ECLI:NL:OGEAA:2021:172

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
AUA202002766
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en kennelijk onredelijk ontslag

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en de publiekrechtelijke rechtspersoon Servicio di Limpieza di Aruba (Serlimar). [Verzoeker] had verzocht om voor recht te verklaren dat Serlimar de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk had beëindigd. Het gerecht heeft vastgesteld dat [verzoeker] op 6 mei 2019 in dienst was getreden bij Serlimar en dat zijn arbeidsovereenkomst op 6 april 2020 door Serlimar was opgezegd. [Verzoeker] stelde dat de opzegging kennelijk onredelijk was, omdat deze was gebaseerd op een voorgewende reden en dat de gevolgen van het ontslag voor hem te ernstig waren in vergelijking met het belang van Serlimar bij de beëindiging van het dienstverband.

Tijdens de zitting op 9 februari 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het gerecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een kennelijk onredelijk ontslag, omdat de financiële situatie van Serlimar al jaren slecht was en de opzegging van de arbeidsovereenkomst op een redelijke grond was gebaseerd. Het gerecht heeft ook overwogen dat er geen wettelijke gronden waren voor herstel van het dienstverband of toekenning van een schadevergoeding. Uiteindelijk heeft het gerecht alle vorderingen van [verzoeker] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

De uitspraak benadrukt het belang van de redelijkheid en billijkheid in arbeidsrelaties en de noodzaak voor werkgevers om bij ontslag een voldoende zwaarwegende grond aan te voeren. Het gerecht heeft de kosten van de procedure begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris van de gemachtigde van Serlimar, en verklaarde de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Beschikking van 4 mei 2021
Behorend bij AUA202002766
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. P.M. Brandon,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
SERVICIO DI LIMPIEZA DI ARUBA,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Serlimar,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.
1. DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 9 februari 2021.
1.2 Ter zitting zijn verschenen: [verzoeker] in persoon en Serlimar bij haar gemachtigde. De gemachtigde van [verzoeker] heeft de zitting via videoverbinding bijgewoond. Partijen hebben het woord gevoerd – [verzoeker] mede aan de hand van een overgelegde pleitnota - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3 De datum van beschikking is nader bepaald op heden.
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1 [verzoeker] is op 6 mei 2019 op grond van een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in loondienst getreden van Serlimar, in de functie van “belader huishoudelijk afval”, tegen een gemiddeld loon van Afl. 2.771,49 per maand.
2.2 Op 2 april 2020 ontvangt [verzoeker] een brief van Serlimar met de voor zover van belang volgende inhoud:
“U wordt hierbij onverplicht medegedeeld, dat uw arbeidsovereenkomst ingaande 6 mei 2020 eindigt wegens het verlopen van de overeengekomen duur van de arbeidsovereenkomst op 6 mei 2020.”
2.3 Bij brief van 6 april 2020 heeft Serlimar de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] opgezegd. Bedoelde brief luidt voor zover van belang als volgt.
“ Bij deze bericht ik u dat mede gezien de precaire financiële situatie van Serlimar SG en de huidige ontwikkelingen betreffende de Covid-19 problematiek en diens gevolgen voor zowel het Land Aruba en Serlimar SG, een dramatische korting in de operationele kosten van het bedrijf geïndiceerd is, vooral ook de personeelskosten.
In het kader daarvan wordt uw arbeidsovereenkomst met ingang van 31 mei 2020 beëindigd. Alhoewel het arbeidsrecht formeel niet van toepassing is op de verhouding tussen u en Serlimar SG is ervoor gekozen om naar analogie een opzeggingstermijn van een maand en als beëindigingsdatum het einde van de maand te hanteren. (…).”
2.4 Serlimar is bij brief van 14 oktober 2020 verzocht om de dienstbetrekking met [verzoeker] te herstellen.
2.5 [verzoeker] heeft geen reactie op bovengenoemd schrijven ontvangen.

3.HET VERZOEK

3.1 [
verzoeker] verzoekt het gerecht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) voor recht te verklaren dat Serlimar de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk heeft beëindigd en aldus schadeplichtig is;
Primair
b) Serlimar te veroordelen – tegen behoorlijk bewijs van kwijting – een schadevergoeding naar billijkheid te betalen, begroot op Afl. 16.628,94 (netto), althans een door het gerecht in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van beschikking tot de dag der algehele voldoening;
c) Serlimar te veroordelen te betalen aan [verzoeker] de nog niet genoten vakantiedagen;
d) Serlimar op te dragen – binnen zeven dagen na betekening van de uitspraak – de dienstbetrekking onder minimaal de oude arbeidsvoorwaarden te herstellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,-- per dag of deel daarvan dat Serlimar dat bevel niet opvolg;
Subsidiair:
e) een afkoopsom vast te stellen indien Serlimar schriftelijk weigert de dienstbetrekking met [verzoeker] te herstellen;
f) Serlimar te veroordelen tot betaling van een door het gerecht vastgestelde afkoopsom, indien Serlimar weigert de dienstbetrekking met [verzoeker] te herstellen;
Meer subsidiair:
g) Serlimar te veroordelen om vanaf het feitelijke einde van de dienstbetrekking tot het herstel daarvan maandelijks een bedrag gelijk aan het gemiddelde bruto maandsalaris aan [verzoeker] te betalen;
h Serlimar te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
Aan zijn verzoek heeft [verzoeker] primair ten grondslag gelegd dat er sprake is van een kennelijk onredelijk gegeven ontslag, omdat het dienstverband is beëindigd met opgave van een voorgewende of valse reden. [verzoeker] heeft subsidiair gesteld dat Serlimar in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met de gevolgen die het ontslag voor hem heeft, nu de gevolgen der beëindiging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang dat Serlimar heeft bij de beëindiging van het dienstverband.
3.3
Serlimar heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
3.4
Het gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.
4. DE BEOORDELING
4.1
Ter onderbouwing van zijn stelling dat er sprake is van een voorgewende of valse reden en derhalve van een kennelijk onredelijk ontslag heeft [verzoeker] gesteld dat Serlimar steeds verschillende redenen heeft verzonnen om de dienstbetrekking met hem te beëindigen. Zo heeft Serlimar bij brief van 2 april 2020 gesteld dat de dienstbetrekking tussen partijen van rechtswege tot een einde is gekomen, terwijl van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen sprake was. Kort nadat Serlimar beseft heeft dat zij zich vergist heeft, heeft Serlimar [verzoeker] bij brief van 6 april 2020 bericht dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd vanwege de slechte financiële situatie van het bedrijf en de ontwikkelingen in verband met de coronacrisis. Dit gebeurt allemaal binnen een jaar nadat [verzoeker] een arbeidszaak tegen Serlimar heeft gewonnen. [verzoeker] kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat Serlimar van hem af wil. Verder heeft [verzoeker] gesteld dat de gevolgen van het ontslag voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang dat Serlimar heeft bij de beëindiging van het dienstverband en dat mede daarom het ontslag kennelijk onredelijk is. In dat verband heeft [verzoeker] gesteld dat hij sinds de beëindiging van het dienstverband werkloos is en dat het vanwege de economische omstandigheden als gevolg van de covid-19 pandemie het onwaarschijnlijk is dat hij op korte termijn elders een baan krijgt. Dit terwijl hij de financiële zorg draagt voor zijn familie.
[verzoeker] heeft verder gesteld verbijsterd te zijn over de wijze waarop Serlimar hem heeft behandeld, nu hij altijd een modelwerknemer is geweest.
4.2
Ter beantwoording ligt voor de vraag of de aan [verzoeker] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is.
4.3
Niet in geschil is dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen. Verder zijn partijen het erover eens dat er geen sprake is van een arbeidsrelatie in de zin van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek van Aruba en dat de bepalingen van bedoelde titel en bedoeld wetboek niet op de overeenkomst van toepassing zijn. Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat er geen sprake kan zijn van een kennelijk onredelijk gegeven ontslag in de zin van artikel 7A:1615s van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Al hetgeen [verzoeker] in punt 4.1 heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat er sprake is van een kennelijk onredelijk gegeven ontslag kan gelet op het voorgaande dan ook onbesproken blijven.
4.4 [
verzoeker] heeft ter zitting – naar het gerecht begrijpt – ter aanvulling gesteld dat zijn vorderingen niet gegrond zijn op de bepalingen van titel 7A van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, maar op die van het contractuele/ algemene verbintenissenrecht. De hoogte van de schadevergoeding wordt in een dergelijk geval bepaald aan de hand van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, aldus [verzoeker].
4.5
Het gerecht begrijpt uit bovenstaande stellingen van [verzoeker] dat hij bedoeld heeft te stellen dat er sprake is van een duurovereenkomst die onredelijk is opgezegd. Bij de beantwoording van de vraag of bedoelde overeenkomst onredelijk is opgezegd, stelt het gerecht het volgende voorop. Ten aanzien van de wijze waarop en de voorwaarden waaronder opzegging kan plaatsvinden, dient aansluiting gezocht te worden bij de maatstaven en criteria die gelden voor het beëindigen/opzeggen van een duurovereenkomst in het algemeen. De voorwaarden om een duurovereenkomst op te zeggen, worden bepaald door de inhoud daarvan en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Indien wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is.
4.6
Niet gesteld noch is gebleken dat er een wettelijke bepaling is op grond waarvan de opzegging van de overeenkomst als de onderhavige is uitgesloten. Daarnaast is onbetwist gesteld dat partijen de contractuele opzegging van de overeenkomst niet hebben uitgesloten. Dit betekent dat bedoelde overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Wel kunnen op grond van artikel 6:248 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba de redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat voor de opzegging een voldoende zwaarwegende grond is. Die eisen kunnen voorts in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen.
4.7
Naar het oordeel van het gerecht is het voldoende komen vast te staan dat er sprake is van een voldoende zwaarwegende grond om de overeenkomst met [verzoeker] op te zeggen. Onbetwist is immers gesteld dat de financiële situatie van Serlimar al jaren slecht is. Serlimar heeft in dit verband ook verwezen naar de omstandigheid dat aan haar in het afgelopen jaar surseance van betaling is verleend, hetgeen door [verzoeker] niet is betwist. Voor wat betreft de door Serlimar in acht genomen opzegtermijn is het gerecht van oordeel dat, gelet op de tijd die [verzoeker] bij Serlimar in dienst is geweest, die redelijk is.
4.8
Al het bovenstaande leidt tot de slotsom dat er geen sprake is van een (kennelijke) onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst, zoals [verzoeker] dat heeft gesteld. Er bestaat derhalve geen grond voor een eventueel herstel van het dienstverband, een eventuele toekenning van een schadevergoeding dan wel het eventueel vast stellen van een afkoopsom. Ondanks de omstandigheid dat het gerecht het aannemelijk acht dat [verzoeker] zich altijd als een uitstekende werknemer heeft gedragen, zullen alle vorderingen die gegrond zijn op de (kennelijke) onredelijke beëindiging van het dienstverband worden afgewezen, omdat er geen wettelijke gronden zijn om die toe te wijzen.
4.9
Voor wat betreft het deel van verzoek dat ziet op de uitbetaling van de nog niet genoten vakantiedagen overweegt het gerecht als volgt. [verzoeker] heeft dit deel van het verzoek niet nader onderbouwd, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. Gelet hierop zal ook dit deel van het verzoek worden afgewezen.
4.10 [
verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van deze procedure.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
5.1
wijst het door [verzoeker] verzochte af;
5.2
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure die tot de datum van de uitspraak worden begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 mei 2021 in aanwezigheid van de griffier.