ECLI:NL:OGEAA:2021:374

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
AUA202100999
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging arbeidsovereenkomst en rechtsgeldigheid van de beëindiging

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het Land Aruba over de opzegging van een arbeidsovereenkomst. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.M.E. Mohamed, had een arbeidsovereenkomst voor de duur van de regeerperiode van het kabinet Wever-Croes. De arbeidsovereenkomst werd opgezegd door de ministerraad, maar de verzoeker betwistte de rechtsgeldigheid van deze opzegging. Hij stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van de beslissing tot opzegging en verzocht het Gerecht om doorbetaling van zijn loon vanaf maart 2021 tot de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst op 1 februari 2021 zou zijn beëindigd, maar dat de opzegging niet met terugwerkende kracht kon ingaan. De rechter oordeelde dat de verzoeker recht had op doorbetaling van zijn loon over de maanden maart en april 2021, met een wettelijke verhoging van maximaal 15% en wettelijke rente. Het Land Aruba werd veroordeeld in de proceskosten van de procedure. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 24 augustus 2021
Behorend bij EJ nr. AUA202100999
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoeker],
te Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
tegen:
de publiekrechtelijk rechtspersoon
LAND ARUBA,
te Aruba,
verweerder,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 13 april 2021;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 1 juni 2021;
- de pleitaantekeningen van partijen, overgelegd op 22 juni 2021;
- de mondelinge behandeling van 22 juni 2021, waarbij zijn verschenen [verzoeker] bijgestaan door zijn gemachtigde en het land bij haar gemachtigde voornoemd.
1.2
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Verzoeker] is op basis van een arbeidsovereenkomst van 15 mei 2018, met ingang van 1 december 2017 en voor de duur van de regeerperiode van het kabinet Wever-Croes, in de functie van consulent dienstverlening en informatievoorziening in dienst van het Land getreden (hierna: de arbeidsovereenkomst).
2.2
In de arbeidsovereenkomst staat, voor zover van belang:
OVERWEGENDE,
dat op grond van artikel 22, eerste en tweede lid van de Comptabiliteitsverordening 1989 (…), de minister, namens het Land, privaatrechtelijke overeenkomsten kan aangaan, voor een periode van niet langer dan vijf jaren;
dat de werkgever met de werknemer een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht aangaat;
dat op grond van artikel 7A:1613y tweede lid van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, de bepalingen van de Zevende Titel A van het Burgerlijk Wetboek van Aruba niet van toepassing zijn op de personen in dienst van de overheid, tenzij deze bepalingen uitdrukkelijk in deze overeenkomst van toepassing worden verklaard.
VERKLAREN
het volgende te zijn overeengekomen:
Artikel 1. Looptijd
(…)
3. Zowel de werkgever als de werknemer kan de arbeidsovereenkomst tussentijds
opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één (1) maand.”
2.2
Bij e-mail bericht van 22 oktober 2020 van de Secretaris van de Ministerraad met het onderwerp “einde ministerschap mw. Lopez tromp” is onder anderen aan [verzoeker] bericht dat hij in verband met het ontslag van de minister Lopez-Tromp naar huis wordt gestuurd en dat in de komende dagen de minister-president informatie gaat verstrekken wat de volgende stappen zullen zijn.
2.3
Bij brief van 23 maart 2021 met kenmerk DRH/11060 bericht het Land aan [verzoeker] dat de ministerraad op 24 november 2020 heeft besloten dat naar aanleiding van het ontslag van minister LopezTromp en met inachtneming van de geldende opzegtermijn van een maand, die aanvangt op 1 januari 2021, de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 1 februari 2021 wordt beëindigd. Verder bericht het Land aan [verzoeker] dat [verzoeker] reeds op 1 december 2020 door de secretaris van de ministerraad mondeling is geïnformeerd over deze beslissing van de ministerraad.
2.4 [
Verzoeker] heeft vanaf maart 2021 geen loon meer ontvangen.

3.HET VERZOEK

3.1 [
Verzoeker] verzoekt het gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
Het Land te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] zijn loon door te betalen vanaf maart 2021, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
Het Land te veroordelen aan [verzoeker] te voldoen de wettelijke verhoging ex art. 7A:1614q BW over het onder a. toe te wijzen bedrag;
Het Land te veroordelen aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente over de onder a. en b. toe te wijzen bedragen, te rekenen vanaf de opeisbaarheid hiervan tot de dag der algehele voldoening;
Elke andere door het gerecht in alle goede justitie te bepalen beslissing te nemen;
Met veroordeling van het Land in de kosten van dit geding.
3.2
Hij voert daartoe aan – kort gezegd – dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat, omdat hij niet op de hoogte is gesteld van de beslissing tot opzegging door de ministerraad van 24 november 2020.
3.3
Het Land heeft verweer gevoerd, dat voor zover voor de beslissing van belang, bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vraag die voorligt is of de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is opgezegd.
4.2
Voorop wordt gesteld dat partijen een arbeidsovereenkomst naar Burgerlijk recht zijn aangegaan, waarop de bepalingen van de zevende Titel A van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn, tenzij deze uitdrukkelijk zijn overeengekomen. Partijen hebben in de arbeidsovereenkomst afgesproken dat zij de arbeidsovereenkomst over en weer met inachtneming van een termijn van één maand kunnen opzeggen. Opzegging kan in de rechtsverhouding tussen partijen zowel mondeling als schriftelijk gebeuren. Wil de opzegging effect hebben dan moet deze de wederpartij hebben bereikt.
4.3 [
Verzoeker] heeft betwist dat hij op 1 december 2020 door de secretaris van de ministerraad mondeling op de hoogte is gesteld van de beslissing van de ministerraad van 24 november 2020, zijnde de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Nu het Land de mondelinge mededeling van de secretaris van de ministerraad niet kan onderbouwen met schriftelijke bescheiden kan deze opzegging niet gelden als rechtsgeldige opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker]. De brief van 23 maart 2021 kan wel worden aangemerkt als rechtsgeldige opzegging nu niet in geding is dat deze [verzoeker] heeft bereikt en voor hem duidelijk moest zijn dat de arbeidsovereenkomst werd opgezegd. Een opzegging kan echter niet met terugwerkende kracht ingaande 1 januari 2021 gelden. Ter zitting waren partijen het in dit verband erover eens dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst dan 1 volle maand na 23 maart 2021 dient in te gaan, derhalve per 1 mei 2021.
Dit betekent dat het verzoek tot doorbetaling loon zal worden toegewezen over de maanden maart 2021 en april 2021, met dien verstande dat het Gerecht de wettelijke verhoging over achterstallig loon ambts- en billijkheidshalve gematigd zal vaststellen op telkens maximaal 15%.
4.4
Het Land zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van deze procedure.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-veroordeelt het Land om aan [verzoeker] te betalen zijn loon over de periode maart 2021 en april 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7A:1614q BW tot een maximum van telkens 15% en tevens te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag der voldoening;
-veroordeelt het Land in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [verzoeker] worden begroot op Afl. 50,- aan griffierecht en Afl. 2.500,- (2 punten in tarief 5) aan salaris van de gemachtigde;
-verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
-wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit Gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 24 augustus 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.