ECLI:NL:OGEAA:2021:163

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
E.J. AUA202002229
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de vaststellingsovereenkomst en de gevolgen voor de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van [naam verzoekster] tegen ITC Representations. De procedure betreft een geschil over de ontbinding van een vaststellingsovereenkomst die op 12 april 2018 was gesloten. [naam verzoekster] heeft sinds 12 november 2007 als ticket/ph-agent gewerkt en de arbeidsovereenkomst is met wederzijds goedvinden beëindigd per 31 maart 2018. In de vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat partijen afstand doen van het recht op ontbinding.

[naam verzoekster] heeft ITC op 24 april 2019 gewezen op het niet nakomen van de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst en heeft aangegeven dat zij de overeenkomst zou ontbinden indien ITC niet zou voldoen aan de betalingsverplichtingen. ITC heeft echter geen gehoor gegeven aan deze sommatie. [naam verzoekster] verzoekt het gerecht om toestemming om kosteloos te procederen en om te verklaren dat de beëindigingsovereenkomst is ontbonden, en dat ITC haar volledige loon moet doorbetalen.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst niet kan worden ingeroepen, omdat partijen afstand hebben gedaan van dit recht. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 31 maart 2018 blijft in stand. Het verzoek van [naam verzoekster] is afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten. De rechter heeft toestemming verleend aan [naam verzoekster] om kosteloos te procederen, maar de vorderingen zijn afgewezen.

Uitspraak

Beschikking 13 april 2021
Behorend bij E.J. AUA202002229
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKSTER],
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [naam verzoekster],
gemachtigde: mr. A.E.A. Hernandez,
tegen:
[Verweerder],
h.o.d.n. I.T.C. REPRESENTATIONS,
wonende en gevestigd in Aruba,
verweerder,
hierna ook te noemen: ITC,
gemachtigde: mr. E.R. Zeppenfeldt.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van op 19 januari 2021.
1.2
Ter zitting zijn verschenen: partijen bij hun gemachtigden voornoemd. Zij hebben het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
naam verzoekster] heeft sinds 12 november 2007 op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd de werkzaamheden verricht van ‘ticket/ph-agent’.
2.2
Op 12 april 2018 zijn partijen overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 31 maart 2018 met wederzijds goedvinden is geëindigd. In de vaststellingsovereenkomst van bedoelde datum (hierna: de vaststellingsovereenkomst) is als werkgever aangegeven: ITC Representations/Aserca Airlines.
2.3
De vaststellingsovereenkomst
(hierna: de vaststellingsovereenkomst) luidt – voor zover van belang – als volgt.
“2.Compensacion.Empleado lo ricibi compensacion pa terminacion como lo
sigiente : A. 6,576,92 (paga na e momento cu Aserca Airlines transferi e fondo
nan).
B. un luna di salaris (paga na e momento cu Aserca Airlines transferi e fondo nan).
C. Cessantia ricibi door di SVB.
(…)
8.Invalidez parcial. (…) Partidonan explicitamente ta distancia nan mes di nan derecho pa envoca di e acuerdo di terminacion aki.”
2.4
Bij brief van 24 april 2019 is ITC erop gewezen dat hij niet voldaan heeft aan zijn verplichtingen voortvloeiende uit de vaststellingsovereenkomst en heeft [naam verzoekster] aan ITC medegedeeld dat zij om die reden gerechtigd is de vaststellingsovereenkomst te ontbinden. ITC is door [naam verzoekster] in de gelegenheid gesteld, indien nodig gesommeerd, om de verschuldigde overeengekomen bedragen te betalen. Verder is ITC medegedeeld dat indien hij niet uiterlijk op vrijdag 3 mei 2019 aan de sommatie voldoet, [naam verzoekster] de vaststellingsovereenkomst per 4 mei 2019 ontbindt.
2.5
ITC heeft tot op heden aan bovengenoemd verzoek van [naam verzoekster] geen gehoor gegeven.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt ertoe dat het gerecht [naam verzoekster] toestemming verleent om kosteloos te procederen en voorts dat het bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat de beëindigingsovereenkomst tussen partijen is ontbonden;
b. ITC veroordeelt om tegen kwijting aan [naam verzoekster] door te betalen haar volledige loon vanaf 31 maart 2018, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf de dag der opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
c. enig andere beslissing neemt die het juist voorkomt;
d. [naam verzoekster] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2
Aan dit verzoek heeft [naam verzoekster] ten grondslag gelegd dat ITC niet heeft voldaan aan zijn, uit de vaststellingsovereenkomst voortvloeiende, verplichtingen. ITC heeft de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden op 4 mei 2019. Dit brengt mee dat het dienstverband tussen [naam verzoekster] en ITC niet op 31 maart 2018 is beëindigd, zoals aanvankelijk is overeengekomen, maar dat [naam verzoekster] nog altijd in is dienst van ITC.
3.3
ITC heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van [naam verzoekster] in de proceskosten. Daartoe voert zij, samengevat, aan:
- dat de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst niet kan worden ingeroepen, nu
partijen afstand hebben gedaan van het recht daartoe,
- dat de overeengekomen vergoedingen niet opeisbaar zijn, nu afgesproken is dat die uitbetaald worden op het moment dat Aserca de bedragen op de rekening van ITC heeft overgemaakt,
- dat er geen arbeidsovereenkomst tussen [naam verzoekster] en ITC heeft bestaan, zodat – in geval van ontbinding van de vaststellingsovereenkomst – het niet ITC is die loon zou moeten doorbetalen aan [naam verzoekster], maar Aserca bij wie [naam verzoekster] in dienst was.
3.5
Het gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal aan [naam verzoekster] toestemming worden verleend om kosteloos te procederen.
4.2
Vast staat dat [naam verzoekster] en ITC op 12 april 2018 ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [naam verzoekster] een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. In die vaststellingsovereenkomst is onder meer overeengekomen dat partijen afstand doen van het recht op ontbinding van bedoelde overeenkomst. Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat het verweer van ITC slaagt dat [naam verzoekster], gelet op de afspraak tussen partijen, de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst niet heeft kunnen inroepen. Dit brengt mee dat de vaststellingsovereenkomst, anders dan [naam verzoekster] heeft gesteld, niet rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden op 4 mei 2019 en dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 31 maart 2018, zoals in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen, in stand is gebleven. De vorderingen van [naam verzoekster], die allen zijn gegrond op de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, dienen om die reden te worden afgewezen.
4.3
Alle overige stellingen van partijen kunnen gelet op het bovenstaande onbesproken blijven.
4.4 [
naam verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van deze procedure.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
verleent aan [naam verzoekster] toestemming om kosteloos te procederen;
5.2
wijst het door [naam verzoekster] verzochte af;
5.3
veroordeelt [naam verzoekster] in de kosten van de procedure die tot de datum van de uitspraak worden begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 april 2021 in aanwezigheid van de griffier.