ECLI:NL:OGEAA:2020:71
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake schuldvordering tussen eiser en gedaagde met betrekking tot een geldleningsovereenkomst
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde op basis van een geldleningsovereenkomst. De procedure begon met een verzoekschrift van eiser op 20 februari 2019, gevolgd door een verweerschrift van gedaagde op 17 april 2019, en verdere conclusies van repliek en dupliek. De zitting vond plaats op 23 oktober 2019, waarna het vonnis op 26 februari 2020 werd uitgesproken.
Eiser vorderde dat gedaagde werd veroordeeld tot betaling van Afl. 2.000,-, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Eiser stelde dat gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de betalingsverplichting uit de overeenkomst, waarbij de lening uiterlijk per eind januari 2015 had moeten worden terugbetaald. Gedaagde erkende de vordering, maar voerde verweer tegen de gevorderde wettelijke rente en de incassokosten.
Het gerecht oordeelde dat de hoofdvordering door gedaagde was erkend en toewijsbaar was. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf 1 februari 2015, omdat gedaagde zonder ingebrekestelling in verzuim was geraakt. Het verweer van gedaagde tegen de buitengerechtelijke incassokosten werd verworpen, omdat eiser had aangetoond dat hij kosten had gemaakt om betaling buiten rechte te verkrijgen. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van eiser, die in totaal op Afl. 550,- werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.