ECLI:NL:OGEAA:2021:310

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
AUA202103015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van rechtswege en beëindiging van verblijf in Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant, een inwoner van Aruba, en de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De zaak betreft de beëindiging van de toelating van appellant tot Aruba van rechtswege. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een brief van de Minister van 17 juli 2020, waarin werd medegedeeld dat zijn toelating was geëindigd omdat hij niet meer samenwoonde met zijn echtgenote, die naar Nederland was vertrokken. Appellant heeft op 28 augustus 2020 bezwaar gemaakt, maar het bezwaar werd op 12 mei 2021 niet-ontvankelijk verklaard door de Minister. Appellant heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Gerecht, dat op 17 mei 2021 de zaak heeft behandeld. Appellant is niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. Het Gerecht heeft vastgesteld dat appellant niet meer voldoet aan de voorwaarden voor toelating van rechtswege, omdat hij geen gemeenschappelijk huishouden meer voert met zijn echtgenote. De rechter heeft overwogen dat de beslissing van de Minister om de toelating te beëindigen rechtmatig was, en dat appellant, indien hij op andere gronden recht heeft op verblijf, een aanvraag voor een vergunning tot verblijf moet indienen. De rechter heeft het bezwaar ongegrond verklaard en de bestreden beslissing vernietigd, maar heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak van 28 juni 2021
AUA202003015 LAR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonende in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M.M.C. Ecury,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 17 juli 2020 heeft verweerder appellant geïnformeerd dat zijn toelating tot Aruba van rechtswege is geëindigd.
Tegen deze brief heeft appellant op 28 augustus 2020 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft appellant op 26 november 2020 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 12 mei 2021 een beslissing op bezwaar genomen.
Het beroep is behandeld ter zitting van 17 mei 2021. Appellant is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Het toepasselijk wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.
2. Appellant heeft bij brief van 28 augustus 2020 bezwaar gemaakt. Dit betekent dat verweerder het bezwaarschrift uiterlijk op 11 september 2020 in handen van de bezwaaradviescommissie had moeten stellen. Het gerecht is niet gebleken dat de bezwaaradviescommissie de adviestermijn heeft verlengd. De bezwaaradviescommissie had daarom op uiterlijk 9 oktober 2020 advies uit moeten brengen en verweerder had op uiterlijk 20 november 2020 een beslissing op het bezwaarschrift moeten nemen. Appellant heeft beroep ingesteld binnen de daarvoor gestelde termijn van acht weken vanaf de dag waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
3. Verweerder heeft op 12 mei 2021 alsnog een beslissing op het bezwaarschrift van appellant genomen en het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard. Het is het gerecht niet gebleken dat appellant tegen de beslissing op bezwaar een rechtsmiddel heeft ingediend. Appellant heeft derhalve belang bij de beoordeling van onderhavig beroep.
4. Verweerder heeft in de beschikking van 17 juli 2020 overwogen dat de toelating van appellant is vervallen nu bij het raadplegen van het Bevolkingsregistratiesysteem is gebleken dat appellant niet meer samenwoont met zijn echtgenote. De echtgenote is sinds 24 november 2020 uitgeschreven als vertrokken naar Den Haag.
5. Deze brief bevat naar het oordeel van het gerecht een bestuurlijk rechtsoordeel. Een bestuurlijk rechtsoordeel is niet gericht op het in leven roepen van enig rechtsgevolg. Echter onder bijzondere omstandigheden is een bestuurlijk rechtsoordeel vatbaar voor bezwaar of beroep. Deze bijzondere omstandigheden doen zich hier voor nu verweerder op grond van artikel 3, tweede lid, van de Landsverordening Toelating en uitzetting (Ltu) op een daartoe strekkende aanvraag een verklaring kan verstrekken waaruit blijkt dat betrokkene niet toelatingsplichtig is. Voorts is de bestuursrechter bevoegd kennis te nemen van beroepen tegen de krachtens de Ltu gegeven beschikkingen, waaraan een oordeel van verweerder over de vergunningplicht op grond van de Ltu ten grondslag ligt. Onder deze omstandigheden is het aangewezen dat de bestuursrechter ook kennis kan nemen van beroep tegen een verklaring omtrent de beëindiging van de toelating van rechtswege in Aruba (zie Gemeenschappelijk Hof van Justitie, 24 januari 2014, ECLI:NL:OGHACMB:2014:76).
6. Het gerecht stelt voorts vast dat appellant erkent dat hij niet meer samenwoont met zijn echtgenote omdat zij naar Nederland is vertrokken. Appellant stelt dat de beslissing om de toelating van rechtswege te beëindigen onzorgvuldig, in strijd met het evenredigheids- en vertrouwensbeginsel is. Appellant woont samen met zijn dochter [de dochter], geboren op [geboortedatum] 2013 op Aruba. Hij kan zijn dochter niet achterlaten. Daarnaast is de sociale en economische situatie in Venezuela zeer zorgelijk. Appellant acht de beschikking in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
7. Deze bezwaren treffen geen doel. Nu vast staat dat appellant geen gemeenschappelijk huishouding voert met zijn echtgenote, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat appellant niet meer voldoet aan de reden waarvoor de toelating van rechtswege is verleend en dat derhalve ingevolge artikel 5, aanhef en eerste lid onder a, van rechtswege is beëindigd.
8. Indien appellant meent dat hij op andere gronden recht heeft op verblijf dient hij een aanvraag voor een vergunning tot verblijf in te dienen. In die procedure dient het beroep van appellant op het recht op gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM beoordeeld te worden.
9. Het gerecht zal in het kader van finale geschilbeslechting zelf in de zaak voorzien en het bezwaar ongegrond verklaren.
10. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden fictieve weigering op het bezwaar van appellant;
  • verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2021 in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.

Bijlage: toepasselijk wettelijk kader

Landsverordening administratieve rechtspraak Aruba
Artikel 15
Tenzij het bestuursorgaan het bezwaarschrift op grond van artikel 12, eerste lid, of artikel 14, tweede lid, niet-ontvankelijk heeft verklaard, stelt het het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken in handen van de bezwaaradviescommissie:
a. uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift, of
(..)
Artikel 19
1. De bezwaaradviescommissie brengt het bestuursorgaan advies uit binnen vier weken nadat zij het bezwaarschrift van het bestuursorgaan heeft ontvangen.
2. Indien het redelijkerwijs niet mogelijk is advies uit te brengen binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, kan de commissie deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen. De commissie doet van een zodanige verlenging mededeling aan de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan.
(..)
Artikel 20
1. Het bestuursorgaan neemt de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
(..)
Artikel 23
1. Degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, 14, tweede lid, of 20, kan daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
2. Het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift binnen de in artikel 20, eerste lid, bedoelde termijn, wordt gelijkgesteld met een afwijzende beslissing.
(..)
Artikel 27
1. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en gaat in op de dag na die waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend.
2. Indien het beroepschrift evenwel betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, bedraagt de termijn acht weken en gaat hij in op de dag waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt, tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
Landsverordening toelating en uitzetting
Artikel 1
1. De bij of krachtens Hoofdstuk 2 gegeven voorschriften zijn, met uitzondering van artikel 23, eerste en tweede lid, niet van toepassing op:
a. Nederlanders, als zodanig in Aruba geboren;
b. personen die in Aruba de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen;
c. Nederlanders, als zodanig buiten Aruba geboren, en die gedurende een periode van ten minste tien jaar toelating en hoofdverblijf in Aruba hebben of hebben gehad;
d. Nederlanders, als zodanig buiten Aruba geboren, van wie ten min-ste een van de ouders behoort of, overleden zijnde, vóór dat overlijden, behoorde tot de personen, bedoeld in de onderdelen a, b of c.
Artikel 2
Toelating tot verblijf wordt van rechtswege toegekend of bij vergunning verleend.
Artikel 3
1. Van rechtswege hebben toelating tot verblijf in Aruba:
g. personen die gedurende ten minste vijf jaar gehuwd zijn met en inwonen bij een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, of een persoon als bedoeld in dit artikel, eerste lid, onderdeel a tot en met f, en gedurende een periode van ten minste vijf jaar toelating en hoofdverblijf in Aruba hebben of hebben gehad, alsmede de uit dat huwelijk geboren of staande dat huwelijk geadopteerde of erkende minderjarige inwonende kinderen;
2. Op een daartoe strekkende aanvraag wordt aan degene, die op grond van het eerste lid van rechtswege is toegelaten, door de Minister een verklaring verstrekt waaruit blijkt dat hij van rechtswege toelating tot verblijf in Aruba heeft.
Artikel 5
1. De toelating van rechtswege eindigt:
a. door het vervallen van de reden waarom zij is toegekend.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 8: recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
.