ECLI:NL:OGEAA:2020:6

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
AUA201901756
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de schorsing van een ambtenaar in het kader van een disciplinair onderzoek

In deze zaak heeft de ambtenarenrechter zich gebogen over het bezwaar van de Gouverneur van Aruba tegen een schorsing die was opgelegd in het kader van een disciplinair onderzoek. De schorsing was ingegaan op basis van een Landsbesluit van 17 mei 2019, waarin werd gesteld dat de ambtenaar zich vermoedelijk schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim door tijdens haar arbeidsongeschiktheid een container vrij te maken. De ambtenaar heeft bezwaar gemaakt tegen deze schorsing, stellende dat de beschuldigingen onterecht zijn en dat zij zich direct heeft verantwoord. De zaak is behandeld op een zitting waar alleen de gemachtigde van de verweerder aanwezig was. De ambtenarenrechter heeft vastgesteld dat er na augustus 2019 geen verdere acties zijn ondernomen in het disciplinair onderzoek, en dat het belang van de dienst niet langer vorderde dat de schorsing voortduurde. De rechter heeft daarom de schorsing gewijzigd, zodat deze zou duren tot drie weken na de uitspraak. De rechter heeft het bezwaar gegrond verklaard, de schorsing vernietigd voor wat betreft de duur, en de verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

GAZA nr. AUA201901756

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 17 mei 2019, No. 16, (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder klaagster met toepassing van artikel 87 aanhef en onder c, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) in haar ambt geschorst, met ingang van de dag na dagtekening van dit Landsbesluit tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
Tegen dit Landsbesluit (hierna: de bestreden beschikking) heeft klaagster op 27 mei 2019 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 25 november 2019, waar alleen verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd is verschenen.
Bij emailbericht van 25 november 2019 om 11.41 uur heeft de advocaat mr. D.L. Emerencia, namens mr. E. Duijneveld, uitstel van de behandeling verzocht. Nu de zaak om 10.30 uur voor behandeling stond gepland en de behandeling op tijd was aangevangen, is dit tardieve verzoek afgewezen.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
De standpunten van partijen
1.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de haar bij de bestreden beschikking opgelegde schorsing en betoogt daarbij dat de schorsing ten onrechte is opgelegd, omdat hetgeen waarvan zij wordt beschuldigd niet strookt met de waarheid, verder dat zij zich direct heeft verantwoord en de directeur uitdrukkelijk heeft verzocht de camerabeelden van de beveiligingscamera’s die bij
All & All Cargohangen op te vragen, daar deze haar zouden vrijpleiten.
1.2
Aan de schorsing is ten grondslag gelegd dat klaagster zich vermoedelijk schuldig heeft gemaakt aan (ernstig) plichtsverzuim door op 14 februari 2019, gedurende haar arbeidsongeschiktheid, de container [nummer] van
All & All Cargo Services & Logisticsvrij te maken, en dat in verband met het nog te verrichten intern onderzoek en het horen van collega’s en derden, de dienst het van belang acht dat dit proces rustig verloopt en gevreesd wordt dat de aanwezigheid van klaagster op de werkvloer dit zal verstoren.
De feiten
2.1
Klaagster is ambtenaar in dienst bij het
Departamento di Aduana(de douane).
2.2
Klaagster was van 4 tot en met 13 januari 2019 en van 4 februari tot en met 1 maart 2019 arbeidsongeschikt.
2.3
Bij brief van 1 maart 2019 heeft de minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur (hierna: de minister) klaagster de toegang tot alle dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen en voertuigen van de douane ontzegd voor de duur van zes weken. In die brief staat voor zover hier van belang:
“Tegen u zal een disciplinair onderzoek gestart worden. De toegangsontzegging vindt plaats in verband met de thans gebleken ernst van uw handelen waarbij u tijdens uw arbeidsongeschiktheid, op 14 februari 2019, een container bij All & All Cargo Services en Logistics heeft vrijgemaakt.”
2.4
Bij brief van 12 maart 2019 heeft klaagster de minister verzocht de toegangsontzegging op te heffen, en daartoe het volgende aangevoerd:
“(…) Cliënte ontkent ter stelligste (sic) tijdens haar arbeidsongeschiktheid enige container te hebben vrijgemaakt. Cliënte heeft gezondheidsproblemen en liet haar chef weten op eigen gelegenheid naar het buitenland te willen gaan. Dit daar haar afspraak voor een MRI in mei 2019 is gepland. Haar chef vroeg haar of zij dan haar documenten bij klanten kon ophalen zodat ge-reroute kon worden. Dit hield in dat cliënte onder meer documenten moest ophalen bij All & All Cargo.
Donderdagochtend 14 februari 2019, werd cliënte gebeld door de heer [x] van All & all Cargo met de vraag of zij tussen 12.00 en 13.00 uur een container kon vrijmaken. Hij zei dat hij haar nummer van de klantencoördinator had gekregen. Cliënte heeft gezegd dat zij arbeidsongeschikt was, maar dat zij een collega zou vragen. Cliënte heeft vervolgens contact gehad met collega [y], deze liet weten niet tussen de middag te kunnen, maar wel in de namiddag. Dit heeft zij doorgegeven aan de heer [x]. Die liet vervolgens weten dat het niet door kon gaan, omdat de klantencoördinator de documenten nog had. Vervolgens heeft cliënte haar collega weer gebeld en deze laten weten dat het dus niet meer hoefde.
Cliënte is vervolgens die dag die All & All Cargo de documenten gaan ophalen. Dit zoals gezegd i.v.m. het re-routen van haar werkzaamheden. Toen zij daar aankwam zag zij dat de container open was. Cliënte vond dit vreemd en heeft een foto hiervan genomen. Na enig wachten heeft cliënte vervolgens haar documenten gekregen.
Op vrijdag werd cliënte gebeld door [x] met de vraag of zij de papieren van de container had. Cliënte vroeg welke container en [x] zei tot haar verbazing: “De documenten van de container die je gisteren bij ons hebt vrijgemaakt”. Cliënte liet weten dat zij geen container had vrijgemaakt, maar wel had gezien dat de container open was toen zij bij All & All Cargo aankwam. [X] zei dat hij dat dan verder zelf wel zou uitzoeken.
Cliënte heeft op 14 februari 2019, of enig andere dag dat zij arbeidsongeschikt was geen container vrijgemaakt. Bij All & All Cargo hangen overal beveiligingscamera’s hierop kan nagegaan worden wie de container heeft opengemaakt. Cliënte heeft sterk het vermoeden dat de container zonder douane is vrijgemaakt en zij nu de zwarte piet krijgt toegespeeld.
Cliënte ervaart de thans onrechte opgelegde toegangsontzegging als onnodig bezwarend, nu zij valselijk wordt beschuldigd.
(…)”
2.5
Bij brief van 5 april 2019 heeft de minister de toegangsontzegging met zes weken verlengd.
2.6
Hierna is de bestreden beschikking genomen.
2.7
Klaagster heeft tegen de bestreden beslissing bezwaar gemaakt, en een verzoek gedaan om een beslissing bij voorraad. Bij uitspraak van 1 juli 2019 van de voorzieningenrechter is dat verzoek afgewezen.
2.8
In augustus 2019 is klaagster in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk te verantwoorden ter zake van de haar verweten gedraging.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
3.2
Ingevolge artikel 87, aanhef en onder c, van de Lma kan onverminderd het bepaalde in artikel 82 de ambtenaar door het bevoegde gezag worden geschorst in zijn ambt in andere gevallen, waarin schorsing naar het oordeel van het daartoe bevoegde gezag wordt gevorderd door het belang van de dienst.
De beoordeling
4. In geschil is de vraag of verweerder op goede grond heeft besloten klaagster te schorsen.
4.1
Het gerecht stelt voorop dat de schorsing het karakter heeft van een ordemaatregel die kan worden opgelegd als het ongestoord functioneren van de dienst of het dienstonderdeel door het handhaven van de ambtenaar niet langer verzekerd zou zijn. De beslissing tot schorsing dient door het gerecht te worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden, zoals die zich voordeden ten tijde van het nemen van die beslissing (ex-tunc).
4.2.
Naar vaste jurisprudentie vindt het bevoegde gezag in een hem bekend geworden concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel, als aan de integriteit van de betrokken ambtenaar moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen (vgl. Centrale Raad van Beroep 7 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3512).
4.3.
Wat betreft de vraag of in dit geval voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel bestond, overweegt de ambtenarenrechter dat de maatregel is genomen in verband met een door verweerder opgestart disciplinair onderzoek naar aanleiding van het vermoeden van door klaagster gepleegd plichtsverzuim. Klaagster wordt ervan verdacht dat zij op 14 februari 2019, gedurende dat zij arbeidsongeschikt was, een container van
All & All Cargo Services & Logisticsheeft vrijgemaakt. Deze verdenking staat voldoende concreet in het schorsingsbesluit omschreven, zodat schorsing gedurende het disciplinaire onderzoek in redelijkheid in het belang van de dienst kan worden geacht. De ambtenarenrechter laat zich in het kader van deze procedure niet uit over de vraag of de verdenking terecht is.
5.1
Over de duur van de schorsing is in de bestreden beschikking vermeld dat de schorsing ingaat op de dag na dagtekening van het Landsbesluit en duurt tot de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging. Net als de voorzieningenrechter is ook de ambtenarenrechter van oordeel dat het rechtszekerheidsbeginsel met zich brengt dat een schorsing niet langer duurt dan noodzakelijk en dat in dat verband door verweerder voortvarendheid dient te worden betracht bij de uitvoering van het disciplinaire onderzoek.
5.2
In dit geval is gebleken dat klaagster vanaf 1 maart 2019 niet meer op het werk is verschenen in verband met een haar opgelegde toegangsontzegging. Verder is gebleken dat reeds op 27 februari 2019 een werknemer werkzaam bij
All & All Cargo Services & Logistics,die belast was met het ontladen van de container [nummer], is gehoord over wat zich op 14 februari 2019 heeft voorgedaan en dat klaagster in augustus 2019 is opgeroepen zich te verantwoorden.
Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat het disciplinair onderzoek vertraging heeft opgelopen, vanwege de acties bij de douane en dat verweerder nog in afwachting is van de videobeelden.
5.3
Gelet op het bovenstaande en nu niet is gebleken dat verweerder na augustus 2019 nog enige actie heeft ondernomen in het lopende disciplinair onderzoek, kan naar het oordeel van de ambtenarenrechter, in redelijkheid niet worden volgehouden dat het belang van de dienst het vordert dat de schorsing nog langer voortduurt. In dit kader wordt erop gewezen dat verweerder ook de belangen van klaagster voor ogen dient te houden en daarbij moet streven naar voortvarende afdoening van de kwestie. De nadelige gevolgen van het niet werkzaam zijn voor klaagster acht de ambtenarenrechter in dit verband bovendien onevenredig in verhouding met het doel dat met het voortduren van de schorsing nog wordt gediend.
5.4
De ambtenarenrechter ziet daarom aanleiding om de bestreden beslissing met toepassing van artikel 85 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak op dit punt te wijzigen en te bepalen dat de schorsing duurt tot drie weken na de datum van deze uitspraak.
6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar gegrond is.
7. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van klaagster, tot zover begroot op Afl. 700,- aan gemachtigdensalaris.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het Landsbesluit van 17 mei 2019, No. 16 voor zover het ziet op de duur van de schorsing;
- bepaalt dat de schorsing zal duren tot uiterlijk drie weken na de datum van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 700,- aan gemachtigdensalaris.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van maandag, 27 januari 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.