In deze zaak heeft de Gouverneur van Aruba, klaagster, bezwaar gemaakt tegen een schorsing die haar was opgelegd door de verweerder, de Directie Infrastructuur en Planning, in het kader van een disciplinaire procedure. De schorsing was gebaseerd op vermoedens van ernstig plichtsverzuim, waarbij klaagster werd verdacht van het onder dubieuze omstandigheden doorverkopen van een erfpachtperceel aan een vastgoedbedrijf. Klaagster betwistte de schorsing en voerde aan dat het onderzoek te lang duurde en dat haar functie niet in gevaar was. De rechter oordeelde dat de schorsing in redelijkheid niet langer kon voortduren, gezien de tijd die verstreken was sinds de schorsing en het feit dat klaagster nog niet in de gelegenheid was gesteld om zich te verantwoorden. De rechter verklaarde het bezwaar gegrond, vernietigde de schorsing en bepaalde dat deze nog maximaal drie weken zou duren na de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure.