ECLI:NL:OGEAA:2021:40

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
AUA202001246
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie in de zaak tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie na een echtscheiding. Partijen, de moeder en de vader, waren van 27 juli 2004 tot 14 februari 2019 met elkaar getrouwd en hebben twee kinderen. Bij de echtscheidingsbeschikking van 7 januari 2019 was de alimentatie vastgesteld op Afl. 200,- per kind per maand. De moeder verzocht om een verhoging van de alimentatie naar Afl. 500,- voor de oudste en Afl. 450,- voor de jongste, onderbouwd met de stelling dat de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen aanzienlijk waren gestegen en dat de vader voldoende draagkracht had om deze verhoging te kunnen betalen.

De vader voerde verweer en stelde dat er geen sprake was van gewijzigde omstandigheden die een aanpassing van de alimentatie rechtvaardigden. Hij wees op zijn verminderde inkomen door de COVID-19 crisis en de hogere inkomsten van de moeder. Het gerecht beoordeelde de verzoeken aan de hand van artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat wijziging van alimentatie mogelijk maakt bij gewijzigde omstandigheden.

Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders en de kosten van de kinderen, concludeerde het gerecht dat de oorspronkelijke alimentatie niet langer voldeed aan de wettelijke maatstaven. De rechter besloot de alimentatie te verhogen naar Afl. 250,- voor de oudste en Afl. 175,- voor de jongste, met ingang van 1 februari 2021. Tevens verleende het gerecht de moeder toestemming om kosteloos te procederen en compenseerde de proceskosten, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Beschikking van 9 februari 2021
behorend bij EJ nr. AUA202001246
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
In de alimentatiezaak tussen:
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
en
[Verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de vader,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 20 mei 2020;
- het verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 8 september 2020, waar zijn verschenen de moeder bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en de vader in persoon;
- de door partijen op 6 oktober 2020 overgelegde nadere stukken;
- de onderscheiden aktes uitlating, door partijen genomen op 27 oktober 2020.
1.2
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Partijen zijn van 27 juli 2004 tot 14 februari 2019 met elkaar getrouwd geweest. Op hun gemeenschappelijk verzoek is bij beschikking van dit gerecht van 7 januari 2019 (de echtscheidingsbeschikking), de echtscheiding tussen hen uitgesproken.
2.2
Uit hun huwelijk zijn twee kinderen geboren, te weten:
- [ Kind 1], geboren op [geboortedatum] 2005 in Aruba en;
- [ Kind 2], geboren op [geboortedatum] 2011 in Aruba.
2.3
Bij de echtscheidingsbeschikking is de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen bepaald op Afl. 200,- per kind per maand.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van de bij bovengenoemde beschikking van 7 januari 2019 vastgestelde kinderalimentatie, in die zin dat het door de vader te betalen bedrag aan kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarigen zal worden verhoogd tot Afl. 500,- per maand voor Zael, en tot Afl. 450,- per maand voor Zaid. Voorts verzoekt de moeder het gerecht om haar toelating te verlenen om kosteloos te procederen.
3.2
Aan haar verzoek heeft de moeder ten grondslag gelegd dat de omstandigheden die hebben geleid tot vaststelling van de alimentatiebijdrage van Afl. 200,- per kind per maand zijn gewijzigd, en dat deze bijdrage ook nooit aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan. Ter onderbouwing hiervan heeft zij gesteld dat de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen drastisch zijn gestegen en thans rond Afl. 1.000,- per kind per maand bedragen, dat de bijdrage van de vader ontoereikend is en dat zij onvoldoende draagkracht heeft om in die kosten te voorzien. De moeder meent dat de vader voldoende draagkracht heeft om de door haar verzochte bijdrage te kunnen leveren en stelt tevens dat zij ten tijde van de echtscheiding onder druk van de vader heeft ingestemd met de alimentatiebijdrage
3.3
De vader heeft (draagkracht)verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van het verzoek. Hij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld, dat de moeder geen verandering van omstandigheden heeft aangevoerd die rechtvaardigt dat de alimentatieregeling moet worden gewijzigd, nu de kosten van de kinderen ten tijde van de beschikking bekend waren. Verder heeft de vader gesteld dat hij vanwege de covid-19 crisis slechts 80% van zijn oude salaris ontvangt en dat de moeder nog altijd netto 60% meer verdient dan hij.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge het eerste lid van die bepaling kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud, bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Ingevolge het vierde lid kan een rechterlijke uitspraak, betreffende levensonderhoud, ook worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord, doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.2
Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een van voornoemde gronden om de echtscheidingsbeschikking wat betreft de kinderalimentatie te wijzigen, overweegt het gerecht als volgt.
4.2.1
Partijen hebben tijdens de behandeling van hun gezamenlijke echtscheidingsverzoek te kennen gegeven dat zij hebben afgesproken dat de vader aan kinderalimentatie een bedrag van Afl. 200,- per kind per maand zou betalen. Dat de moeder zich toen door de vader onder druk gezet voelde om daarmee in te stemmen, is een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt. Niet is gebleken dat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.2.2
Wat betreft de veranderde omstandigheden heeft de moeder aangevoerd dat de kosten van de kinderen zijn gestegen tot rond Afl. 1.000,- per maand. Uit de door haar opgevoerde kosten blijkt echter dat zij muzieklessen en andere recreatiebesteding als bijzondere kosten boven het door het gerecht gehanteerde forfaitair bedrag opvoert. Dit ten onrechte nu deze uitgaven niet als bijzondere kosten kunnen worden aangemerkt. Verder heeft zij voor elke zoon kosten van Traimerdia ad Afl. 225,- per maand opgevoerd, die zij evenwel niet met stukken heeft onderbouwd. Het gerecht zal met deze kosten dan ook geen rekening houden, te meer nu de oudste zoon inmiddels 15 jaar oud is en aangenomen dient te worden dat hij niet meer naar Traimerdia of enige andere naschoolse opvang gaat. Dit betekent dat de maandelijkse kosten van de kinderen zullen worden bepaald op het door het gerecht gehanteerde forfaitair bedrag, zonder bijzondere kosten. Deze kosten zijn vanaf januari 2019 niet gestegen, zodat in verband met de kosten van de minderjarige geen sprake is van een verandering van omstandigheden.
4.2.3
Tenslotte heeft de moeder gesteld dat zij onvoldoende draagkracht heeft om in de kosten van de kinderen te voldoen. Gelet hierop en op het verweer van de vader met betrekking tot zijn draagkracht in verband met de loonsverlaging door Corona, is het gerecht van oordeel dat sprake is van een zodanige verandering van omstandigheden dat de beschikking van 7 januari 2019 wat betreft de kinderalimentatie heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
4.3
Het gerecht stelt dan ook vast dat die beschikking wat betreft de kinderalimentatie inmiddels is achterhaald en niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. De aard van de alimentatiebeschikking op de voet van art. 1:401 lid 1 brengt mee dat de rechter, wanneer hij heeft vastgesteld dat een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud door een wijziging van omstandigheden heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen, geheel vrij is om met inachtneming van alle ten tijde van zijn beslissing bestaande relevante omstandigheden en zonder door de aldus achterhaalde uitspraak in zijn vrijheid te worden beperkt, die uitspraak te wijzigen dan wel in te trekken (vgl. HR d.d. 4 februari 2000; ECLI:NL:HR:2000:AA4724).
4.4
Het gerecht zal gelet hierop een nieuwe alimentatie vaststellen.
4.5
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen.
Kosten van verzorging en opvoeding
4.6.1
De moeder heeft de maandelijkse kosten van de 15-jarige zoon, Zael, op Afl. 1.105,- gesteld en die van de 10-jarige zoon, Zaid, op Afl. 950,-. De vader heeft de kosten bestreden.
4.6.2
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen hanteert het gerecht als richtsnoer voor kinderen van twaalf jaar en jonger een bedrag van Afl. 450,- per maand, en voor kinderen van twaalf jaar en ouder, die niet op Colegio Arubano zitten, een bedrag van Afl. 650,- per maand. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen in de leeftijd als die van partijen rond die bedragen liggen. In genoemde bedragen zitten begrepen de schoolkosten, de kosten van kleding en die van recreatie, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in bovengenoemde bedragen (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
4.6.3
Zoals hierboven reeds overwogen heeft de moeder ten onrechte kosten die verband houden met recreatiebesteding als bijzondere kosten opgevoerd. Met deze apart opgevoerde kosten (pianoles, basgitaarles, zwemles, tekenles) zal het gerecht dan ook geen rekening houden. Wat betreft de door de moeder opgevoerde kosten van Traimerdia ad Afl. 225,- per kind per maand, overweegt het gerecht dat, nu de vader de noodzaak van deze kosten heeft bestreden en uit de stukken niet is gebleken dat de moeder deze kosten daadwerkelijk maakt, met deze kosten evenmin rekening zal worden gehouden.
4.6.4
Gelet hierop kunnen de maandelijkse kosten van verzorging en opvoeding voor Zael worden vastgesteld op Afl. 650,- en voor Zaid op Afl. 450,-, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
Draagkracht moeder
4.7.1
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 3.086,-.
4.7.2
Wat betreft de vaste lasten zal het gerecht rekening houden met de door haar opgevoerde posten ‘Total Finance’ ad Afl. 176,41, ‘Island Finance’ ad Afl. 350,-, ‘studielening’ ad Afl. 250,- en ‘huur’ ad Afl. 1.050,-, nu de moeder deze posten voldoende met stukken heeft onderbouwd. Het gerecht zal geen rekening houden met de post ‘orthodontist’ ad Afl. 275,--, nu niet is gebleken dat de moeder op deze schuld daadwerkelijk aflost en deze kosten ook geen prioriteit genieten boven de kinderalimentatie.
4.7.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.826,41
4.7.4
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 3.086- Afl. 1.826,41 =) Afl. 1.259,59 waarmee zij in haar eigen levensonderhoud moet voorzien en aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen dient te voldoen.
Draagkracht vader
4.8.1
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon (inclusief vakantie-uitkering, commissie en incentive) heeft van Afl. 1.995,47.
4.8.2
Wat betreft de lasten van de vader zal het gerecht rekening houden met de posten “huur” ad Afl. 750,-, “lening CMB” ad Afl. 358,- en “Credit Care Aruba” ad Afl. 100,-. Met de posten “credit card CMB” en “credit card Aruba bank” zal het gerecht geen rekening houden, nu uit de stukken niet is gebleken dat de vader daadwerkelijk op deze schulden aflost.
4.8.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.208,-.
4.8.4
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 1.995,47- Afl. 1.208 =) Afl. 787,47, waarmee hij in zijn eigen levensonderhoud dient te voorzien en aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen dient te voldoen.
4.9
Gelet op de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen enerzijds en de draagkracht van de ouders anderzijds, is het gerecht van oordeel dat de vader in staat moet worden geacht om met een bedrag van Afl. 250,- per maand bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van Zael en met een bedrag van Afl. 175,- in die van Zaid.
4.1
Aan de moeder zal, gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen, toestemming worden verleend om kosteloos te procederen.
4.11
Gelet op de aard van het verzoek en de familierechtelijke relatie tussen partijen, ziet het gerecht aanleiding de kosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent de moeder toestemming om kosteloos te procederen;
wijzigt de beschikking van dit gerecht van 7 januari 2019 (EJ nr. AUA201803861) in dier voege dat de maandelijkse bijdrage van de vader [Verweerder], in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen met ingang van 1 februari 2021 zal worden bepaald op:
- Afl. 250,- voor [Kind 1], geboren op [geboortedatum] 2005, en
- Afl. 175,- voor [Kind 2], geboren op [geboortedatum] 2011,
en in de toekomst telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken ter zitting van dinsdag 9 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.