ECLI:NL:OGEAA:2019:528

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
28 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201902655
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een Venezolaanse asielzoeker

In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 26 augustus 2019 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een Venezolaanse verzoeker. De inbewaringstelling was bevolen door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie op 31 juli 2019. De rechter-commissaris heeft op 2 augustus 2019 geoordeeld dat de vrijheidsontneming rechtmatig was. Verzoeker heeft op 8 augustus 2019 een verzoekschrift ingediend, dat op 19 augustus 2019 ter zitting is behandeld. Verzoeker was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.F. Falconi, terwijl de minister niet verschenen was.

De rechter-commissaris heeft in zijn beoordeling gekeken naar artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu), dat bepaalt dat de betrokkene binnen 72 uur voor een rechter-commissaris moet worden geleid. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat het oordeel over de rechtmatigheid van de inbewaringstelling in rechte onaantastbaar is en dat enkel de vraag of het voortduren van de bewaring rechtmatig is, ter beoordeling ligt. Hierbij is gekeken naar de duur van de bewaring en de vooruitzichten op uitzetting.

De rechter-commissaris heeft overwogen dat het enkele feit dat verzoeker een asielverzoek heeft ingediend, niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid van de bewaring. De beoordeling van het asielverzoek door de verweerder is een tijdelijke uitzettingsbelemmering, maar de behandeling van het asielverzoek moet wel voortvarend plaatsvinden. Aangezien verzoeker op 14 augustus 2019 is gehoord in het kader van zijn asielprocedure, concludeert de rechter-commissaris dat er voldoende vooruitzichten zijn op een beslissing over het asielverzoek en dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig is. De rechter-commissaris heeft het verzoek van de Venezolaanse verzoeker dan ook afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak van 26 augustus 2019
AUA201902655

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
van de rechter-commissaris belast met de behandeling
van administratiefrechtelijke inbewaringstelling,
op het verzoek van:

[naam verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi.

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift, gedateerd 31 juli 2019, heeft de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (minister) de inbewaringstelling van verzoeker bevolen.
Op 2 augustus 2019 heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat deze vrijheidsontneming rechtmatig is.
Op 8 augustus 2019 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 19 augustus 2019. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

BEOORDELING

1. Ingevolge artikel 16, derde lid, van de Ltu wordt de betrokkene binnen 72 uur betrokkene voor een rechter-commissaris geleid, die de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming toetst. Een bevel tot inbewaringstelling kan door de rechter-commissaris te allen tijde op verzoek van de betrokkene worden opgeheven.
2. Het oordeel van de rechter-commissaris dat de inbewaringstelling rechtmatig is, is een in rechte onaantastbaar oordeel en is daarom in deze procedure niet meer in geding. Uitsluitend ligt ter beoordeling voor of bij afweging van de betrokken belangen het voortduren van de bewaring rechtmatig is. In het bijzonder is daarbij van belang of er, mede gezien de duur van de bewaring, nog zicht is op uitzetting van de betrokkene en of er voldoende wordt ondernomen om de uitzetting te bewerkstelligen.
3.1
Op 4 december 2018 heeft verzoeker een asielaanvraag ingediend. Ter zitting heeft verzoeker meegedeeld dat hij in het kader van die procedure op 14 augustus 2019 is gehoord.
3.2
De rechter-commissaris overweegt dat het enkele feit dat verzoeker een asielverzoek heeft ingediend niet leidt tot het oordeel dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is. Weliswaar dient verweerder voordat tot uitzetting kan worden overgegaan verzoekers asielverzoek te beoordelen, maar dit is slechts een tijdelijke uitzettingsbelemmering. Verweerder dient het asielverzoek wel voortvarend te behandelen. Nu ter zitting is gebleken dat verzoeker op woensdag 14 augustus 2019 is gehoord in het kader van de asielprocedure en dus de verwachting is dat op korte termijn op het asielverzoek wordt beslist, komt de rechter-commissaris bij afweging van alle betrokken belangen tot het oordeel dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig is.

BESLISSING

De rechter-commissaris:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter-commissaris, op 26 augustus 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.