In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 maart 2020 een beschikking gegeven inzake de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de verzoeker, die in Aruba is geboren en niet erkend is door zijn vader. De verzoeker, die in Nederland woont, heeft het verzoek ingediend om het vaderschap van zijn overleden vader, geboren in Dominica, vast te stellen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 8 augustus 2019 werd ingediend, gevolgd door een advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand (ABS) op 20 januari 2020 en een mondelinge behandeling op 21 januari 2020.
Het gerecht heeft vastgesteld dat het voldoende rechtsmacht heeft om de zaak te behandelen, gezien de nauwe banden van de verzoeker met Aruba. De verzoeker heeft aangetoond dat hij zijn jeugd in Aruba heeft doorgebracht en dat hij altijd contact heeft gehouden met zijn vader. De rechter heeft ook opgemerkt dat er een wettelijke regeling voor de gerechtelijke vaststelling van vaderschap in Aruba is, maar dat deze nog niet in werking is getreden. Desondanks heeft de rechter geoordeeld dat het gerecht niet buiten zijn rechtsvormende taak kan blijven en dat het recht op respect voor privé- en familieleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM, moet worden gerespecteerd.
Na het overleggen van een DNA-onderzoek, waaruit blijkt dat de overleden vader met een waarschijnlijkheid van 99.999999927% de biologische vader van de verzoeker is, heeft het gerecht besloten het verzoek toe te wijzen. De rechter heeft vastgesteld dat de vader van de verzoeker de man is die hij claimt te zijn en dat deze vaststelling terugwerkt tot de geboorte van de verzoeker. De beschikking zal ook worden doorgegeven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand voor een latere vermelding in de geboorteakte van de verzoeker.