ECLI:NL:OGEAA:2021:244

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
AUA202002859
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving huwelijk in bevolkingsregister wegens strijd met openbare orde

In deze zaak is in geschil of de inschrijving van een huwelijk, dat binnen het Koninkrijk is gesloten, door de ambtenaar van de burgerlijke stand mag worden geweigerd op grond van strijdigheid met de openbare orde. Appellanten, van Nederlandse en Dominicaanse nationaliteit, zijn op 18 januari 2019 in Sint Eustatius getrouwd en hebben verzocht om inschrijving van hun huwelijk in het bevolkingsregister van Aruba. De ambtenaar heeft deze inschrijving geweigerd, stellende dat er sprake zou zijn van een 'schijnhuwelijk', bedoeld om een van de appellanten toegang tot Aruba te verschaffen. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. Hierop hebben zij beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

Tijdens de zitting op 19 april 2021 hebben appellanten hun standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerden dat de ambtenaar de huwelijksakte op basis van artikel 40 van het Statuut dient te erkennen en dat er geen sprake is van een schijnhuwelijk. Het Gerecht heeft overwogen dat de huwelijksakte, opgemaakt in Sint Eustatius, in het gehele Koninkrijk rechtskracht heeft en dat er geen plaats is voor een toetsing aan de openbare orde. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat de weigering van de inschrijving in strijd is met artikel 40 van het Statuut en heeft het bestreden besluit vernietigd. De ambtenaar is opgedragen om de huwelijksakte binnen zes weken in te schrijven in het bevolkingsregister van Aruba. Tevens is de ambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de appellanten.

Uitspraak

Uitspraak van 31 mei 2021
AUA202002859 LAR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[appellant 1] en [appellant 2],

wonenden in Aruba,
APPELLANTEN,
gemachtigde: de advocaat mr. B.M. SOUSA,
gericht tegen:

DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND EN HET BEVOLKINGSREGISTER,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.M.A.M. Ponsioen (DBSB).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 9 juli 2019 (de primaire beschikking) heeft verweerder geweigerd het huwelijk van appellanten in te schrijven in het bevolkingsregister.
Tegen deze beschikking hebben appellanten op 20 augustus 2019 bezwaar gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 2 oktober 2020 (de bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen de bestreden beslissing hebben appellanten op 2 november 2020 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Het beroep is behandeld ter zitting van 19 april 2021. Appellanten zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Appellanten, van Nederlandse respectievelijk Dominicaanse nationaliteit, zijn op 18 januari 2019 in Sint Eustatius in het huwelijk getreden.
1.2
Bij verzoek van 23 januari 2019 hebben appellanten verweerder verzocht hun huwelijk in te schrijven in het bevolkingsregister van Aruba.
De standpunten van partijen
2.1
Bij het primaire besluit, dat bij het bestreden besluit is gehandhaafd, heeft verweerder geweigerd het huwelijk van appellanten in te schrijven in het bevolkingsregister van Aruba. Verweerder heeft hier aan ten grondslag gelegd dat er sprake zou zijn van een zogenaamd ‘schijnhuwelijk’ dat niet is gericht op de vervulling van de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden plichten, maar op het verkrijgen van toelating van een van de appellanten tot Aruba. Verweerder heeft de inschrijving in het bevolkingsregister met toepassing van artikel 22, negende lid, van het Landsbesluit bevolkingsregister geweigerd wegens strijd met de openbare orde. Verweerder heeft dit geconcludeerd op basis van de antwoorden die appellanten afzonderlijk op een lijst met persoonlijke vragen hebben gegeven. De antwoorden van appellanten vertonen discrepanties. Voorts is uit een onaangekondigd huisbezoek gebleken dat appellanten niet samenwonen. Tevens heeft verweerder in aanmerking genomen dat een van de appellanten in de periode voorafgaand aan het huwelijk illegaal op Aruba verbleef. Anders dan de bezwaaradviescommissie LAR, is verweerder van mening dat artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: het Statuut) niet aan de weigering van de inschrijving van een schijnhuwelijk, voltrokken binnen het Nederlands Koninkrijk, in de weg staat. Hiertoe stelt verweerder in de kern dat een schijnhuwelijk in alle landen van het Nederlands Koninkrijk verboden is. Artikel 40 van het Statuut en de daarop betrekking hebbende jurisprudentie, hebben niet de strekking om de erkenning van een schijnhuwelijk mogelijk te maken, aldus verweerder.
2.2
Appellanten kunnen zich met de bestreden beslissing niet verenigen en voeren, kort samengevat, aan dat verweerder ingevolge artikel 40 van het Statuut de huwelijksakte zoals opgemaakt in Sint Eustatius dient te erkennen en in te schrijven. Het Statuut biedt geen ruimte aan verweerder de inschrijving te toetsen aan de openbare orde. Voorts hebben zij sinds 2011 een bestendige relatie met elkaar en is er geen sprake van een schijnhuwelijk.
Het Juridisch Kader
3.1
Ingevolge artikel 40 van het Statuut kunnen vonnissen, door de rechter in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten gewezen, en bevelen, door hem uitgevaardigd, mitsgaders grossen van authentieke akten, aldaar verleden, in het gehele Koninkrijk ten uitvoer worden gelegd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen van het land, waar de tenuitvoerlegging plaats vindt.
3.2
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening op het aanleggen en bijhouden van het bevolkingsregister, worden de voorschriften omtrent het aanleggen, inrichten en bijhouden van bevolkingsregisters en het doen der daartoe vereiste opgaven aan hen, die met het aanhouden der bevolkingsregisters zijn belast, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld.
3.3
Ingevolge artikel 22, negende lid, van het krachtens voormelde bepaling vastgestelde Landsbesluit bevolkingsregister wordt een gegeven omtrent een persoon niet ingeschreven, indien het hoofd van het Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister van oordeel is dat dat gegeven in strijd is met de goede zeden of de openbare orde
De beoordeling
4.1
Tussen partijen is allereest in geschil of verweerder de inschrijving van een binnen het Koninkrijk verleden akte mag weigeren wegens strijdigheid met de openbare orde. Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
4.2
Artikel 40 van het Statuut berust op de gedachte dat het Koninkrijk, wat de rechtskracht van rechterlijke uitspraken en authentieke akten betreft, als één rechtsgebied moet worden beschouwd. Nu de huwelijksakte van appellanten in Sint Eustatius is opgemaakt, heeft deze akte naar het oordeel van het gerecht in alle delen van het Koninkrijk op grond van artikel 40 van het Statuut de rechtskracht die zij heeft in het land waar zij is opgemaakt. Voor een toets of (de inschrijving van de huwelijksakte) in strijd is met de openbare orde is derhalve geen plaats. Het gerecht verwijst hiertoe naar de beschikking van de Hoge Raad van 13 april 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ6095) waarin de Hoge Raad reeds heeft overwogen dat ten aanzien van een huwelijksakte opgemaakt binnen het Koninkrijk een conflictenrechtelijke toets mag worden aangelegd noch toetsing aan de openbare orde mag worden verricht.
4.3
Verweerders betoog dat de beschikking van de Hoge Raad geen betrekking heeft op onderhavige casus nu het hier een vermeend schijnhuwelijk betreft, slaagt niet. Dat in het geval van een vermeend schijnhuwelijk de erkenning van de in het Koninkrijk opgemaakte akten, niet zonder meer erkend zou moeten worden blijkt uit de tekst van het Statuut noch uit de beschikking van de Hoge Raad. Ook verweerders stelling dat verweerder in het geval van een schijnhuwelijk een openbare ordetoets mag verrichten omdat een schijnhuwelijk in alle delen van het Koninkrijk verboden is, faalt. Indien een huwelijksakte binnen het Koninkrijk is opgemaakt, en daar derhalve niet in strijd met de openbare orde is geacht, kan de inschrijving van deze akte in de andere delen binnen het Koninkrijk niet op die grond worden geweigerd.
4.4
Het gerecht concludeert dat de bestreden beslissing in strijd met artikel 40 van het Statuut is genomen. Het beroep is gegrond. Het gerecht zal het bestreden besluit vernietigen.
4.5
Nu toepassing van artikel 22, negende lid, van het Landsbesluit bevolkingsregister in het geval van appellanten in strijd is met artikel 40 van het Statuut, en de eerstgenoemde bepaling dientengevolge buiten toepassing dient te blijven, heeft verweerder na vernietiging van het bestreden besluit geen wettelijke grond meer om de inschrijving in het bevolkingsregister van de huwelijksakte van appellanten te weigeren. Het gerecht ziet daarom aanleiding zelf in de zaak te voorzien en verweerder op te dragen de huwelijksakte van appellanten in te schrijven in het bevolkingsregister van Aruba. Aangezien dit een administratieve handeling betreft, waar geen voorafgaande besluitvorming door verweerder meer aan te pas kan komen, zal het gerecht de termijn hiervoor op zes weken stellen.
5. Aangezien het beroep gegrond is, ziet het gerecht aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten. De proceskostenvergoeding kan worden berekend op Afl. 1400,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700,-, wegingsfactor 1 (gemiddeld)).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • vernietigt de bestreden beslissing;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak de huwelijksakte van appellanten in te schrijven in het bevolkingsregister van Aruba;
  • veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris;
  • gelast dat het door appellanten gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hen wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.