ECLI:NL:OGEAA:2021:193

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
AUA202002328
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van loonvordering na ontslag op staande voet

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen [naam verzoeker] en CHREC Aruba Casino N.V. [naam verzoeker] was in dienst van Chrec en werd op 3 september 2015 op staande voet ontslagen. Hij heeft vervolgens op 20 september 2015 de nietigheid van het ontslag ingeroepen en verzocht om doorbetaling van zijn loon. Chrec heeft echter aangevoerd dat de vordering van [naam verzoeker] is verjaard, omdat hij deze niet binnen de wettelijke termijn heeft ingesteld. Het gerecht heeft vastgesteld dat de vordering inderdaad is verjaard, omdat [naam verzoeker] niet binnen zes maanden na het ontslag een rechtsvordering heeft ingesteld. Het gerecht heeft ook geoordeeld dat de brief van [naam verzoeker] van 20 september 2015, waarin hij de nietigheid van het ontslag inroept, niet voldoende was om de verjaringstermijn te stuiten. De vordering is pas op 23 september 2020 ingesteld, wat betekent dat deze buiten de verjaringstermijn valt. Het gerecht heeft de vorderingen van [naam verzoeker] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig instellen van vorderingen in arbeidszaken en de gevolgen van verjaring.

Uitspraak

Beschikking van 11 mei 2021
Behorend bij AUA202002328
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [naam verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. B.A.R. Heinze,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
CHREC ARUBA CASINO N.V., h.o.d.n. The Casino Aruba at Hilton,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Chrec,
gemachtigde: de advocaat mr. G.M. Sjiem Fat.
1. DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 16 februari 2021, waarbij aanwezig waren: [naam verzoeker] bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en Chrec bij haar gemachtigde voornoemd.
1.2 De datum van beschikking is nader bepaald op heden.
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1 [naam verzoeker] is op 3 december 2010 op grond van een tussen partijen tot stand gekomen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in loondienst getreden van Chrec, laatstelijk in de functie van “
security officer”, tegen een brutoloon van Afl. 2.076,10 per maand.
2.2 Bij brief van 3 september 2015 is [naam verzoeker] op staande voet ontslagen, omdat hij - naar het gerecht begrijpt - in strijd heeft gehandeld met de procedureregels die betrekking hebben op ziekmelding en omdat hij tijdens zijn arbeidsongeschiktheidsperiode elders dan thuis bevond omdat [naam verzoeker] volgens de plaatselijke media bij de ‘president of parliament’ verhaal ging halen in verband met een prive aangelegenheid. Toen deze hem niet wilde ontvangen zou er volgens de media een opstoot zijn ontstaan en is [naam verzoeker] uit het parlementsgebouw verwijderd.
2.3 [naam verzoeker] heeft bij brief van 20 september 2015 de nietigheid van het ontslag ingeroepen en doorbetaling van het loon verzocht.
2.4 Bij brief van 25 september 2015 heeft Chrec te kennen gegeven haar standpunt te handhaven.

3.HET VERZOEK

3.1 [
naam verzoeker] verzoekt het gerecht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) Chrec te veroordelen om tegen behoorlijke kwijting aan hem door te betalen zijn loon, eventueel gematigd, vanaf 3 september 2015, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
b) Chrec te veroordelen aan [naam verzoeker] te voldoen de wettelijke verhoging over de onder a) toe te wijzen bedragen;
c) Chrec te veroordelen aan [naam verzoeker] te betalen de wettelijke rente over de onder a) toe te wijzen bedragen, te rekenen vanaf de opeisbaarheid daarvan tot de dag der algehele voldoening;
d) enig andere beslissing te nemen die het gerecht juist voorkomt;
e) Chrec te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan zijn verzoek heeft [naam verzoeker] ten grondslag gelegd dat hij op staande voet is ontslagen terwijl er geen sprake was van de daartoe vereiste dringende reden. Niet alleen heeft hij niet in strijd gehandeld met de toen geldende ziekmeldingsprocedureregels, maar ook was hij – naar het gerecht begrijpt – niet verplicht om tijdens zijn arbeidsongeschiktheid thuis te blijven. Dat hij arbeidsongeschikt was, gold alleen ten aanzien van het werk. Het ontslag is derhalve onterecht aan hem verleend, aldus [naam verzoeker].
3.3
Chrec heeft verweer gevoerd, daartoe primair stellende dat de vordering van [naam verzoeker] is verjaard, nu [naam verzoeker] die niet binnen de wettelijke voorgeschreven vervaltermijn heeft ingesteld. Verder heeft Chrec gesteld dat [naam verzoeker] terecht op staande voet is ontslagen omdat [naam verzoeker] de procedureregels omtrent ziekmelding niet heeft gevolgd en omdat [naam verzoeker] gedurende werktijd tijdens zijn arbeidsongeschiktheid op straat was. Chrec heeft dan ook geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van [naam verzoeker] in de proceskosten.
3.4
Het gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.
4. DE BEOORDELING
4.1
Als meest verstrekkende verweer heeft Chrec aangevoerd dat de vordering van [naam verzoeker] is verjaard. In dit verband heeft Chrec verwezen naar artikel 7A:1615u, eerste lid van het
Burgerlijk Wetboek van Aruba, waar bepaald is dat een rechtsvordering tot betaling van de wettelijke schadeloosstelling ex artikel 7A:1615o, derde lid, tot betaling van schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag ex artikel 7A1615s, eerste lid, en tot herstel van de dienstbetrekking wegens het ontbreken van een dringende reden of gelijktijdige mededeling daarvan dan wel wegens kennelijk onredelijk ontslag, verjaart na verloop van zes maanden. [naam verzoeker] heeft, gelet op voornoemd artikel, binnen zes maanden nadat het dienstverband is beëindigd een gerechtelijke procedure moeten starten dan wel een andere daad van rechtsvervolging moeten instellen, aldus Chrec. Nu [naam verzoeker] dit niet heeft gedaan, is de vordering verjaart en is het ontslag onaantastbaar geworden. Er zijn geen gronden om de verjaringstermijn te verlengen. Dat [naam verzoeker] vijf jaar lang stil heeft gezeten alvorens een rechtsvordering in te stellen komt voor zijn rekening en risico.
4.2
Het gerecht stelt voorop dat de bepaling van voornoemd artikel ziet op vorderingen die betrekking hebben op schadevergoeding of herstel van de dienstbetrekking op grond van een onregelmatig en/ of kennelijk onredelijk ontslag, en niet op de vordering als de onderhavige. In dit geval gaat het om een loonvordering die ingevolge artikel 3:307 eerste lid van het
Burgerlijk Wetboek van Arubaverjaart door verloop van vijf jaren.
4.3
Niet in geschil is dat [naam verzoeker] op 3 september 2015 op staande voet is ontslagen. Ook niet is in geschil dat [naam verzoeker] bij brief van 20 september 2015, zoals vermeld in punt 2.3, de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen. Naar het oordeel van het gerecht heeft bedoelde brief, gelet op de inhoud daarvan, te gelden als een stuitingshandeling in de zin van artikel 3:317 eerste lid van het
Burgerlijk Wetboek van Aruba.Dit betekent dat de nieuwe verjaringstermijn in beginsel is gaan lopen de dag na die van de stuiting, te weten 21 september 2015. Nu [naam verzoeker] de onderhavige vordering op 23 september 2020 heeft ingesteld, en nu niet is gesteld noch is gebleken dat [naam verzoeker] in de looptijd van de nieuwe verjaringstermijn enige nadere stuitingshandeling heeft verricht, is het gerecht van oordeel dat de vordering is verjaard. Hiermee is het ontslag dat aan [naam verzoeker] is verleend onaantastbaar geworden.
4.4
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 3 september 2015 rechtsgeldig tot einde is gekomen. De omstandigheid dat de Directie Arbeid en Onderzoek het verzoek van [naam verzoeker] tot bemiddeling in het arbeidsgeschil niet in behandeling heeft genomen en de omstandigheid dat de destijds door [naam verzoeker] ingeschakelde advocaat niet adequaat heeft gehandeld, zoals [naam verzoeker] dat heeft gesteld, maakt het voorgaande niet anders. De vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.
4.5 [
naam verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van deze procedure.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
5.1
wijst het door [naam verzoeker] verzochte af;
5.2
veroordeelt [naam verzoeker] in de kosten van de procedure die tot de datum van de uitspraak worden begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris van de gemachtigde;
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 mei 2021 in aanwezigheid van de griffier.