ECLI:NL:OGEAA:2021:439

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202003325
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nalatenschapsschulden onder oude erfrecht en overgangsrecht boek 4

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de naamloze vennootschap Arucar N.V. betaling van een bedrag van Afl. 6.251,13 van de erven van de overleden werknemer [naam overledene]. De vordering was gebaseerd op de kosten van de uitvaart die Arucar had voorgeschoten na het overlijden van [naam overledene] op 11 november 2020. Arucar had op 17 november 2020 een bedrag van Afl. 7.570,50 betaald aan Funeraria Aurora voor de uitvaartdiensten. De erven, vertegenwoordigd door [naam weduwe], hadden afstand gedaan van hun aandeel in de nalatenschap, wat leidde tot de vraag of de erven aansprakelijk waren voor de uitvaartkosten onder het oude erfrecht.

De rechter oordeelde dat de kosten van de lijkbezorging niet als schulden van de nalatenschap konden worden aangemerkt, omdat deze kosten pas na het overlijden van [naam overledene] waren ontstaan. Het oude erfrecht kende geen regeling die de kosten van de lijkbezorging als boedelschuld beschouwde. De rechter verwierp de stelling van Arucar dat de begrafeniskosten een boedelschuld waren en concludeerde dat de erven niet aansprakelijk waren voor de betaling van deze kosten.

Met de invoering van het nieuwe erfrecht op 1 september 2021, dat de kosten van lijkbezorging als schulden van de nalatenschap beschouwt, werd ook de vraag opgeworpen of dit nieuwe recht van toepassing was op de onderhavige zaak. De rechter stelde vast dat het overgangsrecht belette dat de nieuwe regeling direct van toepassing was op de nalatenschap van [naam overledene]. Hierdoor bleef de aansprakelijkheid voor de uitvaartkosten bij de nabestaanden die de overeenkomst van geldlening met Arucar waren aangegaan. De vordering van Arucar werd om deze redenen afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 29 september 2021
Behorend bij AUA202003325
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ARUCAR N.V.,
te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Arucar,
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart,
tegen:
[GEDAAGDEN],
te Aruba,
gedaagden,
hierna ook te noemen: de erven.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 7 april 2021 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Het verdere verloop blijkt uit:
- de door [naam weduwe] genomen akte d.d. 5 mei 2021;
- de akte van Arucar d.d. 2 juni 2021.
1.2
De datum voor vonnis is vervolgens bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op grond van de stellingen van Arucar en de door haar overgelegde producties kan het volgende als vaststaand worden aangenomen.
a. a) De heer [naam overledene] (hierna: [naam overledene]) was als werknemer in dienst van Arucar (verzoekschrift, prod. 1).
b) [naam overledene] is op 11 november 2020 overleden (verzoekschrift, prod. 1-a).
c) Arucar heeft op 17 november 2020 een bedrag van Afl.7.570,50 voldaan aan Funeraria Aurora onder de omschijving “payment funeral services [naam overledene]” (verzoekschrift, prod. 4).
d) Uit een salarisstrook d.d. 16 november 2020 volgt dat [naam overledene] nog recht had op een bedrag aan salaris van Afl. 1.319,37.
e) Krachtens daartoe op 8 december 2020 door dit gerecht verleend verlof heeft Arucar op 4 januari 2021 conservatoir derdenbeslag gelegd onder Netherlands Antilles & Aruba Assurance Company N.V. (verzoekschrift, prod. 6).

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Arucar vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de erven veroordeelt, in die zin dat de ene betalende de ander ter hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan Arucar te betalen het bedrag van Afl. 6.251,13 te vermeerderen met Afl. 750,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande 1 januari 2021 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de erven in de kosten van de procedure, waaronder begrepen de verschotten, de griffierechten, het gemachtigdensalaris en de kosten van het gelegde beslag.
3.2
Aan haar vordering legt Arucar het volgende ten grondslag. [Naam overledene] (hierna: [naam overledene]) was bij Arucar als werknemer in dienst, toen hij op 11 november 2020 door een verkeersongeval om het leven is gekomen. Op verzoek van de erven heeft Arucar een bedrag van Afl. 7.570,50 ter zake van kosten van de uitvaart aan Aurora Funeral Home betaald, zodat Arucar uit dien hoofde een vordering op de erven heeft. Door verrekening is een bedrag van Afl. 1.339,37 voldaan, zodat Arucar thans nog een vordering heeft van Afl. 6.251,13.
3.3
Op de grondslagen van de vordering zal hierna, bij de beoordeling van de vordering worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op de terechtzitting van 3 februari 2021 is verschenen [naam weduwe]. Zij is de weduwe van [naam overledene]. In haar antwoord heeft zij gesteld afstand te hebben gedaan van (haar aandeel in) de nalatenschap van [naam overledene]. Ingevolge het tussenvonnis d.d. 7 april 2021 heeft [naam weduwe] een akte in het geding gebracht met als productie een door dit gerecht opgemaakte akte d.d. 12 maart 2021, [naam weduwe] verklaart dat zij de nalatenschap van [naam overledene] verwerpt.
4.2
Arucar heeft niet betwist dat [naam weduwe] de nalatenschap heeft verworpen (zie akte 2 juni 2021 onder 4). Hieruit volgt dat [naam weduwe] niet langer erfgenaam is van [naam overledene].
4.3
De vordering van Arucar strekt tot vergoeding van de kosten van de uitvaart die Arucar heeft voldaan. Aan de vordering op de erven legt Arucar ten grondslag dat de erven via [naam van Slachtofferhulpster] aan Arucar hebben verzocht om de kosten van de crematie voor te schieten (verzoekschrift, 4; zie ook akte 2 juni 2021 onder 2). Het gerecht overweegt als volgt omtrent de grondslag van de vordering en de aansprakelijkheid van de erven.
4.4
De kosten in verband met de lijkbezorging van [naam overledene] zijn aangegaan door, naar het gerecht uit de stellingen van Arucar begrijpt, zijn nabestaanden. De kosten zijn uit hun aard eerst ontstaan na het overlijden van [naam overledene]. Het is dus geen schuld die door [naam overledene] zelf is aangegaan en kan dus niet op die grond op de goederen van de nalatenschap verhaald worden.
4.5
Het erfrecht zoals dat gold ten tijde van het overlijden van [naam overledene] en dat per 1 september 2021 is afgeschaft (hierna: het oude erfrecht) kende geen regeling die inhield dat de kosten van de lijkbezorging moeten worden aangemerkt als schulden van de nalatenschap, die ten laste van de nalatenschap moeten worden voldaan. De kosten voor de lijkbezorging, die Arucar door betaling op 17 november 2020 van de factuur van Funeraria Aurora voor haar rekening heeft genomen, waren daarmee dus niet op grond van een daartoe strekkende regeling verhaalbaar op de nalatenschap. Dat betekent dat de erven niet in hun hoedanigheid aansprakelijk waren voor de betaling van die kosten. Dit oordeel brengt mee dat de stelling van Arucar dat de begrafeniskosten een boedelschuld zijn (akte 2 juni 21 onder 3) wordt verworpen.
4.5
Arucar heeft aan haar vordering feitelijk ten grondslag gelegd dat de erven - waarmee naar het gerecht begrijpt, wordt bedoeld: de nabestaanden - via slachtofferhulp hebben verzocht om de kosten voor de uitvaart voor te schieten. Aldus is de juridische grond dat er - via slachtofferhulp die daarbij handelde namens (een aantal van) de nabestaanden - een overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen tussen Arucar en de betreffende nabestaanden. Deze grondslag brengt mee dat de nabestaanden namens wie dat verzoek is gedaan op grond van een geldlening zijn verbonden tot terugbetaling van de door Arucar betaalde kosten. Zij zijn het dus die kunnen worden aangesproken tot terugbetaling van de lening.
4.6
Op 1 september 2021 is in werking getreden de
Landsverordening van 23 september 2016 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (AB1989 no. GT 100) in verband met een aantal onderwerpen die nog een regeling of aanpassing in het Burgerlijk Wetboek van Aruba behoeven(AB2016 no. 51; hierna ook: Aanpassingsverordening Burgerlijk Wetboek). Met de invoering van deze landsverordening is het erfrecht in boek 4 BW (ingrijpend) gewijzigd. In artikel 4:7 lid 1 aanhef en onder b) BW is bepaald dat de kosten van de lijkbezorging schulden van de nalatenschap zijn. Op grond van het thans geldende erfrecht kunnen de kosten van lijkbezorging dus op de erven worden verhaald. Op grond van artikel XXX onder A van de
Landsverordening van 8 maart 2021(AB 2021 no. 43) (welke artikel strekt tot aanpassing van artikel 1 van de Landsverordening overgangsbepalingen Nieuw BW) juncto art. 2 van de
Landsverordening overgangsbepalingen Nieuw BW, is het op 1 september 2021 ingevoerde erfrecht uit boek 4 BW vanaf haar inwerkingtreding van toepassing, tenzij uit de navolgende artikelen van de
Landsverordening overgangsbepalingen Nieuw BWiets anders voortvloeit. Toepassing van het op 1 september 2021 ingevoerde erfrecht zou voor onderhavig geschil meebrengen dat de nalatenschap c.q. de erven op grond van artikel 4:7 lid 1 aanhef en onder b) BW exclusief aansprakelijk zijn voor de voldoening van de kosten van de lijkbezorging die door Arucar zijn voorgeschoten. Consequentie daarvan zou zijn dat de nabestaanden met wie de overeenkomst van geldlening met Arucar tot stand is gekomen, niet langer voor de voldoening van hun schuld jegens Arucar aansprakelijk zijn. In artikel 3 lid 1 aanhef en onder b) van de
Landsverordening overgangsbepalingen Nieuw BWis bepaald dat toepassing van de nieuwe wet niet tot gevolg heeft dat daardoor een schuld op een ander overgaat. Het overgangsrecht verhindert daarmee dat artikel 4:7 lid 1 aanhef en onder b) BW in onderhavig geschil van toepassing is, omdat toepassing immers meebrengt dat de schuld overgaat van de nabestaanden die de geldlening zijn aangegaan op de erven.
4.7
De slotsom van het voorgaande is dat, hoewel het op 1 september 2021 ingevoerde erfrecht in beginsel van toepassing is op de nalatenschap van [naam overledene] en de afwikkeling daarvan, de directe toepassing van het nieuwe erfrecht er niet toe leidt dat vanaf 1 september 2021 op grond van artikel 4:7 lid 1 aanhef en onder b) BW de erven aansprakelijk zijn voor de voldoening van de schuld in plaats van de nabestaanden met wie Arucar een overeenkomst van geldlening heeft gesloten. De door Arucar jegens de erven ingestelde vordering is om die reden ongegrond, zodat deze hierna zal worden afgewezen.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 september 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 29 september 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR nr. AUA202003325
Inhoudsindicatie: Nalatenschapsschulden onder oude erfrecht. Overgangsrecht boek 4.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: