ECLI:NL:OGEAA:2020:84

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
AUA202000311
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een Venezolaanse asielzoeker

Op 12 februari 2020 heeft de rechter-commissaris van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak betreffende de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een Venezolaanse verzoeker. De verzoeker had op 2 december 2019 asiel aangevraagd bij de Dienst Integratie en Migratie (DIMAS) en was op 12 november 2019 in bewaring gesteld op bevel van de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de vrijheidsontneming rechtmatig is, en dat het enkele feit dat verzoeker een asielverzoek heeft ingediend niet leidt tot het oordeel dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is. De minister heeft ter zitting verklaard dat er in de eerste week van februari 2020 op het asielverzoek beslist zou worden. De rechter-commissaris concludeert dat er voldoende zicht is op uitzetting en dat de vereiste voortvarendheid door de verweerder is betracht. De rechter-commissaris heeft het verzoek van de Venezolaanse verzoeker afgewezen, waarmee de inbewaringstelling rechtmatig blijft totdat er op het asielverzoek is beslist.

Uitspraak

Uitspraak van 12 februari 2020
LTU AUA202000311

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
van de rechter-commissaris belast met de behandeling
van administratiefrechtelijke inbewaringstelling,
op het verzoek van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: M.L. Hassell

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 12 november 2019 heeft de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (minister) de inbewaringstelling van verzoeker bevolen.
De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat deze vrijheidsontneming rechtmatig is.
Op 31 januari 2020 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 5 februari 2020. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door J.M. Harewood (DIMAS).
Uitspraak is bepaald op heden.

BEOORDELING

1. Ingevolge artikel 16, derde lid, van de Ltu wordt de betrokkene binnen 72 uur betrokkene voor een rechter-commissaris geleid, die de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming toetst. Een bevel tot inbewaringstelling kan door de rechter-commissaris te allen tijde op verzoek van de betrokkene worden opgeheven.
2. Het oordeel van de rechter-commissaris dat de inbewaringstelling rechtmatig is, is een in rechte onaantastbaar oordeel en is daarom in deze procedure niet meer in geding. Uitsluitend ligt ter beoordeling voor of bij afweging van de betrokken belangen het voortduren van de bewaring rechtmatig is. In het bijzonder is daarbij van belang of er, mede gezien de duur van de bewaring, nog zicht is op uitzetting van de betrokkene en of er voldoende wordt ondernomen om de uitzetting te bewerkstelligen.
3. Verzoeker heeft op 2 december 2019 asiel aangevraagd bij DIMAS conform de voorgeschreven procedure. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft DIMAS een concept-beschikking opgesteld.
4. Vervolgens heeft verzoeker aan DIMAS verzocht nog enige documenten te mogen indienen. Nadat DIMAS daarmee heeft ingestemd, heeft verzoeker op 19 december 2019 documenten ingediend.
5. Vanwege het kerstreces heeft DIMAS deze documenten pas medio januari 2020 bezien.
6. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de eerste week van februari 2020 op de asielaanvraag zal worden beslist.
7. De rechter-commissaris overweegt dat het enkele feit dat verzoeker een asielverzoek heeft ingediend niet leidt tot het oordeel dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is. Weliswaar dient verweerder voordat tot uitzetting kan worden overgegaan verzoekers asielverzoek te beoordelen, maar dit is slechts een tijdelijke uitzettingsbelemmering. Verweerder dient het asielverzoek wel voortvarend te behandelen (vgl. GEA Aruba 26 augustus 2019, ECLI:NL:OGEAA:2019:528). Gelet op de hiervoor beschreven gang van zaken rond de asielprocedure, kan niet worden gezegd dat verweerder de vereiste voortvarendheid niet heeft betracht. Verder is ter zitting is gebleken dat op zeer korte termijn op het asielverzoek wordt beslist. Derhalve bestaat geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting ontbreekt.
8. De rechter-commissaris komt tot de slotsom dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig is.

BESLISSING

De rechter-commissaris:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter-commissaris, op 12 februari 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Kenmerk: Eerste Aanleg - enkelvoudig
Rechtsgebied: Bestuursrecht