ECLI:NL:OGEAA:2021:343

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
BBZ nrs. AUA202100322 en AUA202100324 t/m AUA202100331 en AUA202101862
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van belastingaanslagen en schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure

Op 9 juli 2021 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende verzocht om herziening van eerdere uitspraken van de Raad van Beroep voor Belastingzaken (RvBB) uit 2013. Deze eerdere uitspraken betroffen definitieve aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing voor de jaren 1998 tot en met 2001. Belanghebbende stelde dat er nieuwe omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden, en vroeg tevens om schadevergoeding wegens onrechtmatige daad. Het Gerecht oordeelde dat herziening mogelijk is, ook al is dit wettelijk niet expliciet voorzien, maar dat belanghebbende niet aan de voorwaarden voor herziening voldeed. Het Gerecht merkte op dat de belastingrechter niet bevoegd is om een oordeel te geven over schadevergoeding, omdat de formele belastingwetgeving geen schadebepalingen bevat. De uitspraak van het Gerecht concludeerde dat het verzoek tot herziening werd afgewezen en dat het Gerecht zich onbevoegd verklaarde met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding.

Uitspraak

Uitspraak van 9 juli 2021
BBZ nrs. AUA202100322 en AUA202100324 t/m AUA202100331 en AUA202101862
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Belanghebbende heeft op 27 januari 2021 middels e-mail bij het Gerecht een verzoek tot herziening van de uitspraken van 24 oktober 2013 van de Raad van Beroep voor Belastingzaken (hierna: RvBB) betreffende de definitieve aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 1998 tot en met 2001 en premieheffing AOV/AWW en AZV voor de jaren 1999 tot en met 2001 ingediend. Het gaat om de uitspraken met nrs. 2012/58209 tot en met 58211, nrs. 2012/57658 tot en met 57660, nrs. 2012/57655 tot en met 57657. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.
1.2
Belanghebbende heeft op 30 maart 2021 bij het Gerecht een nadere motivering op zijn verzoek van 27 januari 2021 ingediend.
1.3
De Inspecteur heeft op 31 mei 2021 op het herzieningsverzoek gereageerd en geconcludeerd dat het verzoek van belanghebbende tot herziening van de gewezen uitspraken van de RvBB niet- ontvankelijk dient te worden verklaard.
1.4
De zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2021 te Oranjestad. De zaken zijn gezamenlijk behandeld met de zaken met de nummers AUA202100332 t/m AUA202100340, betrekking hebbend op [Q] NV. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [A] en [B]. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overhandigd en deze puntsgewijs behandeld.
1.5
Aan het einde van de zitting heeft het Gerecht het onderzoek gesloten.

2.FEITEN

2.1
Op 24 oktober 2013 heeft de RvBB uitspraak gedaan in de zaken van belanghebbende voor de definitieve aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 1998 t/m 2001 en premieheffing over de jaren 1999 t/m 2001. De beslissing van de RvBB luidde als volgt.
‘(..)
-verklaart het beroep betreffende de aanslag inkomstenbelasting 1998 ongegrond;
-verklaart het beroep betreffende de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing 1999 gegrond, vernietigt de desbetreffende beschikkingen waarvan beroep, verklaart belanghebbende alsnog ontvankelijk in zijn bezwaren tegen de aanslagen en handhaaft de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing 1999;
-verklaart het beroep betreffende de aanslagen inkomstenbelastin en premieheffing 2000 en 2001 gegrond, vernietigt de desbetreffende beschikkingen waarvan beroep, verklaart belanghebbende alsnog ontvankelijk in zijn bezwaren tegen de aanslagen en vernietigt de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing 2000 en 2001.’

3.GESCHIL

3.1
In geschil is de vraag of het verzoek van belanghebbende kan leiden tot een herziening van de uitspraken van de RvBB van 24 oktober 2013 en of daarbij recht bestaat op een schadevergoeding. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
In de Arubaanse belastingwetgeving is de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak niet opgenomen. Datzelfde geldt voor de wetgeving in Curaçao. Op 10 februari 2021 oordeelde de belastingkamer van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (hierna: het Hof) in een Curaçaose zaak als volgt (ECLI:NL:OGHACMB:2021:64).
(…)
‘4.3. Alvorens op het herzieningsverzoek in te gaan, zal het Hof eerst oordelen over de vraag of belanghebbende zich tot de belastingrechter kan wenden met een verzoek tot herziening.
In het belastingprocesrecht van Curaçao is niet voorzien in de mogelijkheid tot herziening van een onherroepelijk geworden uitspraak van het Gerecht of het Hof. In het algemene bestuursrecht van Curaçao bestaat die mogelijkheid wel. In artikel 96 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) is de mogelijkheid nadrukkelijk opengesteld om te verzoeken tot herziening van een onherroepelijke uitspraak van het Gerecht en het Hof. Eveneens is in de artikelen 135 tot en met 137 van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 het bijzondere rechtsmiddel van herziening opengesteld. Naar het oordeel van het Hof laat het zich niet goed denken dat de wetgever bedoeld heeft het belastingprocesrecht uit te zonderen van het de mogelijkheid tot herziening. Om die reden zal het Hof de herzieningsregels, zoals opgenomen in artikel 96 van de Lar analoog voor het belastingprocesrecht toepassen.’
(…).
4.2
Het Gerecht stelt vast dat het Hof de mogelijkheid van herziening, ondanks het ontbreken van een wettelijke bepaling, toestaat op grond van de omstandigheid dat in het algemene bestuursrecht die mogelijkheid wel in de wet is opgenomen. Op Aruba is de mogelijkheid van herziening opgenomen in de artikelen 135 tot en met 137 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak. Gelet op bovenstaande uitspraak van het Hof zal het Gerecht die herzieningsregels analoog toepassen.
4.3
In artikel 135, tweede lid van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak is bepaald dat herziening van een onherroepelijke uitspraak van het gerecht op verzoek van partijen kan plaatsvinden op grond dat gebleken is van enige omstandigheid die bij de behandeling van het bezwaar en/of het beroep aan het gerecht en/of de raad niet bekend was, en die op zich zelf of in verband met andere feiten of omstandigheden ernstige twijfel doet ontstaan aan de juistheid van de uitspraak van het gerecht en/of de raad.
4.4
Belanghebbende heeft gesteld dat pas vele jaren na de uitspraken van de RvBB duidelijkheid is gekomen ten aanzien van de onrechtmatigheid van de daden van het Land Aruba tegen belanghebbende. De onrechtmatigheid zou hebben bestaan uit het opleggen van veel te hoge belastingaanslagen over onder meer de onderhavige jaren, hetgeen is gebleken uit de uitspraken van de RvBB van 24 oktober 2013. Door het gestelde onrechtmatige handelen heeft hij naar eigen zeggen minimaal Afl. 60 miljoen per jaar aan bedrijfsomzet misgelopen. Die omstandigheid vormt volgens belanghebbende een rechtvaardiging voor herziening van de uitspraken van de RvBB. Het Gerecht verwerpt dit standpunt. De RvBB heeft in de uitspraken van 24 oktober 2013 de belastingaanslagen verminderd dan wel vernietigd en was dus bekend met de omstandigheid dat de belastingaanslagen tot te hoge bedragen waren opgelegd. Bovendien is niet aannemelijk gemaakt dat het onrechtmatige handelen en het door belanghebbende gestelde mislopen van de omzet van invloed zijn op de hoogte van de uiteindelijk door de RvBB vastgestelde dan wel vernietigde belastingaanslagen. Het verzoek om herziening van de uitspraken van de RvBB van 24 oktober 2013 wordt dan ook afgewezen.
4.5
Belanghebbende heeft tenslotte om een schadevergoeding wegens onrechtmatige daad verzocht. Het Gerecht merkt op dat de belastingrechter onbevoegd is om daar een oordeel over te geven, aangezien in de formele belastingwetgeving (de Algemene Landsverordening Belastingen) geen schadebepalingen zijn opgenomen.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Gelet op het voorgaande ziet het Gerecht geen aanleiding voor het vergoeden van het griffierecht aan belanghebbende dan wel voor een veroordeling van de Inspecteur in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het verzoek tot herziening heeft moeten maken.

6.BESLISSING

Het Gerecht:
- wijst het verzoek tot herziening af;
- verklaart zich onbevoegd met betrekking tot het verzoek om toekenning van een schadevergoeding.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en is uitgesproken op 9 juli 2021, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieAUA@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300