ECLI:NL:OGEAA:2020:585

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
AUA201904475
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verzoek om beschikking en afwijzing bezwaar

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.B. Boyce, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op hun verzoek aan de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Dit verzoek, ingediend op 3 april 2019, had betrekking op een onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) naar een ongeval dat op 26 juli 2014 had plaatsgevonden. Appellanten maakten bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op hun verzoek en hebben op 28 december 2019 beroep ingesteld bij het gerecht. Verweerder, vertegenwoordigd door A. Lumenier, diende op 21 februari 2020 een verweerschrift in. De zitting vond plaats op 2 november 2020.

Het gerecht oordeelde dat het uitblijven van een beslissing op het verzoek van appellanten niet kan worden aangemerkt als een beschikking, omdat het verzoek niet op enig rechtsgevolg was gericht. Het gerecht stelde vast dat er ten tijde van het sluiten van het onderzoek geen reële beslissing op het bezwaar was genomen, wat in strijd is met de verplichting van verweerder. Het uitblijven van een beslissing werd gelijkgesteld met een afwijzende beslissing, die niet gemotiveerd was en daarom niet in stand kon blijven.

De rechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden fictieve afwijzende beslissing en verklaarde het bezwaar van appellanten niet-ontvankelijk. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding, begroot op Afl. 350,-, en werd het door appellanten gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hen terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 14 december 2020, met de mogelijkheid voor beide partijen om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 14 december 2020
Lar nr. AUA201904475

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[Appellant],
2.[Appellante],
beiden wonend in Aruba,
APPELLANTEN,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: A. Lumenier (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 3 april 2019 hebben appellanten verweerder verzocht als hierna onder 2.3 vermeld.
Appellanten hebben op 19 augustus 2019 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op dat verzoek.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar hebben appellanten op 28 december 2019 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 21 februari 2020 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 2 november 2020, alwaar zijn verschenen appellanten bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd, en verweerder bij mr. Y. Kaarsbaan occuperende voor de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
1.2
Ingevolge artikel 9, eerste lid, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
Ingevolge het tweede lid wordt het uitblijven van een beschikking binnen de bij of krachtens landsverordening gestelde termijn, of, bij gebreke van een zodanige termijn, het uitblijven van een beschikking binnen twaalf weken nadat daartoe door de belanghebbende een verzoek is ingediend, gelijkgesteld met een afwijzende beschikking.
1.3
Ingevolge artikel 23, eerste lid, kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing, kan daartegen beroep instellen bij het gerecht.
Ingevolge het tweede lid wordt het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift binnen de daartoe gestelde termijn, gelijkgesteld met een afwijzende beslissing.
2. Het gerecht stelt vast dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar is genomen. Verweerder is daartoe wel verplicht. Ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Lar wordt het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld met een afwijzende beslissing. Nu deze afwijzende beslissing niet is gemotiveerd, kan deze niet in stand blijven.
3. Het gerecht ziet voorts aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien. Daartoe wordt als volgt overwogen. Appellanten hebben verweerder bij brief van 3 april 2019 verzocht:
“om het onafhankelijk instituut Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzoek te laten doen naar het ongeval dat op 26 juli 2014 heeft plaatsgevonden”.Dit verzoek strekt niet tot het geven van een beschikking in de zin van de Lar, nu een besluit op een zodanig verzoek niet op enig rechtsgevolg is gericht. Hieruit vloeit voort dat het uitblijven van een beslissing op dat verzoek evenmin kan worden aangemerkt als een beschikking, nu ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Lar slechts het uitblijven van een beschikking wordt gelijkgesteld met een afwijzende beschikking (vergelijk de uitspraak van het gerecht van 3 april 2013, ECLI:NL:OGEAA:2013:9). Onder deze omstandigheden had verweerder het tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek van 3 april 2019 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk dienen te verklaren.
4. Nu appellanten met recht in beroep zijn gekomen en zich bij gemachtigde hebben laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellanten hiertoe noodzakelijke kosten hebben gemaakt. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 350,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700, wegingsfactor 0,25).
5. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van appellanten;
- verklaart het door appellanten tegen de brief van 3 april 2019 gemaakte bezwaar nietontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellanten voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 350,-;
  • gelast dat het door appellanten gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hen wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 14 december 2020, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.