ECLI:NL:OGEAA:2021:390

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
AUA202101739
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak van Venezolaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Venezolaanse verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.B. Boyce, een verzoek ingediend op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tegen de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De verzoekster had eerder een asielaanvraag ingediend die op 10 februari 2021 was afgewezen. Na deze afwijzing heeft zij bezwaar gemaakt en op 28 juni 2021 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, waarin zij vroeg om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd behandeld op 11 augustus 2021.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen expliciete afwijzing van de Minister op het verzoek van de verzoekster om een herhaalde asielaanvraag was. De rechter concludeerde dat de uitzetting van de verzoekster op 29 juni 2021 al had plaatsgevonden, waardoor het verzoek om verblijf in Aruba hangende de beslissing op het bezwaar niet meer kon worden toegewezen. De gemachtigde van de verzoekster heeft aangegeven dat er nog steeds belang is bij de procedure vanwege een terugkeerverbod dat was opgelegd bij het uitzettingsbevel. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het verzoek om schorsing van het terugkeerverbod niet toewijsbaar was, omdat het onderwerp van de procedure niet het bevel tot uitzetting betrof.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 25 augustus 2021, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 25 augustus 2021
AUA202101739 LAR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: J.M. Harewood en S. Orman (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 10 februari 2021 heeft verweerder de (tweede) asielaanvraag van verzoekster afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij schrijven van 27 mei 2021 heeft verzoekster aan verweerder te kennen gegeven een herhaald asielverzoek te willen indienen.
Op 28 juni 2021 heeft verzoekster bij verweerder bezwaar gemaakt tegen, naar zij stelt, de weigering van verweerder om haar herhaald asielverzoek in behandeling te nemen c.q. de ongemotiveerde afwijzing daarvan.
Op 28 juni 2021 heeft verzoekster bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 11 augustus 2021. Verzoekster is verschenen bij haar gemachtigde (via videoverbinding) voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigden. De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Feiten
2.1
Verzoekster is op 28 mei 2016 als toerist Aruba binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van drie dagen.
2.2
Bij bevelschrift van 22 februari 2019 heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen.
2.3
Verzoekster heeft op 25 maart 2019 een (eerste) asielaanvraag ingediend. Bij beschikking van 10 mei 2019 is het asielverzoek afgewezen. Op 25 januari 2021 heeft verzoekster opnieuw asiel aangevraagd. Bij beschikking van 10 februari 2021 is het tweede asielverzoek afgewezen. Hiertegen heeft zij bezwaar gemaakt.
2.4
Bij bevelschrift van 23 januari 2021 heeft verweerder wederom de uitzetting van verzoekster bevolen. Hiertegen heeft verzoekster op 29 januari 2021 bezwaar gemaakt. Op 23 februari 2021 heeft verzoekster het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen, hangende het tegen het bevelschrift tot uitzetting van 23 januari 2021 gemaakte bezwaar. Het verzoek is bij uitspraak van 7 april 2021 (AUA202100542 LAR) afgewezen.
2.4
Op 28 juni 2021 is het verzoek om, hangende de behandeling van het onderhavige verzoek, over te gaan tot het treffen van een ordemaatregel afgewezen.
2.5
Op 29 juni 2021 is verzoekster uitgezet.
De beoordeling
3.1
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat een (uitdrukkelijke) afwijzende reactie van verweerder op verzoeksters wens om een herhaalde asielaanvraag te doen zich niet bij de gedingstukken bevindt. Uit de overgelegde correspondentie tussen verweerder en de gemachtigde van verzoekster blijkt veeleer dat verweerder de door verzoekster aan haar wens ten grondslag gelegde (nieuwe) gegevens zal betrekken bij zijn beslissing op het door verzoekster gemaakte bezwaar tegen de beschikking van 10 februari 2021. Dit is door verweerder ter zitting bevestigd. Deze handelwijze van verweerder komt de voorzieningenrechter juist voor, zodat moet worden betwijfeld of het onderhavige verzoek samenhangt met een ontvankelijk bezwaar tegen een afwijzing van herhaalde (derde) asielaanvraag, zoals verzoeker stelt. Los daarvan stelt de voorzieningenrechter vast, zoals hiervoor onder 2.5 is vermeld, dat de uitzetting van verzoekster op 29 juni 2021 is geëffectueerd. Hetgeen verzoekster met het onderhavige wenste te bereiken, te weten dat het haar hangende de te nemen beslissing op het door haar gemaakte bezwaar wordt toegestaan in Aruba te verblijven, kan niet meer worden bereikt. Desgevraagd heeft de gemachtigde van verzoekster te kennen gegeven nog steeds belang te hechten aan deze procedure vanwege het terugkeerverbod dat haar is opgelegd bij het tegen haar op 23 januari 2021 uitgevaardigde bevel tot uitzetting. De voorzieningenrechter begrijpt dit betoog aldus, dat thans wordt verzocht dit terugkeerverbod te schorsen. Dit verzoek is echter niet toewijsbaar. Onderwerp van de onderhavige procedure is immers niet het bevel tot uitzetting, zodat de voor het treffen van een dergelijke voorlopige voorziening vereiste materiële connexiteit ontbreekt. Het op dit uitzettingsbevel betrekking hebben verzoek om een voorlopige voorziening is, zoals gezegd, reeds bij uitspraak van 7 april 2021 afgewezen.
3.2
Voor het treffen van enigerlei voorlopige voorziening ziet de voorzieningenrechter onder deze omstandigheden geen aanleiding. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
3.3
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.