ECLI:NL:OGEAA:2021:225

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
AUA202002636
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een vaststellingsovereenkomst in arbeidsrechtelijke context

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de naamloze vennootschap El Louvre (Aruba) N.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.E.A. Hernandez, had een verzoek ingediend om El Louvre te veroordelen tot betaling van een bedrag van Afl. 6.138,-, alsook wettelijke verhogingen en rente. De verzoekster stelde dat partijen op 21 februari 2020 een vaststellingsovereenkomst hadden gesloten, waarin was afgesproken dat de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2020 zou eindigen en dat El Louvre een beëindigingsvergoeding van Afl. 42.513,74 zou betalen. De verweerster, El Louvre, vertegenwoordigd door mr. C.J. Hart, betwistte dat er nog bedragen aan de verzoekster verschuldigd waren, en voerde aan dat de verzoekster vrijwillig had doorgewerkt na de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst.

Tijdens de zitting op 2 maart 2021 werd het standpunt van beide partijen toegelicht. De verzoekster stelde dat El Louvre tekort was geschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst, terwijl El Louvre aanvoerde dat de verzoekster had gekozen om door te werken, waardoor het salaris dat zij ontving in mindering werd gebracht op de beëindigingsvergoeding. Het Gerecht oordeelde dat de uitleg van de vaststellingsovereenkomst aan de hand van het Haviltex-criterium diende te geschieden, waarbij de redelijkheid en billijkheid van de afspraken tussen partijen centraal stonden.

Het Gerecht concludeerde dat de verzoekster onvoldoende bewijs had geleverd voor haar uitleg van de overeenkomst. De rechter oordeelde dat de opzegtermijn van vier maanden, zoals opgenomen in de vaststellingsovereenkomst, betrekking had op de maanden maart tot en met juni 2020. Hierdoor werd de vordering van de verzoekster afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in vaststellingsovereenkomsten en de noodzaak voor partijen om hun rechten en verplichtingen goed te begrijpen.

Uitspraak

Beschikking van 25 mei 2021
Behorend bij AUA202002636
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster],
te Aruba,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,
tegen:
de naamloze vennootschap
EL LOUVRE (ARUBA) N.V., h.o.d.n. El Louvre (Aruba),
te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: El Louvre,
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 2 maart 2021.
1.2
Ter zitting zijn verschenen: [verzoekster] bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd en El Louvre bij haar gemachtigde voornoemd, vergezeld door [naam bestuurder van El Louvre] (bestuurder van El Louvre) en [naam HR] (manager human resources van Jolley Holding).
1.3
De datum van de uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verzoekster] is op 9 juni 2003 op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in loondienst getreden van El Louvre, in de functie van
“Sales Representative”.
2.2
Partijen hebben op 21 februari 2020 een vaststellingsovereenkomst gesloten, ter beëindiging van voormelde arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2020. In die vaststellingsovereenkomst staat onder meer:
“Uitkering werknemersrechten
ACessantia 20 fl 21,978.86
BOpzeggingstermijn 4 fl 19,046.88
CVakantiedagen 0 fl -
DVakantiegeld pro rata fl 558.00
EBonus pro rata/13de maand fl 930.00
F Totaalfl 42,513.74
This compensation is offered on this date with immediate effect if accepted.”
2.3
El Louvre heeft aan [verzoekster] in totaal een bedrag van Afl. 42.513,74 betaald, waaronder begrepen het salaris van [verzoekster] gedurende de maanden maart tot en met juni 2020 van in totaal Afl. 6.138,-.
2.4 [
verzoekster] heeft El Louvre bij brief van 30 juli 2020 gemaand om haar het bedrag van Afl. 7.626,- te betalen, vermeerderd met 15% incassokosten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Het verzoek strekt ertoe dat het Gerecht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) El Louvre veroordeelt om tegen kwijting aan [verzoekster] te betalen het bedrag van Afl. 6.138,--;
b) El Louvre veroordeelt om aan [verzoekster] te voldoen de wettelijke verhoging over het onder a) toe te wijzen bedrag;
c) El Louvre veroordeelt om aan [verzoekster] te betalen de wettelijke rente over de onder a) en b) toe te wijzen bedragen, te rekenen vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der voldoening;
d) El Louvre veroordeelt om aan [verzoekster] te betalen 15% incassokosten over de onder a) en b) toe te wijzen bedragen;
e) enig andere beslissing neemt die het gerecht juist voorkomt
f) El Louvre veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Aan haar verzoek heeft [verzoekster] ten grondslag gelegd dat partijen op 21 februari 2020 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten en dat El Louvre tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit die overeenkomst.
3.3
El Louvre heeft gemotiveerd verweer gevoerd dat hierna zo nodig aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft [verzoekster] het volgende gesteld. Partijen hebben op 21 februari 2020 een vaststellingsovereenkomst gesloten, inhoudende dat de tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2020 wordt beëindigd en El Louvre aan [verzoekster] een beëindigingsvergoeding uitkeert van Afl. 42.513,74,-.
Bij het einde van het dienstverband in juni 2020 heeft El Louvre aan [verzoekster] een bedrag uitgekeerd, waarop het door [verzoekster] gedurende de maanden maart tot en met juni 2020 ontvangen salaris van in totaal Afl. 6.138,- in mindering is gebracht. Om aan haar verplichtingen voortvloeiend uit de vaststellingsovereenkomst te voldoen, moet El Louvre [verzoekster] alsnog het bedrag van Afl. 6.138,- betalen, aldus [verzoekster].
4.2
El Louvre heeft betwist enige gelden aan [verzoekster] verschuldigd te zijn. Partijen zijn ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst een beëindigingsvergoeding van Afl. 42.513,74 overeengekomen. Het uitgangspunt daarbij was dat [verzoekster] met onmiddellijke ingang zou stoppen met werken. Dit is ook zo met [verzoekster] afgesproken. Ter onderbouwing hiervan heeft El Louvre verwezen naar de in de procedure gebrachte vaststellingsovereenkomst, waar onder meer staat vermeld
”This compensation is offered on this date with immediate effect if accepted”.Verder heeft El Louvre gesteld aan [verzoekster] te hebben uitgelegd dat indien zij ervoor kiest om na de datum van de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst door te werken, het verdiende loon over de gewerkte maanden in mindering wordt gebracht op de beëindigingsvergoeding. Dit omdat El Louvre bij de berekening en het vaststellen van de beëindigingsvergoeding reeds rekening heeft gehouden met het component salaris over de maanden maart tot en met juni 2020. Ter onderbouwing van deze stelling heeft El Louvre verwezen naar de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen post
“opzeggingstermijn”.Na voldoende te zijn ingelicht heeft [verzoekster] besloten om door te werken tot eind mei 2020, aldus El Louvre.
4.3
Aldus is tussen partijen in geschil op welke wijze het bepaalde ter zake van de uitkering in de vaststellingsovereenkomst moet worden uitgelegd. [verzoekster] grondt haar vordering op de door haar voorgestane uitleg van de vaststellingsovereenkomst. Dat brengt met zich dat het op de weg van [verzoekster] ligt om voldoende aanknopingspunten te bieden voor het oordeel dat partijen hebben afgesproken hetgeen zij stelt.
4.4
Het Gerecht zal, gezien het geschil tussen partijen, de passage over de uitkering van werknemersrechten in de vaststellingsovereenkomst moeten uitleggen. Uitleg van een vaststellingsovereenkomst dient te geschieden aan de hand van het Haviltex-criterium (vgl. HR 2 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1948). Dat betekent dat het bij die uitleg aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
Bij deze uitleg acht het Gerecht relevant dat de in geschil zijnde passage is opgenomen in een vaststellingsovereenkomst en dat een dergelijke overeenkomst gericht is op de beëindiging of het voorkomen van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen partijen rechtens geldt (zie artikel 7:900, eerste lid, BW).
4.5
In de desbetreffende passage is vermeld dat aan [verzoekster] een totaalbedrag van Afl. 42.513,74 wordt uitgekeerd, en dat deze uitkering is opgebouwd uit een vijftal componenten, waaronder de opzeggingstermijn van vier maanden, voor een bedrag van Afl. 19.046,88. Aldus hebben partijen ervoor gekozen om uitdrukkelijk als component van het uitkeringsbedrag de opzegtermijn op te nemen. Gelet hierop en gegeven de omstandigheid dat de vaststellingsovereenkomst is gesloten op 21 februari 2020 ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2020, derhalve na verloop van vier maanden, is de meest voor de hand liggende uitleg van de uitkeringsbepaling die dat het overeengekomen bedrag van Afl. 19.046,88 aan vier maanden opzeggingstermijn ziet op de maanden maart tot en met juni 2020. Het Gerecht volgt [verzoekster] niet in haar betoog dat de desbetreffende passage in de vaststellingsovereenkomst, in weerwil van de door partijen gekozen bewoording “opzeggingstermijn”, zo moet worden uitgelegd dat aan [verzoekster] na verloop van de vier maanden opzeggingstermijn op 1 juli 2020 nog een bedrag ter hoogte van vier maanden gemiddeld salaris, te weten Afl. 19.046,88, dient te worden uitgekeerd. Daarbij neemt het Gerecht het volgende mede in aanmerking. Vast staat dat [verzoekster] na de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst op 21 februari 2020 heeft doorgewerkt tot en met mei 2020. El Louvre heeft gesteld dat [verzoekster] vrijwillig en onverplicht heeft doorgewerkt. Bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst heeft El Louvre aan [verzoekster] de keuze gelaten om met onmiddellijke ingang te stoppen met werken, met uitbetaling van het bedrag van Afl. 42.513,74, of om door te werken tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden tot een einde is gekomen, te weten eind juni 2020, waarbij het gedurende die periode door [verzoekster] ontvangen salaris wordt afgetrokken van het bedrag van Afl. 42.513,74, aldus El Louvre. Ter zitting heeft [verzoekster] desgevraagd verklaard dat het haar eigen keuze is geweest om na de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst door te werken. Naar het oordeel van het gerecht staat hiermee als onbetwist vast dat [verzoekster] na ondertekening van de overeenkomst vrijwillig heeft doorgewerkt. Dat [verzoekster] na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst niet verplicht was de werkzaamheden voort te zetten, valt voorts af te leiden uit de omstandigheden dat [verzoekster] in de maand mei 2020 is gestopt met werken, de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2020 is beëindigd, en [verzoekster] onvoldoende vakantiedagen had om vanaf eind mei 2020 tot 1 juli 2020 verlof op te nemen, zoals El Louvre ter zitting onweersproken heeft gesteld.
4.6
Het voorgaande brengt met zich dat [verzoekster] onvoldoende aanknopingspunten heeft gegeven voor het oordeel dat de door haar voorgestane uitleg van de vaststellingsovereenkomst de juiste is. De vaststellingsovereenkomst dient dan ook zo te worden uitgelegd dat het overeengekomen bedrag van Afl. 19.046,88 aan opzeggingstermijn ziet op de maanden maart tot en met juni 2020. Dit staat aan toewijzing van de vordering, die gegrond is op de door [verzoekster] gegeven uitleg, in de weg.
4.7 [
verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van deze procedure.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
wijst het verzochte af;
5.2
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak
aan de kant van El Louvre worden begroot op Afl. 1.000,-- (2 punten in tarief 3) aan salaris
van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 25 mei 2021 in aanwezigheid van de griffier.