ECLI:NL:OGEAA:2021:13

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
AUA202001926
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van de rechtsgeldigheid van een vonnis van de Circuit Court of Jackson County Missouri, Family Court Division, in de Verenigde Staten

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 januari 2021 uitspraak gedaan over de erkenning van een beslissing van de Circuit Court of Jackson County Missouri, Family Court Division, in de Verenigde Staten. De man, wonende in de Verenigde Staten, heeft verzocht om erkenning van de Amerikaanse uitspraak van 4 augustus 2020, waarin onder andere een onderhoudsbijdrage van de vrouw voor de kinderen is vastgelegd. De vrouw, wonende in Aruba, heeft in persoon geprocedeerd en was bijgestaan door haar gemachtigde. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 14 augustus 2020 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 november 2020 zijn beide partijen verschenen via videoconference.

De feiten van de zaak zijn als volgt: uit het huwelijk van partijen zijn drie kinderen geboren. De echtscheiding is uitgesproken op 13 september 2010, waarbij de man het ouderlijk gezag over de kinderen heeft gekregen. De kinderen wonen sinds augustus 2017 bij de man in de Verenigde Staten. De vrouw heeft op 11 oktober 2019 gereageerd op een verzoek van de man bij de Amerikaanse rechter en een zelfstandig verzoek ingediend. De Amerikaanse rechter heeft op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan over het gezag, de omgangsregeling en de kinderalimentatie.

Het Gerecht in Eerste Aanleg heeft de erkenning van de Amerikaanse beslissing beoordeeld aan de hand van de voorwaarden van artikel 431 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het Gerecht concludeert dat de Amerikaanse beslissing voldoet aan de eisen van behoorlijke rechtspleging en niet in strijd is met de Arubaanse openbare orde. De vrouw is veroordeeld tot nakoming van de Amerikaanse beslissing, en de kosten van de procedure zijn gecompenseerd, zodat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 19 januari 2021
Behorend bij zaaknummer AUA 202001926
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op verzoek van:
[Naam verzoeker],
wonende in de Verenigde Staten van Noord Amerika (V.S.),
VERZOEKER, hierna te noemen: de man,
gemachtigde: mr. M.M. Malmberg,
tegen
[Naam verweerster],
wonende in Aruba, [adres],
VERWEERSTER, hierna te noemen: de vrouw,
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 14 augustus 2020;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling op 17 november 2020, waaruit blijkt dat de man in persoon via videoconference bijgestaan door zijn gemachtigde en de vrouw in persoon zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit het huwelijk van partijen zijn in Aruba drie kinderen geboren:
- [ Naam kind I], op [geboortedatum] 2004,
- [ Naam kind II], op [geboortedatum] 2006 en
- [ Naam kind III], op [geboortedatum] 2009,
(hierna gezamenlijk : de kinderen).
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 13 september 2010 (EJ. nr. 1603 van 2010) is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, zijn partijen gezamenlijk met het ouderlijk gezag over de kinderen belast en is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man bepaald. De echtscheidingsbeschikking is op 15 december 2010 ingeschreven in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand van Aruba.
2.3
Het oudste kind van partijen [kind I] woont sinds augustus 2017 - met toestemming van de vrouw - bij de man in de V.S..
2.4
Bij beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 24 juli 2018 (AUA201701669-AUA2017H00118) is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen gehandhaafd blijft bij de man, met verlening van toestemming aan de man om de dochters te laten verhuizen naar de V.S..
2.5
De dochters wonen sinds augustus 2018 bij de man in de V.S..
2.6
De man heeft op 22 augustus 2019 een verzoek ingediend bij de Circuit Court of Jackson County Missouri, Family Court Division, in de V.S. om voornoemde “Arubaanse” uitspraak te wijzigen wegens gewijzigde omstandigheden met betrekking het ouderlijk gezag en om kinderalimentatie vast te stellen. Op dit verzoek heeft de vrouw op 11 oktober 2019 gereageerd en een zelfstandig verzoek ingediend bij het Amerikaans gerecht.
2.7
Bij uitspraak van 4 augustus 2020 heeft de rechter van de Circuit Court of Jackson County Missouri, Family Court Division, in de V.S geoordeeld over het gezag, de omgangsregeling en de kinderalimentatie ten aanzien van de kinderen.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot erkenning van voornoemde beslissing van 4 augustus 2020 van de Circuit Court of Jackson County Missouri, Family Court Division, in de V.S. en veroordeling van de vrouw tot hetgeen waartoe zij in voornoemde uitspraak is veroordeeld, met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vraag die partijen verdeeld houdt betreft het verzoek tot erkenning van voornoemde beslissing van de Amerikaanse rechter van 4 augustus 2020 waarin onder meer een onderhoudsbijdrage van de vrouw voor de kinderen is vastgelegd. Aangezien tussen Aruba en de V.S. geen verdragen zijn gesloten op het punt van de erkenning en tenuitvoerlegging van Amerikaanse beslissingen over een onderhoudsbijdrage wordt de erkenning en tenuitvoerlegging beheerst door het commune internationale privaatrecht. In dit verband is artikel 431 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van belang en de uitleg en erkenningsregels die de Hoge Raad heeft ontwikkeld en in zijn Gazprombank-arrest van 26 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2838) heeft vermeld.
4.2
Op grond van artikel 431 lid 1 Rv kunnen noch beslissingen die zijn gegeven door de rechter van een vreemde staat, noch in het buitenland verleden authentieke akten, binnen Aruba ten uitvoer worden gelegd, tenzij deze tenuitvoerlegging haar grondslag vindt in een verdrag of een wettelijke bepaling, een en ander als bedoel in artikel 985 danwel artikel 993 Rv.
Op grond van artikel 431 lid 2 Rv kan het geding dat ten overstaan van de buitenlandse rechter heeft plaatsgevonden en tot diens beslissing heeft geleid, opnieuw bij de Arubaanse rechter worden behandeld en afgedaan.
4.3
Indien op de voet van artikel 431 lid 2 Rv het geding opnieuw bij de Arubaanse rechter aanhangig wordt gemaakt, dient deze te beoordelen of en in hoeverre hij, gelet op de omstandigheden van het hem voorgelegde geval, aan een beslissing van de buitenlandse rechter gezag toekent (ECLI:NL:HR:1996:ZC1978, NJ 1997/258).
4.4
Bij de beoordeling van de vraag of en in hoeverre aan een beslissing van een buitenlandse rechter gezag wordt toegekend dient ingevolge voornoemd Gazprombank-arrest tot uitgangspunt dat een buitenlandse beslissing in Aruba in beginsel wordt erkend indien (cumulatief):
1. de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is;
2. de buitenlandse beslissing tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging;
3. de erkenning van de buitenlandse beslissing niet in strijd is met de Arubaanse openbare orde; en
4. de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Arubaanse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mist die eerdere beslissing voor erkenning in Aruba vatbaar is.
4.5
Strekt het verzoek op de voet van artikel 431 lid 2 Rv tot veroordeling tot hetgeen waartoe de wederpartij in de buitenlandse beslissing is veroordeeld, en is voldaan aan de vier hiervoor vermelde voorwaarden, dan dient de Arubaanse rechter de gebondenheid van partijen aan die beslissing tot uitgangspunt te nemen en is het verzoek in beginsel toewijsbaar.
Is er sprake van een naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbare bevoegdheidsgrond?
4.6
Naar internationaal algemeen aanvaarde maatstaven is de rechter bevoegd van het land waarin de minderjarige c.q. de alimentatiegerechtigde de gewone woonplaats heeft. Nu de man met de kinderen in de V.S. woont, was de rechter in de staat Missouri (bij uitstek) bevoegd om te beslissen omtrent het gezag, de omgangsregeling en de verplichting van de vrouw om een bijdrage te betalen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De conclusie is dan ook dat er sprake is van een naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbare bevoegdheidsgrond. Aan het eerste vereiste voor erkenning is derhalve voldaan.
Een met voldoende waarborgen omklede rechtspleging in de V.S.
4.7
Het gerecht stelt voorop dat de beantwoording van de vraag of de Amerikaanse beslissing tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijk en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging, zich beperkt tot de beoordeling van de wijze waarop de beslissing procedureel tot stand is gekomen. De vraag of de beslissing van de Amerikaanse rechter inhoudelijk juist is, dient hierbij buiten beschouwing te worden gelaten. Gesteld noch gebleken is dat de vrouw niet in staat was tot het instellen van beroep.
4.8
Volgens de vrouw is de Amerikaanse beslissing niet na een behoorlijke rechtspleging tot stand gekomen, omdat zij niet tijdig de oproeping voor de behandeling van het verzoek van de man op 3 augustus 2020 heeft ontvangen en dat zij de oproeping pas op 5 augustus 2020 heeft ontvangen waardoor zij geen verweer heeft kunnen voeren.
De man heeft deze stelling gemotiveerd betwist.
4.9
Naar het oordeel van het gerecht heeft de vrouw niet (voldoende gemotiveerd) betwist dat er sprake was van een behoorlijke oproeping en van toepassing van hoor en wederhoor. Uit de Amerikaanse uitspraak blijkt dat de vrouw in de procedure haar standpunt heeft ingebracht en dat haar standpunt in de beoordeling is betrokken. Op het verzoek van de man ingediend bij de Amerikaanse rechter heeft de vrouw op 11 oktober 2019 gereageerd en een zelfstandig verzoek ingediend. In de Amerikaanse uitspraak heeft de rechter overwogen dat op 14 april 2020 aan de vrouw is opgedragen “to provide standard modification discovery responses to Petitioner by April 28, 2020.” en dat op 18 mei 2020 “Respondent’s unverified responsive pleading was stricken by the Court for failure to provide discovery responses to Petitioner as ordered.” In de Amerikaanse uitspraak is ook overwogen dat de vrouw verschillende keren in de gelegenheid is gesteld om via teleconference verweer te voeren, maar dat zij ondanks behoorlijke oproeping niet op 7 juli 2020 en 27 juli 2020 is verschenen (“Respondent (…) appeared not, having been given notice of said hearing and the opportunity to appear by teleconference on July 7, 2020 and July 27, 2020.”). De vrouw had ook de gelegenheid om via mail verweer te voeren. In de zijdens de vrouw overgelegde oproeping voor de zitting van 3 augustus 2020 staat vermeld dat de oproeping ook via mail naar de vrouw is verzonden.
Het door de vrouw gestelde is, gelet op het vorenstaande, onvoldoende om te kunnen concluderen dat de rechtspleging die heeft geleid tot de uitspraak van de Amerikaanse rechter van 4 augustus 2020 met onvoldoende waarborgen omkleed was. Het gerecht heeft geen aanknopingspunten voor de conclusie dat het proces niet aan de beginselen van behoorlijke rechtspleging zou voldoen.
4.1
De conclusie van het gerecht is dan ook dat niet kan worden aangenomen dat de buitenlandse beslissing tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die niet voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging. Ook aan het tweede vereiste voor erkenning is derhalve ook voldaan.
4.11
De erkenning van de Amerikaanse uitspraak is naar het oordeel van het gerecht niet in strijd met de Arubaanse openbare orde. Evenmin is sprake van een situatie omschreven onder 4 van de toetsingscriteria. Er zijn verder geen feiten of omstandigheden gesteld noch gebleken die de erkenning van de Amerikaanse beslissing in de weg zou staan.
4.12
Vorenstaande leidt tot de conclusie dat de Amerikaanse beslissing van 4 augustus 2020 op de voet van artikel 431 lid 2 Rv in Aruba kan worden erkend.
4.13
Uitgangspunt is dat na de erkenning geen inhoudelijke beoordeling meer hoeft plaats te vinden en dat volstaan kan worden met een veroordeling van de vrouw tot datgene waartoe zij reeds bij de buitenlandse beslissing was veroordeeld. Het gerecht zal derhalve de vrouw tot nakoming van de erkende Amerikaanse beslissing veroordelen.
4.14
Nu partijen gewezen echtelieden zijn, zal het gerecht de kosten van de procedure compenseren in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING:

Het gerecht:
erkent de rechtsgeldigheid in Aruba van de beslissing van 4 augustus 2020 van de Circuit Court of Jackson County Missouri, Family Court Division, in de Verenigde Staten van Noord Amerika;
veroordeelt de vrouw tot nakoming van voornoemde Amerikaanse beslissing van 4 augustus 2020;
compenseert de kosten van de procedure in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad voor zover de vrouw is veroordeeld tot nakoming van voornoemde Amerikaanse beslissing van 4 augustus 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van dinsdag 19 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 19 januari 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: EJ nr. AUA202001926
Inhoudsindicatie: erkenning rechtsgeldigheid vonnis uit Verenigde Staten
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel, familierecht
Rechter: mr. E.M.D. Angela
Bijzondere kenmerken: