ECLI:NL:OGEAA:2021:306

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
AUA202003328
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vorderingen in arbeidsrechtelijke geschillen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een verzoeker en de naamloze vennootschap Mazuera Construction. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.S. Gravenstijn, heeft een verzoek ingediend om te verklaren dat zijn arbeidsovereenkomst onregelmatig en kennelijk onredelijk is beëindigd. De verzoeker was sinds 8 april 2019 in dienst bij Mazuera Construction, maar heeft sinds 20 maart 2020 niet meer gewerkt. Hij verzocht om een aantal vergoedingen, waaronder een opzegtermijn en een billijkheidsvergoeding, en stelde dat hij op staande voet was ontslagen zonder dringende reden.

Mazuera Construction, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza, voerde als verweer aan dat de vordering van de verzoeker was verjaard. Het Gerecht heeft de procedure gevolgd, waarbij het verzoekschrift op 30 december 2020 werd ingediend en de mondelinge behandeling op 18 mei 2021 plaatsvond. De rechter heeft vastgesteld dat de vordering van de verzoeker op basis van de artikelen 7A:1615u en 7A:1615s lid 1 BW was verjaard, omdat er geen tijdige stuiting van de verjaring had plaatsgevonden.

De rechter heeft geconcludeerd dat de vorderingen van de verzoeker moeten worden afgewezen, en heeft hem als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. De beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven en uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 29 juni 2021.

Uitspraak

Beschikking van 29 juni 2021
Behorend bij E.J. nr. AUA202003328
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
de naamloze vennootschap
Alcidia MAZUERA SALINAS h.o.d.n. Mazuera Construction,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Mazuera Construction,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 30 december 2020;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 30 maart 2021;
- de mondeling behandeling op 18 mei 2021.
1.2
De datum voor beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verzoeker] is op 8 april 2019 voor onbepaalde tijd in loondienst getreden van Mazuera Construction, laatstelijk in de functie van helper tegen een bruto loon van Afl. 11,25 per uur.
2.2 [
verzoeker] heeft vanaf 20 maart 2020 niet meer gewerkt.

3.HET VERZOEK

3.1 [
verzoeker] verzoekt dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
- hem toestemming verleent om kosteloos te procederen;
- voor recht verklaart dat Mazuera Construction de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] onregelmatig en kennelijk onredelijk heeft beëindigd;
- Mazuera Construction veroordeelt om aan [verzoeker] te betalen: één maand opzegtermijn gelijk aan Afl. 2.193,75, twee weken cessantia-uitkering gelijk aan Afl.1.096,88, een billijkheidsvergoeding gelijk aan Afl. 13.162,50 en de vakantiedagen;
- Mazuera Construction veroordeelt om aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente vanaf de datum van het ontslag tot aan de dag der algehele voldoening;
- enig andere beslissing neemt die het juist voorkomt;
- Mazuera Construction veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.2 [
verzoeker] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij op staande voet is ontslagen, terwijl er geen sprake was van een daartoe vereiste dringende reden. [verzoeker], die inmiddels in het ontslag berust, stelt zich op het standpunt dat het ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk is.
3.3
Mazuera Construction voert als verweer dat de vordering is verjaard en verzoekt het gerecht [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren en hem te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.4
Mazuera Construction grondt het verweer erop dat de vordering is verjaard.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of de vordering van [verzoeker] verjaard is op grond van de artikelen 7A:1615u jo. 7A:1615s lid 1 BW.
4.2
Naar aanleiding van dit verweer heeft [verzoeker] ter zitting gesteld dat de stelling in het verzoekschrift, inhoudende dat op 20 maart 2020 ontslag is verleend, berust op een vergissing. Feitelijk is [verzoeker] op die dag alleen naar huis gestuurd, zonder dat er op dat moment ontslag is verleend. Op de uitdrukkelijke vraag ter zitting van de kant van het gerecht op welke datum er vervolgens wel ontslag is verleend, is van de zijde van [verzoeker] gesteld dat er na 20 maart 2020 nimmer formeel ontslag is gegeven. Deze stelling brengt mee, zoals van de zijde van Mazuera terecht is opgemerkt, dat de vordering wegens kennelijk onredelijk ontslag feitelijk ongegrond is en om die reden moet worden afgewezen.
4.3
Voor het geval [verzoeker] de stelling dat hij is ontslagen toch, subsidiair heeft willen handhaven, geldt het volgende. Een vordering uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag verjaart op grond van artikel 7A:1615uBW na verloop van zes maanden te rekenen vanaf het einde van de arbeidsovereenkomst. De verjaring van de vordering kan worden gestuit door het instellen van een eis of door een daad van rechtsvervolging (artikel 3:316 lid 1 BW) dan wel door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt (artikel 3:317 lid 1 BW).
4.4
Indien wordt uitgegaan van de stelling van [verzoeker] dat hij op 20 maart 2020 is ontslagen (welke stelling door Mazuera is erkend), dan betekent dit naar het oordeel van het gerecht dat de verjaringstermijn van zes maanden op 20 maart 2020 is aangevangen en dat [verzoeker] voor een tijdige stuiting van de verjaringstermijn uiterlijk 20 november 2020 een geldige stuitingshandeling moet hebben verricht.
4.5
Het verzoekschrift waarmee deze procedure is aangevangen, is op 30 december ter griffie ingediend. Gelet op de data van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de indiening van het verzoekschrift, heeft er voor het indienen van het verzoekschrift geen tijdige stuiting plaatsgevonden.
4.6
Gesteld noch is gebleken dat [verzoeker] vóór 20 november 2020 een andere rechtshandeling heeft verricht die de verjaring van zijn vorderingsrecht heeft doen stuiten. Dat brengt met zich dat vast komt te staan dat [verzoeker] in de periode van 20 maart 2020 tot 20 november 2020 geen stuitingshandeling heeft verricht. Uit één en ander volgt dat de onderhavige rechtsvorderingen ingevolge het bepaalde in artikel 7A:1615u BW op 20 november 2020 is verjaard.
4.7
Het bovenstaande brengt mee dat ook het verjaringsverweer van Mazuera Construction slaagt. De vorderingen zullen worden afgewezen.
4.8 [
verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot op heden begroot op Afl. 2.500,- (2 punten tarief 5) aan gemachtigdensalaris.
5.DE BESLISSING
Het gerecht:
5.1
verleent [verzoeker] kosteloze procedure;
5.2
wijst de vorderingen af;
5.3
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure die aan de zijde van Mazuera Construction worden begroot op Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en uitgesproken op dinsdag 29 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.