ECLI:NL:OGEAA:2019:528
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een Venezolaanse asielzoeker
In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 26 augustus 2019 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een Venezolaanse verzoeker. De inbewaringstelling was bevolen door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie op 31 juli 2019. De rechter-commissaris heeft op 2 augustus 2019 geoordeeld dat de vrijheidsontneming rechtmatig was. Verzoeker heeft op 8 augustus 2019 een verzoekschrift ingediend, dat op 19 augustus 2019 ter zitting is behandeld. Verzoeker was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.F. Falconi, terwijl de minister niet verschenen was.
De rechter-commissaris heeft in zijn beoordeling gekeken naar artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu), dat bepaalt dat de betrokkene binnen 72 uur voor een rechter-commissaris moet worden geleid. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat het oordeel over de rechtmatigheid van de inbewaringstelling in rechte onaantastbaar is en dat enkel de vraag of het voortduren van de bewaring rechtmatig is, ter beoordeling ligt. Hierbij is gekeken naar de duur van de bewaring en de vooruitzichten op uitzetting.
De rechter-commissaris heeft overwogen dat het enkele feit dat verzoeker een asielverzoek heeft ingediend, niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid van de bewaring. De beoordeling van het asielverzoek door de verweerder is een tijdelijke uitzettingsbelemmering, maar de behandeling van het asielverzoek moet wel voortvarend plaatsvinden. Aangezien verzoeker op 14 augustus 2019 is gehoord in het kader van zijn asielprocedure, concludeert de rechter-commissaris dat er voldoende vooruitzichten zijn op een beslissing over het asielverzoek en dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig is. De rechter-commissaris heeft het verzoek van de Venezolaanse verzoeker dan ook afgewezen.