ECLI:NL:OGEAA:2020:580

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
AUA202000978
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verzuim in verantwoordelijkheden en onjuiste invoer van testresultaten

In deze zaak gaat het om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting Stichting Ziekenverpleging Aruba (SZA) en de verweerster, die als patholoog werkzaam was in het laboratorium van het Horacio Oduber Hospitaal te Aruba. De verweerster heeft haar verantwoordelijkheden verzaakt met betrekking tot de uitbesteding van paptesten aan CR Labservices, een onderneming die niet voldeed aan de vereisten om deze testen uit te voeren. De verweerster heeft de resultaten van deze testen onjuist ingevoerd in het PALGA-systeem, waardoor de traceerbaarheid van de resultaten in het geding kwam. De procedure begon met een verzoek van SZA c.s. om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, omdat de verweerster in strijd met de geldende richtlijnen handelde. De rechter heeft vastgesteld dat de verweerster, ondanks haar rol als patholoog, niet de nodige stappen heeft ondernomen om te waarborgen dat de uitbesteding aan een bevoegde partij plaatsvond. Bovendien heeft zij de invoer van testresultaten via anonieme accounts gefaciliteerd, wat in strijd is met de Praktijkrichtlijn. De rechter concludeert dat de verweerster haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst grovelijk heeft veronachtzaamd, wat leidt tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder recht op vergoeding. De uitspraak werd gedaan op 16 juli 2020, waarbij de verweerster werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Beschikking van 16 juli 2020
Behorend bij AUA202000978 EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:

1.de stichting STICHTING ZIEKENVERPLEGING ARUBA,

te Aruba,
2. de stichting
FUNDACION SERVICIO LABORATORIO MEDICO ARUBA,
VERZOEKSTERS,
hierna gezamenlijk ook te noemen: SZA c.s. en afzonderlijk SZA respectievelijk FSLMA;
gemachtigde: de advocaat mr. J.L. Peterson,
tegen:
[verweerster],
te Aruba,
VERWEERSTER,
hierna ook te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 10 juni 2020 blijkt uit de tussenbeschikking van die datum. De in die beschikking bepaalde mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juni 2020. Bij brief van 24 juni jl. heeft SZA c.s. producties toegezonden.
1.2
De datum voor de beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verweerster] is voor 1 januari 2017 op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst getreden van SZA in de functie van patholoog. SZA exploiteert het Horacio Oduber Hospitaal te Aruba (hierna: het ziekenhuis). [verweerster] voert haar werkzaamheden uit in het laboratorium van het ziekenhuis.
2.2
Sinds 1 januari 2017 wordt het laboratorium in het ziekenhuis geëxploiteerd door FSLMA. Na 1 januari 2017 is [verweerster] haar werkzaamheden ongewijzigd blijven uitoefenen in het laboratorium. Een door FSLMA opgestelde (en namens FSLMA ondertekend) concept van een arbeidsovereenkomst tussen FSLMA en [verweerster] is door [verweerster] niet ondertekend.
2.3
Op 18 april 2017 is de onderneming [naam onderneming], handelend onder de naam XLT Diagnostics (hierna: XLT), opgericht. Bestuurder van XLT is de heer [bestuurslid]. De aandelen in XLT worden gehouden door [verweerster].
2.4
In het laboratorium worden onder de verantwoordelijkheid van de patholoog in opdracht van artsen uit het ziekenhuis onder meer zogenaamde paptesten uitgevoerd. Indien in de afgelopen jaren de capaciteit van het laboratorium onvoldoende was om alle aangevraagde paptesten zelf uit te voeren, werd de uitvoering van die paptesten ook wel uitbesteed aan derden. In dat kader zijn er tot medio 2018 testen uitbesteed aan XLT. In verband daarmee is op 14 augustus 2018 een offerte van XLT door de heer [lid RvB] van de Raad van Bestuur van SZA en FSLMA ondertekend (verweerschrift, prod. 3).
2.5
Op 26 november 2018 heeft FSLMA een overeenkomst van opdracht gesloten met CR Labservices (hierna: CR) te Rijswijk (Nederland) voor het uitvoeren van paptesten in opdracht van FSLMA. CR is een eenmanszaak die wordt gedreven door de echtgenote van de heer [labmanager] (hierna: [echtgenote labmanager). [echtgenote labmanager] was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tussen CR en FSLMA de labmanager van FSLMA. CR had niet de kennis en apparatuur in huis om de paptesten zelf uit te voeren.
2.6
De uitvoering van de testen werd door CR op haar beurt uitbesteed aan XLT. De aldus door CR aan XLT uitbestede testen werden feitelijk door [verweerster] uitgevoerd. De werkzaamheden van [verweerster] werden door XLT aan CR gefactureerd.
2.7
In opdracht van [verweerster] zijn, onder de benaming cervix 1, cervix 2, cervix 3 en cervix 4, vier accounts aangemaakt (hierna gezamenlijk aan te duiden als: de cervix-accounts) waarmee toegang kon worden gekregen tot het computersysteem van FSLMA. Dit is het zogeheten PALGA-systeem waarin alle patiëntgegevens en onderzoeksresultaten worden opgeslagen. [verweerster] maakte gebruik van deze cervix-accounts om de resultaten van de door haar ten behoeve van XLT uitgevoerde testen in het PALGA-systeem in te voeren.
2.8
Nadat bij SZA c.s. bekend was geworden dat de door FSLMA aan CR uitbestede paptesten feitelijk door [verweerster] werden uitgevoerd, is in opdracht van SZA c.s. door het bureau SRA-Caribbean & Partners een onderzoek verricht naar de gang van zaken rond de uitbesteding. SRA-Caribbean & Partners heeft in verband met dit onderzoek een rapport d.d. 19 december 2019 opgesteld (hierna: het rapport; verzoekschrift, prod. 10).

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
SZA c.s. verzoeken het gerecht om de arbeidsovereenkomst tussen [verweerster] en FSLMA dan wel - voor het geval door het gerecht wordt geoordeeld dat de arbeids-overeenkomst tussen [verweerster] en SZA niet van rechtswege op FSLMA is overgegaan - om de arbeidsovereenkomst tussen [verweerster] en SZA te ontbinden, kosten rechtens.
3.2
Aan dit verzoek leggen SZA c.s. het volgende ten grondslag. Nadat in 2018 het uitvoeren van paptesten door FSLMA was uitbesteed aan XLT, hebben SZA c.s. aan [verweerster] laten weten dat zij het niet langer wenselijk vonden dat uitbestede werkzaamheden feitelijk door [verweerster] werden uitgevoerd. [verweerster] is vervolgens de spil dan wel de stuwende kracht geweest (verzoekschrift, pag. 5) achter de uitbesteding van de paptesten aan CR, waardoor werd verhuld dat [verweerster] feitelijk de paptesten bleef uitvoeren. Behalve dat zij aldus bewust en bedrieglijk het verbod heeft overtreden om nog langer als nevenwerkzaamheid paptesten ten behoeve van FSLMA uit te voeren, heeft zij door de wijze waarop de uitbesteding en de uitvoering van de werkzaamheden plaatsvond ook andere voor haar geldende normen overtreden. Zo had CR geen bevoegd patholoog in dienst, zodat CR niet zelf de mogelijkheid had om de paptesten uit te voeren, terwijl dat op grond van de richtlijnen wel een vereiste was. Om die reden had het verrichten van de paptesten niet aan CR mogen worden uitbesteed. Voorts waren de cervix-accounts anoniem, hetgeen in strijd is met de normen die gelden voor de uitvoering en verwerking van paptesten.
3.3 [
verweerster] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek dan wel tot het toekennen van een passende vergoeding indien het verzoek wordt toegewezen. Zij voert daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan. [verweerster] was niet betrokken bij de oprichting van CR en bij de uitbesteding van de testen door FSLMA aan CR. [verweerster] is op een gegeven moment door [labmanager] gevraagd of zij testen in opdracht van CR wilde uitvoeren. Het is door SZA c.s. nimmer aan [verweerster] verboden om nevenwerkzaamheden te verrichten. Integendeel, in een gesprek in juli 2018 met de heer [lid RvB] van de raad van bestuur (van zowel SZA als FSLMA) is uitdrukkelijk toegestaan dat [verweerster] via XLT testen uitvoerde die door FSLMA waren uitbesteed (cvd, 10). Daartoe heeft de heer [lid RvB] op 14 augustus 2018 nog een offerte van XLT ondertekend.

4.DE BEOORDELING

Ten aanzien van de overgang van de onderneming en de arbeidsovereenkomst
4.1
Volgens SZA c.s. is FSLMA op 1 januari 2017 operationeel geworden en heeft zij vanaf dat moment de exploitatie van het laboratorium van SZA overgenomen. Om die reden is FSLMA als werkgever partij bij de overeenkomst en is zij ook de partij die belang heeft bij toewijzing van het ingediende verzoek. Volgens [verweerster] heeft SZA slechts een aantal personeelsleden aan FSLMA ter beschikking gesteld, waaronder [verweerster] (naar het gerecht begrijpt).
4.2
Naar het oordeel van het gerecht hebben SZA c.s. voldoende aannemelijk gemaakt dat FSLMA met ingang van 1 januari 2017 de exploitatie van het laboratorium heeft overgenomen. Dit volgt onder meer uit artikel 3 van de door SZA c.s. overgelegde statuten van FSLMA (verzoekschrift, prod. 2), waarin is bepaald dat FSLMA haar doel tracht te verwezenlijken door middel van het exploiteren van een laboratorium. Naar het oordeel van het gerecht kan het overdragen van het laboratorium door SZA aan FSLMA als zelfstandige rechtspersoon en het feit dat het laboratorium sedert de overdracht daadwerkelijk door FSLMA wordt geëxploiteerd, worden aangemerkt als een overgang van de onderneming als bedoeld in artikel 7A:1615dc BW. Dat betekent dat ook de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst van rechtswege van SZA op FSLMA zijn overgegaan. Dat [verweerster] nimmer een nieuwe arbeidsovereenkomst heeft ondertekend, hoewel deze wel door FSLMA ter ondertekening aan [verweerster] was voorgelegd, brengt niet mee dat de overgang van rechtswege van de arbeidsovereenkomst geacht moet worden niet te zijn ingetreden. Het op dit punt door [verweerster] gevoerde verweer wordt dan ook verworpen. Het gerecht begrijpt uit de stellingen van SZA c.s. dat SZA slechts als verzoeker is opgetreden voor het geval door [verweerster] het verweer zou worden gevoerd dat SZA de werkgever is en dit verweer ook zou slagen. Nu dit verweer van [verweerster] niet slaagt, verstaat het gerecht dat aan de voorwaarde voor het instellen van het verzoek van SZA niet is voldaan, zodat ten aanzien van SZA niet op het verzoek behoeft te worden beslist.
De aan [verweerster] gemaakte verwijten
4.3
Bij de beoordeling van de vraag of [verweerster] ten aanzien van de uitbesteding van de werkzaamheden aan CR en het verrichten van paptesten door [verweerster] in opdracht van CR (via XLT) verwijtbaar heeft gehandeld en of dit verwijtbare handelen een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, geldt het volgende.
- de wijze waarop de uitbesteding heeft plaatsgevonden
4.4
Volgens SZA c.s. had CR niet de expertise in huis om zelf de paptesten uit te voeren (verzoekschrift, 17en 24) en daarmee voldeed CR niet aan de vereisten die in verband met de uitbesteding door FSLMA worden gesteld aan laboratoria waaraan de uitvoering van paptesten wordt uitbesteed (verzoekschrift, 15 punt 4). Uit de toelichting die door SZA c.s. ter zitting is gegeven, begrijpt het gerecht dat deze eis volgens SZA c.s. onder meer voortvloeit uit de Praktijkrichtlijn, versie 2.0 (verzoekschrift, prod. 7), paragraaf 4.1. Hierin is vermeld dat de leiding van het laboratorium (aan welke wordt uitbesteed) in handen dient te zijn van een patholoog die een geldige registratie heeft bij de Medische Specialisten Registratie Commissie (MSRC). Ook [verweerster] heeft ter zitting bevestigd dat het laboratorium (aan welke wordt uitbesteed) geleid moet worden door een patholoog die BIG dan wel RGS geregistreerd is en dat zij een analist in dienst moeten hebben die bevoegd is om de testen te doen. [verweerster] heeft niet betwist dat CR geen patholoog in dienst had en ook overigens geen expertise en apparatuur in huis had om de paptesten zelf uit te voeren.
Daarmee staat vast dat CR niet voldeed aan de vereisten die op grond van de Praktijkrichtlijn 2.0 aan een laboratorium worden gesteld en dat de uitvoering van de paptesten niet aan CR had mogen worden uitbesteed.
4.5
Van de zijde van SZA c.s. is gesteld dat [verweerster] als patholoog c.q. laboratoriumspecialist verantwoordelijk was voor de selectie en het monitoren van leveranciers van diensten (cvr, 27) en dat zij er conform de Praktijkrichtlijn op moest toezien dat de externe laboratoria voldeden aan de vereisten die daaraan werden gesteld (cvr, 28). Ter zitting heeft [verweerster] de juistheid van deze stelling (meerdere keren) uitdrukkelijk erkend.
4.6 [
verweerster] heeft op dit punt als verweer aangevoerd dat zij door de labmanager en de raad van bestuur niet betrokken werd bij de selectie van CR en dat zij na het sluiten van de overeenkomst met CR voor een voldongen feit werd gesteld. Kennelijk is [verweerster] van oordeel dat het haar niet toerekenbaar is dat zij haar verantwoordelijkheden op dit punt niet heeft waargemaakt. Dit verweer van [verweerster] wordt door het gerecht verworpen. Ter zitting heeft [verweerster] verklaard dat het haar taak als patholoog is om bij de verzending van paptesten naar een extern laboratorium de begeleidende brief te maken. Indien het al juist is dat zij niet op de hoogte was van de raamovereenkomst die FSLMA met CR had gesloten met betrekking tot de uitbesteding van paptesten, dan had zij zich in ieder geval op het moment van het verzenden van de paptesten aan CR behoren te vergewissen of CR bevoegd was om de testen uit te voeren. Indien zij dat had gedaan, dan had zij bemerkt dat CR niet aan de vereisten voor het uitvoeren van paptesten voldeed en dat de uitvoering van die testen dus niet aan CR kon worden uitbesteed. Dat zij zich op het moment van verzenden van de paptesten niet had gerealiseerd of CR al dan niet bevoegd was, zoals door haar ter zitting nog naar voren gebracht, komt voor haar rekening.
4.7
Het voorgaande betekent dus dat [verweerster], waar het de inschakeling van CR betreft, de verantwoordelijkheden die zij als patholoog had op het punt van de selectie van externe laboratoria die werden ingeschakeld bij de uitvoering van de paptesten, heeft verzaakt.
- het gebruik van de cervix-accounts
4.8
Volgens SZA c.s. heeft [verweerster] opdracht gegeven om de cervix-accounts aan te maken. Deze accounts zijn gebruikt om de resultaten van de aan CR uitbestede testen in te voeren in het PALGA-systeem van FSLMA. Omdat het anonieme accounts betreft, is in het PALGA-systeem niet traceerbaar welke analist de screening heeft gedaan en welke patholoog de uitslag heeft geautoriseerd, aldus SZA c.s. Herleidbaarheid van zowel de analist als de patholoog die de paptesten hebben gedaan, is fundamenteel en is vastgelegd in de Praktijkrichtlijn (verzoekschrift, 15 punt 12; cvr, 13 en 14). Ter zitting heeft SZA c.s. op dit punt verwezen naar hoofdstuk 12 van de Praktijkrichtlijn. Zij heeft haar stelling voorts onderbouwd door te verwijzen naar resultaten van paptesten die niet via CR zijn uitgevoerd; in die resultaten is behalve de naam van de patholoog ook de naam dan wel zijn de initialen van de analist vermeld. Omdat ten aanzien van de via een cervix-account ingevoerde resultaten niet herleidbaar was welke patholoog en welke analist de paptesten hadden beoordeeld, was FSLMA genoodzaakt om een groot aantal testen opnieuw te laten uitvoeren. Dit was niet alleen financieel nadelig voor FSLMA, maar betekende ook een belasting van de patiënten die langer op een uitslag moesten wachten.
4.9 [
verweerster] heeft ter zitting aangevoerd dat zij de cervix-accounts heeft laten aanmaken zodat er binnen het systeem kon worden onderscheiden welke paptesten intern waren gedaan en welke extern. Ieder account werd door meerdere analisten gebruikt. Daarnaast werden de accounts ook gebruikt door pathologen. De pathologen die van de cervix-accounts gebruik maakten, moesten de gegevens altijd op naam invoeren. De analisten waren niet herleidbaar. Volgens [verweerster] hoefde de analist die de screening had gedaan, niet in het systeem te worden vermeld (cvd, 18). Voldoende was dat de verantwoordelijke patholoog wist wie de screening heeft gedaan. In het geval van de aan CR uitbestede paptesten was [verweerster] zelf de verantwoordelijk patholoog en zij wist welke analist de screenings had uitgevoerd. Daarmee was aan de geldende normen voldaan, aldus [verweerster].
4.1
Met SZA c.s. is het gerecht van oordeel dat uit de Praktijkrichtlijn volgt dat in het verslag van de test de naam, de initialen of de screencode van zowel de analist als de verantwoordelijke patholoog moet worden vermeld. In paragraaf 12.1 is immers vermeld:
“Het verslag dient alle van belang zijnde informatie te bevatten. (…) De volgende onderwerpen dienen tevens in het verslag voor te komen.
(…)
- naam, initialen of screencode van de beoordelaars (cytodiagnostisch medewerkers)
en verantwoordelijke patholoog. (…)”
4.11
Naar het oordeel van het gerecht is in deze procedure aannemelijk geworden dat ten aanzien van de paptesten die aan CR zijn uitbesteed de naam van de analist niet in het PALGA-systeem is geregistreerd. Niet alleen heeft [verweerster] de stellingen van SZA c.s. dienaangaande onvoldoende weersproken, ook uit haar eigen stellingen volgt impliciet dat de naam van de analist die bij de screening van de testen betrokken was, niet was ingevoerd. Het is immers één van de verwijten van SZA c.s. aan [verweerster] dat de naam van de analist die betrokken was bij de screening van de aan CR uitbestede paptesten niet in het PALGA-systeem was vermeld en dat pas in deze procedure de naam van die analist door [verweerster] bekend is gemaakt. [verweerster] stelt (zie onder meer cvd, 7) dat zij de naam van de analist destijds tijdens het onderzoek door SRA-Caribbean & Partners niet bekend heeft gemaakt, omdat zij de betreffende analist (die ook bij FSLMA in dienst was) wilde beschermen. Een dergelijk zwijgen van [verweerster] was zinloos, zo concludeert het gerecht, indien de naam van de analist conform de procedure in het PALGA-systeem was vermeld.
4.12
Daarmee is er ten aanzien van de invoering van testresultaten via de cervix-accounts in strijd met de normen uit de Praktijkrichtlijn gehandeld. Hierdoor konden de resultaten van de testen die via CR waren uitbesteed, niet worden gebruikt. Dit is aan [verweerster] verwijtbaar. Zij heeft immers de opdracht gegeven om de accounts te openen, zodat deze misstand heeft kunnen plaatsvinden. Zij was er als patholoog binnen FSLMA voor verantwoordelijk om naleving van de Praktijkrichtlijn (ook ten aanzien van uitbestede testen) te handhaven. En zij was ook de patholoog die ten behoeve van CR de paptesten uitvoerde, zodat zij ook uit dien hoofde er op moest toezien dat de geldende richtlijnen werden nagekomen. Dat [verweerster] de naam van de analist wist, zoals door haar nog is gesteld, en deze door haar bekend gemaakt kon worden, doet aan dit oordeel niet af. De op dit punt geldende normen dienen er voor om te garanderen dat de betreffende gegevens, onafhankelijk van de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de testen, uit het systeem kunnen worden afgeleid. De weigering van [verweerster] om de naam van de analist bekend te maken, toont juist aan dat er alleen zekerheid is dat de namen van de betrokken analisten kunnen worden achterhaald, indien dit in het verslag wordt vermeld en in het computersysteem wordt opgenomen.
- de intenties van [verweerster] bij de uitbesteding aan CR
4.13
Kern van het verwijt van SZA c.s. jegens [verweerster] is dat zij actief betrokken was bij de uitbesteding van de paptesten aan CR, teneinde op die manier te verhullen dat zij via haar bedrijf XLT paptesten ten behoeve van FSLMA bleef uitvoeren. Op die manier heeft zij volgens SZA c.s. beoogd het verbod te omzeilen om nog langer in haar vrije tijd de door FSLMA uitbestede paptesten uit te voeren. Volgens [verweerster] daarentegen is het haar helemaal niet verboden om via XLT de door FSLMA uitbestede paptesten uit te voeren. Zij heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar een bespreking in juli 2018 met de heer [lid RvB] van de raad van bestuur en naar een door [lid RvB] van XLT afkomstige ondertekende offerte d.d. 14 augustus 2018. Zonder bewijslevering, waarvoor in het kader van deze (op snelheid gerichte) ontbindingsprocedure in beginsel geen ruimte is, is naar het oordeel van het gerecht niet aannemelijk geworden dat de uitbesteding van de paptesten aan CR is geschied op initiatief van [verweerster] om op die manier te verhullen dat zij het (volgens SZA c.s.) aan haar medegedeelde verbod om nog langer via XLT paptesten voor FSLMA uit te voeren, overtrad. Voor de beoordeling van het door SZA c.s. ingediende verzoek acht het gerecht dit onderdeel van het geschil echter niet relevant, zodat al hetgeen partijen op deze punten hebben gesteld geen beoordeling behoeft. Daartoe geldt het volgende.
Conclusie
4.14
Uit het voorgaande is gebleken dat er gedurende een aantal maanden sprake is geweest van een uitbesteding van paptesten aan CR. In totaal zijn er in deze periode, zo staat tussen partijen vast, 1050 paptesten aan CR uitbesteed. CR had niet de expertise en de bevoegdheid om die paptesten uit te voeren. Om die reden had op grond van de Praktijkrichtlijn de uitvoering van die testen niet aan CR mogen worden uitbesteed. Als patholoog binnen FSLMA was het de verantwoordelijkheid van [verweerster] om de naleving van de regels in de Praktijkrichtlijn op dit punt te handhaven. Ervan uitgaande dat [verweerster] geen enkele betrokkenheid had bij CR, zoals zij zelf stelt, had [verweerster] er vanaf het moment van uitbesteden van de tests geen zicht meer op of CR de tests vervolgens liet uitvoeren door een daartoe bevoegd laboratorium. Dat in de praktijk de tests via XLT werden uitbesteed aan [verweerster] zelf, doet aan dit oordeel niet af. XLT dan wel [verweerster] konden immers niet afdwingen dat CR de paptesten door XLT zou laten uitvoeren. Vervolgens is bij de invoering van de testresultaten via de cervix-accounts in strijd met de Praktijkrichtlijn niet de naam dan wel de gegevens van de screenende analist vermeld. Hierdoor waren de testresultaten van de aldus ingevoerde testen onbruikbaar.
4.15
Het was de verantwoordelijkheid van [verweerster] om de naleving van de Praktijkrichtlijn op het punt van de uitbesteding van de paptesten te handhaven. Datzelfde geldt ten aanzien van de invoering van de testresultaten. Het valt aan [verweerster] te verwijten dat zij naleving van de Praktijkrichtlijnen op genoemde onderdelen niet heeft gehandhaafd. Juist omdat zij via XLT actief betrokken was bij het uitvoeren van de paptesten had zij zich (indien het sluiten van de raamovereenkomst tussen FSLMA en CR inderdaad buiten haar was omgegaan) moeten afvragen waarom CR niet zelf de testen uitvoerde en of zij daartoe dan wel bevoegd was. Er was voor haar dus voldoende aanleiding om onderzoek te doen naar die uitbesteding aan CR en om deze vervolgens te beëindigen. Ten aanzien van het invoeren van de testresultaten via de cervix-accounts zonder vermelding van de gegevens van de analist geldt dat zij dit zelf heeft gedaan, zodat dit om die reden zonder meer verwijtbaar is.
4.16
Het gerecht is van oordeel dat [verweerster] door het verzaken van haar verantwoordelijkheden ter zake van de uitbesteding van de paptesten en de onjuiste invoering van de resultaten, de verplichtingen die de arbeidsovereenkomst op haar legt, grovelijk heeft veronachtzaamd in de zin van artikel 7A:1615p lid 2 aanhef en onder k BW, mede gezien haar eigen actieve rol die zij bij de uitvoering van de uitbestede paptesten heeft gespeeld. Haar handelwijze heeft dan ook te gelden als een dringende reden in de zin van artikel 7A:1615o BW indien de dienstbetrekking op die grond onverwijld was geëindigd. Dat betekent dat er sprake is van gewichtige redenen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, zonder dat aan [verweerster] ten laste van FSLMA een vergoeding wordt toegekend. Het door FSLMA ingediende verzoek zal hierna dan ook worden toegewezen.
4.17 [
verweerster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van FSLMA worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, aan Afl. 179,14 aan explootkosten en op Afl. 3.750,00 aan salaris van gemachtigde, in totaal derhalve op 4.379,14.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen FSLMA en [verweerster] met ingang van 17 juli 2020;
5.2
veroordeelt [verweerster] in de kosten van de procedure, die aan de zijde van FSLMA worden begroot op Afl. 4.379,14.
Deze beschikking is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 16 juli 2020 in aanwezigheid van de griffier.