ECLI:NL:OGEAA:2020:589
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Verlening van een vergunning ingevolge de Vestigingsverordening bedrijven en de vereisten voor een directeursvergunning
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 december 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om verlening van een vergunning ingevolge de Vestigingsverordening bedrijven. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.M. Canwood, had een vergunning aangevraagd voor [persoon A] om als bestuurder op te treden. De minister van Economische Zaken, Communicatie, Energie en Milieu, vertegenwoordigd door mr. M. Jansen, had deze aanvraag afgewezen op basis van het feit dat appellante niet voldeed aan de vereisten voor de verlening van de vergunning.
De minister stelde dat [persoon A] onder categorie B viel, wat betekent dat hij niet in aanmerking kwam voor de vergunning, omdat het bedrijf van appellante nog geen vijf jaar actief was en er geen bewijs was van een reële investering van meer dan Afl. 1.000.000,-. Appellante betwistte deze afwijzing en voerde aan dat zij wel degelijk aan de vereisten voldeed en dat zij een lopend bedrijf exploiteerde. Tijdens de zitting op 2 november 2020 werden jaarverslagen over de jaren 2016 tot en met 2018 overgelegd, maar deze waren niet eerder in de bezwaarprocedure ingediend.
Het gerecht oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij voldeed aan de investeringsvereisten en dat de minister terecht had besloten om de vergunning te weigeren. De rechter benadrukte dat in de bestuurlijke fase de vereiste bewijsstukken moesten worden overgelegd en dat dit niet voor het eerst in de rechtelijke fase kon gebeuren. De uitspraak concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.