In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 15 juni 2021 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de moeder en de vader van vier minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn, heeft op 22 maart 2021 een verzoekschrift ingediend waarin zij de vader verzoekt om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De vader procedeert in persoon. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 mei 2021 zijn beide ouders verschenen.
De moeder heeft de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen vastgesteld op Afl. 2.327,04 per maand, terwijl de vader deze kosten niet heeft weersproken. Het gerecht heeft vastgesteld dat de kosten per kind Afl. 582,- bedragen. De draagkracht van beide ouders is beoordeeld aan de hand van hun netto-inkomens en vaste lasten. De moeder heeft een netto-inkomen van Afl. 3.291,69 per maand, terwijl de vader een netto-inkomen heeft van Afl. 2.476,90 per maand.
Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, heeft het gerecht geconcludeerd dat de vader in staat is om een bijdrage te leveren aan de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Het gerecht heeft bepaald dat de vader een bijdrage van Afl. 120,- per kind per maand moet betalen, met ingang van 1 juli 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.