ECLI:NL:OGEAA:2021:392

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
AUA202102022
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot uitzetting van Venezolaanse verzoeker in het kader van administratieve rechtspraak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan op een verzoek van een Venezolaanse verzoeker, die tegen een bevel tot uitzetting in beroep was gegaan. De verzoeker, die in december 2019 clandestien Aruba is binnengekomen, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, die op 16 juni 2021 de onmiddellijke uitzetting van de verzoeker had bevolen. De verzoeker stelde dat hij asiel had aangevraagd en dat zijn uitzetting zou leiden tot vervolging in Venezuela, waar hij en zijn familie bedreigd werden door de autoriteiten. Tijdens de zitting op 11 augustus 2021 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de verzoeker geen geldige verblijfstitel had en dat de asielaanvraag was afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen grond was voor schorsing van het bevel tot uitzetting, aangezien de verzoeker in de bezwaarprocedure tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag zijn bezwaren kon aanvoeren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, en de beslissing is gegeven zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.

Uitspraak

Uitspraak van 25 augustus 2021
AUA202102022 LAR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: J.J.C. Odor LL.M.,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: J.M. Harewood en S. Orman (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 16 juni 2021 heeft verweerder de (onmiddellijke) uitzetting van verzoeker bevolen (hierna: de bestreden beschikking). Bij die beschikking is tevens een periode van niet toelating aan verzoeker opgelegd van zesennegentig (96) maanden.
Hiertegen heeft verzoeker op 14 juli 2021 bezwaar gemaakt.
Op 20 juli 2021 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 11 augustus 2021. Verzoeker is in persoon (via videoverbinding) verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigden. De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Standpunten van partijen
2.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoeker op een illegale wijze Aruba is binnengekomen, dat hij geen geldige verblijfstitel heeft, niet ingeschreven staat in de registers, dat zijn illegaal verblijf niet behoeft te worden gedoogd en dat er geen grond bestaat om verzoeker nog langer illegaal in Aruba te laten blijven.
Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat er thans geen belemmering bestaat tegen de voorgenomen uitzetting nu het asielverzoek van verzoeker is afgewezen.
2.2
Het verzoek strekt tot het treffen van een voorlopige voorziening inhoudende dat verzoeker de beslissing op zijn ingediende bezwaar in Aruba af mag wachten. Daaraan heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat hij lid is van de politieke partij
Primera Justicia, een partij die tegen het regime van Maduro protesteert en dat zowel hij als zijn familie stelselmatig werd bedreigd door de Venezolaanse autoriteiten. Voorts betoogt verzoeker dat hij bij aankomst in Aruba asiel heeft aangevraagd, maar dat hij vanwege de corona-maatregelen zijn asielverzoek niet verder heeft geformaliseerd bij DIMAS. Evenwel stelt verzoeker dat hij gedurende zijn inbewaringstelling wederom asiel heeft aangevraagd, welke aanvraag bij beschikking van 26 juni 2021 is afgewezen. Ter zitting heeft verzoeker aangevoerd dat hij tegen de afwijzende beschikking bezwaar heeft gemaakt en dat zijn uitzetting zou betekenen dat hij in zijn land van herkomst aan vervolging wordt blootgesteld.
Het geschil
3.1
Ter beantwoording ligt voor de vraag of de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beschikking voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang, en dat ter voorkoming van zulks nadeel een voorlopige voorziening dient te worden getroffen.
3.2
Beoordeeld dient dan te worden of er een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beschikking in bezwaar niet in stand zal blijven.
De feiten
4.1
Verzoeker, geboren op [datum] 1991 in Venezuela en van Venezolaanse nationaliteit, is omstreeks december 2019 clandestien per boot Aruba binnengekomen.
4.2
Op 16 juni 2021 is verzoeker aangehouden door de medewerkers van het Korps Politie Aruba (KPA), waarna hij is overgedragen aan Guarda Nos Costa (GNC) ter controle van zijn verblijfsstatus.
4.3
Bij onderscheiden bevelschriften van 16 juni 2021 heeft verweerder de uitzetting en de inbewaringstelling van verzoeker bevolen. Op 18 juni 2021 heeft de rechter-commissaris de bewaring rechtmatig geacht.
Wettelijk kader
5. Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Beoordeling
6.1
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
6.2
In dit geval staat vast dat verzoeker in december 2019 clandestien Aruba is binnengekomen en dat hij alhier heeft gewoond, zonder te beschikken over een geldige verblijfstitel. Nu de asielaanvraag is afgewezen, ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid op grond van artikel 15 van de Ltu tot het geven van een bevel tot uitzetting.
6.3
Voor zover verzoeker wenst te betogen dat verweerder ten onrechte zijn verzoek voor asiel heeft afgewezen, en dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst te vrezen heeft voor vervolging of een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM, kan hij dat doen in de daartoe geëigende procedure, te weten in de bezwaarprocedure tegen de afwijzing van de asielaanvraag. Hangende die bezwaarprocedure kan verzoeker desgewenst tevens het gerecht verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen.
6.4
Gezien het voorgaande bestaat geen grond voor schorsing van het bestreden bevelschrift. Het verzoek wordt afgewezen.
6.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.