Uitspraak
3.HET VERZOEK
Gesteld noch is gebleken dat [naam verzoeker] als gevolg van een bedrijfsongeval permanent arbeidsongeschikt is geraakt, en evenmin is gesteld of gebleken dat die arbeidsongeschiktheid door enig toedoen of enig nalaten van Johnson’s is ontstaan. Bij die stand van zaken moet worden geoordeeld dat de permanente arbeidsongeschiktheid niet in de risicosfeer van Johnson’s maar in die van [naam verzoeker] zelf is gelegen”.
cessantia-uitkeringniet juist is.
cessantiatoegekend. Naar het oordeel van het gerecht wordt arbeidsongeschiktheid in het kader van bedoelde verordening niet gezien als een omstandigheid die te wijten is aan de werknemer, tenzij de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van eigen opzet. Niet is gesteld noch is gebleken dat de arbeidsongeschiktheid van [naam verzoeker] een omstandigheid is die aan hem toe te rekenen is. Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat [naam verzoeker] recht heeft op
cessantia-uitkering. Dat de rechter in de ontbindingsprocedure aan [naam verzoeker] geen ontbindingsvergoeding heeft toegekend omdat hij van oordeel was dat de arbeidsongeschiktheid van [naam verzoeker] niet aan Johnson’s te wijten is, doet aan het voorgaande niet af. De vraag of een ontbindingsvergoeding al dan niet wordt toegekend betreft immers een ander toetsingscriteria dan de vraag of een werknemer al dan niet recht heeft op
cessantia-uitkering.
pension plan (total)” bedoeld bedrag vermeld staat. Het gerecht is van oordeel dat Johnson’s hiermee de stelling van [naam verzoeker] gemotiveerd heeft betwist. Gelet hierop lag het op de weg van [naam verzoeker] om zijn stelling nader te onderbouwen, maar dit heeft hij nagelaten. Het gerecht zal daarom aan de stelling van [naam verzoeker] voorbij gaan en het gevorderde onder b) toewijzen voor het bedrag van Afl. 8.892,--.