deze veroordeling en heeft daarom diverse vorderingen ingesteld, waaronder het opleggen van dwangsommen. De rechter heeft vastgesteld dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen en heeft geoordeeld dat het Land niet mag overgaan tot vervreemding van het erfpachtrecht aan een derde. De rechter heeft een dwangsom van Afl. 100.000,- opgelegd voor het geval het Land deze vordering niet naleeft. Daarnaast is het Land veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis het recht van optie aan eiseres te verlenen, met een dwangsom van Afl. 1.000,- per dag voor het geval het Land hieraan niet voldoet. De rechter heeft ook de proceskosten van eiseres toegewezen, inclusief betekeningskosten van het eerdere vonnis. Het vonnis is uitgesproken op 29 september 2021.

Uitspraak

Vonnis van 29 september 2021
Behorend bij K.G. nr. AUA202102147
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
procederend in persoon,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend ter griffie op 24 augustus 2021;
  • de pleitaantekeningen van [eiseres];
  • de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 16 september 2021.
1.2.
Ter zitting is [eiseres] in persoon verschenen. Namens het Land is mr. M.P. Janssen verschenen.
1.3.
De uitspraak van dit vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1.
Bij brief van 26 augustus 1994 heeft de minister van Publieke Werken en Volksgezondheid van Aruba (onder meer) het volgende geschreven aan [eiseres]:
“De Ministerraad heeft in haar vergadering van 24 augustus 1994 besloten de woning [adres] aan U in huur te verlenen. (…) Nadat het recht van erfpacht zijdens LAGO is prijsgegeven en de overheid wederom de vrije beschikking heeft over de grond, zal aan U het recht van eerste optie worden verleend voor het in erfpacht verkrijgen van de grond behorende bij de onderhavige woning.”
2.2. [
[eiseres] probeert sinds tenminste 1999, via brieven aan het Land en gerechtelijke procedures tegen het Land, te bewerkstelligen dat het Land haar het erfpachtrecht op het perceel [adres] (hierna: het perceel) toekent.
2.3.
In 2019 is [eiseres] opnieuw een gerechtelijke bodemprocedure gestart tegen het Land (kenmerk: AUA201903435), met als doel om de beschikking te krijgen over het perceel. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard eindvonnis van 12 mei 2021 heeft dit gerecht in die procedure (voor zover hier van belang) als volgt geoordeeld:

3.1 beveelt het Land om aan [eiseres] een optie te verlenen op het verkrijgen in erfpacht van het perceel [adres], uitgaande van de optievoorwaarden zoals deze op 26 augustus 1994 golden, en van een grond- onderscheidenlijk woningwaarde van Afl. 76.160,-, onderscheidenlijk nihil;
3.2
veroordeelt het Land in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de zijde van [eiseres] worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht en Afl. 204,15 aan explootkosten;”
2.4.
Het Land is niet binnen zes weken in hoger beroep gekomen van het vonnis van 12 mei 2021, zoals bedoeld in artikel 264 Rv, zodat dit vonnis inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan.
2.5.
Tot op heden heeft het Land niet voldaan aan de veroordeling uit het vonnis van 12 mei 2021.

3.HET GESCHIL

3.1. [
[eiseres] heeft (samengevat) gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. het Land te verbieden om het perceel aan een derde over te dragen, te verkopen of te vervreemden, op straffe van een dwangsom van Afl. 250.000,-;
II. het Land te veroordelen om binnen twee weken na betekening van deze uitspraak het recht van optie aan [eiseres] te verlenen, volgens het vonnis van 12 mei 2021, op straffe van een dwangsom van Afl. 2.500,- per dag, met een maximum van Afl. 250.000,-;
III. het Land te veroordelen om mee te werken aan het passeren van de optie bij een notaris, op straffe van een dwangsom van Afl. 50.000,-;
IV. het Land een dwangsom van Afl. 100.000,- op te leggen voor ieder optierecht dat niet voldoet aan de optievoorwaarden van 26 augustus 1994;
V. het Land te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente, als een dwangsom verbeurd wordt verklaard;
VI. het Land te veroordelen tot betaling van de proceskosten van de vorige procedure, waaronder de kosten van betekening, en de kosten van deze procedure, inclusief wettelijke rente en eventuele extra kosten die [eiseres] moet maken om deze kosten te innen.
3.2.
Aan haar vordering legt [eiseres] (samengevat) het volgende ten grondslag. Het Land werkt [eiseres] al lange tijd tegen en weigert het vonnis van 12 mei 2021 ten uitvoer te leggen, ondanks aanschrijvingen van [eiseres]. [eiseres] vordert daarom diverse dwangsommen op te leggen aan het Land, om het Land zo te bewegen om het vonnis ten uitvoer te leggen.
3.3.
Het Land heeft de vorderingen van [eiseres] betwist en daartoe het volgende aangevoerd. Het Land wil uitvoering geven aan het vonnis van 12 mei 2021, maar dit kost tijd. Het Land heeft hier vermoedelijk nog twee à drie maanden voor nodig. [eiseres] wordt niet met opzet tegengewerkt.

4.DE BEOORDELING

spoedeisend belang
4.1.
Voldoende is gebleken dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vorderingen.
verbod op vervreemding
4.2.
De eerste vordering van [eiseres] heeft (naar de rechter begrijpt) als doel dat aan het Land wordt verboden om het erfpachtrecht op het perceel te vervreemden aan een derde. Met betrekking tot die vordering overweegt de rechter als volgt. In het vonnis van 12 mei 2021 is het Land veroordeeld om aan [eiseres] een optie te verlenen op het verkrijgen van een erfpachtrecht op het perceel. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan en heeft daarom op grond van artikel 70a Rv bindende kracht in deze procedure. Met dat vonnis is niet verenigbaar dat het Land het erfpachtrecht aan een derde vervreemdt. De vordering van [eiseres] tot het verbod daarop is daarom toewijsbaar.
4.3.
Uit artikel 611a Rv volgt dat de rechter een dwangsom kan opleggen aan een partij, voor het geval deze niet zal voldoen aan een hoofdveroordeling. Deze dwangsom is bedoeld als prikkel om de hoofdveroordeling na te komen. [eiseres] heeft ter zitting onbetwist gesteld dat het Land in het verleden, ondanks de toezegging uit 1994, geprobeerd heeft het perceel aan een derde over te dragen. Zij heeft er daarnaast op gewezen dat zij al lange tijd probeert de optie toegewezen te krijgen, maar dat het land zich niet bereidwillig opstelt. De rechter ziet in die omstandigheden aanleiding om de gevorderde dwangsom toe te wijzen. De dwangsom zal worden gematigd en vastgesteld op een bedrag van Afl. 100.000,-, dat ineens verschuldigd is indien het Land (toch) overgaat tot overdracht van het erfpachtrecht aan een derde.
dwangsom vonnis 12 mei 2021
4.4. [
[eiseres] vordert ten tweede dat het Land wordt veroordeeld om binnen twee weken na betekening van deze uitspraak het recht van optie aan haar te verlenen, volgens het vonnis van 12 mei 2021, op straffe van een dwangsom. In de uitspraak van 12 mei 2021 is het Land onder r.o. 3.1 al veroordeeld om deze optie aan [eiseres] te verlenen. Die uitspraak geldt onverkort, dus in zoverre kan deze vordering niet nogmaals worden toegewezen. Desalniettemin heeft het Land, ondanks aanschrijvingen van [eiseres], inmiddels ruim vier maanden nagelaten uitvoering te geven aan het vonnis. De kort gedingrechter ziet daarin aanleiding om de gevorderde dwangsommen toe te wijzen, omdat het Land klaarblijkelijk uit zichzelf geen voortvarendheid zal betrachten om het vonnis ten uitvoer te leggen. [eiseres] heeft gevorderd de dwangsom op te leggen vanaf twee weken na betekening van deze uitspraak. Het Land heeft te kennen gegeven dat dit een te korte termijn is en dat zekerheidshalve een termijn van twee of drie maanden moet worden gehanteerd. Het Land heeft desgevraagd echter niet kunnen onderbouwen waarom een dergelijke lange termijn moet worden gehanteerd, anders dan de algemene opmerking dat de procedure tijd kost. De rechter overweegt dat het Land al vier maanden de tijd heeft gehad om een einde te maken aan deze langslepende kwestie. De rechter ziet geen aanleiding om deze termijn nog langer op te rekken. De dwangsom zal daarom, zoals gevorderd, worden toegewezen vanaf twee weken na betekening van deze uitspraak. De dwangsom wordt vastgesteld op een bedrag van Afl. 1.000,- per dag, met een gematigd maximum van Afl. 100.000,-.
passeren van optie
4.5.
De derde vordering beoogt het Land te veroordelen om mee te werken aan het passeren van de optie bij een notaris, op straffe van een dwangsom. Uit artikel 25b lid 1 Landsverordening Uitgifte Eigendommen volgt dat de optie wordt verleend bij ministeriele beschikking. Het Land heeft dit ter zitting bevestigd. Deze vordering van [eiseres] is daarom niet toewijsbaar.
dwangsom optievoorwaarden
4.6.
Ten vierde vordert [eiseres] een dwangsom op te leggen aan het Land voor het geval zij een optie verleent die niet voldoet aan de optievoorwaarden van 26 augustus 1994. Daarvoor is het volgende van belang. Zoals overwogen in r.o. 4.4 wordt aan het Land al een dwangsom opgelegd, indien zij niet voldoet aan r.o. 3.1. van het vonnis van 12 mei 2021. Het Land voldoet alleen aan dat vonnis wanneer zij de optie verleent onder de optievoorwaarden van 26 augustus 1994. De dwangsom van r.o. 4.4 ziet er dus ook al op dat het Land de optie dient te verlenen onder de ‘juiste’ voorwaarden. De rechter ziet daarom geen aanleiding om hier afzonderlijk een dwangsom aan te verbinden. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
rente over dwangsommen
4.7. [
[eiseres] vordert verder het Land te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente, indien een dwangsom verbeurd wordt verklaard. De rechter overweegt dat uit artikel 6:119 BW volgt dat rente is verschuldigd over de periode dat een schuldenaar met voldoening van een geldsom in verzuim is geweest. Uit artikel 6:82 BW volgt dat verzuim pas intreedt na een schriftelijke aanmaning (vergelijk Hoge Raad 5 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3127). Aangezien op dit moment nog niet vast staat of het Land dwangsommen zal gaan verbeuren en dient te betalen aan [eiseres], laat staan dat duidelijk is vanaf welk moment het Land in verzuim verkeert, is de wettelijke rente niet toewijsbaar.
proceskosten vorige procedure
4.8.
Ten slotte vordert [eiseres] betaling van diverse proceskosten, van deze procedure en de voorgaande procedure tussen partijen. Ten aanzien van de proceskosten van de vorige procedure wordt het volgende overwogen. In het vonnis van 12 mei 2021 is het Land al veroordeeld tot het betalen van het griffierecht en de explootkosten van die procedure. Die kosten kunnen daarom niet nogmaals worden toegewezen. Het ligt op de weg van [eiseres] om het vonnis van 12 mei 2021 te laten executeren, zoals bepaald in artikel 430 e.v. Rv. [eiseres] vordert daarnaast de betekeningskosten van het vonnis van 12 mei 2021. Conform het procesreglement zijn de betekeningskosten toewijsbaar tot een bedrag van Afl. 150,-. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
proceskosten deze procedure
4.9.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt het Land veroordeeld in de kosten van deze procedure, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] worden vastgesteld op Afl. 450,- aan griffierecht en Afl. 250,- aan explootkosten. De gevorderde wettelijke rente over deze posten is toewijsbaar vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis. [eiseres] vordert ten slotte veroordeling van het Land tot betaling van de eventuele extra kosten die zij moet maken om de voornoemde bedragen te innen. De rechter gaat ervan uit dat zij hiermee doelt op de betekeningskosten. Deze kosten worden toegewezen en worden vastgesteld op een bedrag van Afl. 150,-.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
verbiedt het Land, op straffe van een aan [eiseres] verschuldigde dwangsom van Afl. 100.000,- om het erfpachtrecht op het perceel [adres] te vervreemden aan een derde;
bepaalt dat het Land voor iedere dag, vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis, dat zij nalaat te voldoen aan de veroordeling uit r.o. 3.1 van het vonnis van 12 mei 2021 met kenmerk AUA201903435, een dwangsom verbeurt van Afl. 1.000,- tot een maximum van Afl. 100.000,-;
veroordeelt het Land tot betaling aan [eiseres] van Afl. 150,- ter zake van betekeningskosten van het vonnis van 12 mei 2021;
veroordeelt het Land in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op Afl. 450,- aan griffierecht en Afl. 250,- aan explootkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis, en Afl. 150,- aan betekeningskosten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 september 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 29 september 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AUA202102147
Inhoudsindicatie: dwangsommen ten uitvoerlegging vonnis, kracht van gewijsde, rente over dwangsom
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. J.M.J. Keltjens
Bijzondere kenmerken: